Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland) (1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.85 MB)

Scans (15.08 MB)

ebook (3.02 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland)

(1906)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 22]
[p. 22]

Trots.

Bezorgd, hoofdpijn-achtig van tobben nu al den héélen dag, knielde juffrouw Bik voor de kachel, begon door het luchtgat te blazen.

De rook sloeg zachtjes-walmend terug, drensde door de reten op zij. Rookerige stank was in de kamer.

In de kachel knetterde het alsof versche broodkorsten gekruimeld werden.

Juffrouw Bik, niet meer blazend, bleef dof naar den leegen aschbak kijken, de handen in de deuk van haar schoot.

Het was om je zelf doód te wenschen. Zóó'n tegenspoed met 'n man, die voor elke duizend gemetselde steenen tachtig cente kreeg - às er werk was. As.

‘Zijn jullie-daar?’ -, schrikte ze op.

Pietje en Jetje, nog hand in hand, kwamen de trap op, Pietje een ventje van vijf, Jetje een meisje van zeven

Jetje droeg niets.

Dat had ze wel gedacht. Die gierige, vrekkige, lammenadige bakker, die nog geen twéé gulden kreeg.

‘Wat zei-ie?’ vroeg juffrouw Bik, het kind half afsnauwend.

‘Hij zei: eerst de cènte’...

[pagina 23]
[p. 23]

‘Heb-ie 'm dan niet gezeid dat 'k vanavond zèlf zou kommen betalen? Stommerik!’...

‘Ja, dat zei ik, moe... En toen zei die, zeg an je moeder da'k niks meer mee geef... Toen zei ik’...

‘Nou, hou maar je mond!’ -, snauwde juffrouw Bik: ‘'k weet al genoeg’...

Ze blies wèer in het vuur dat lustiger van knettering werd, stond op, vulde den ketel, zette dien in het ronde gat, begon wat vaatwerk te wasschen. Ze huilde haast. Het werd tè erg, niet meer te dragen. God dee hard met arme menschen. Zoò was 't nog nooit geweest, zoo-lang ze getrouwd was. Niks meer in huis, geen zout, geen aardappelen, geen crediet bij den bakker. Even zakte haar hoofd lusteloos weg tegen het beschot, stompte ze de warme hand tegen de oogen. Die stùmpers van kinderen. Maar in-eens schokte ze vinnig recht.

Bóven ging een deur open, dicht.

Juffrouw Eekhout, dat druktemakend dier van twée-hoog, kwam de trap af. Daar had je 'r met d'r zoetsappig, valsch smoel.

‘Dag juffrouw’...

‘Dag, juffrouw’...

‘Ik mot nog effen uit... Kijk me die slagersjongen nou is 'n gemeen stukkie klapstuk gebracht hebben!... Kijk me is wat 'n been!... Dat zal 'k 'm nou is fijntjes terug brengen... Wat zeg u? Heb 'k gelijk of niet?’...

‘Of u gelijk het,’ knikte juffrouw Bik: ‘'t is erreg onvoordeelig... En wat 'n vèt... D'r blijft niks van over as je 't braait’...

‘Nee, 't is niet om te braaien... We eten hutspot. Daar is mijn man dol mee... Ja, ik laat me daar villen! Ik betáál 'r toch voor! Betáál 'k 'r voor, ja of nee? Let u nou is op met wat 'n pràchtig stukkie 'k terugkom.... O je mot zoo op je tellen passen

[pagina 24]
[p. 24]

met die slagers.... Dag Piet-ie-iet!.... Dag Je-è-èt!.... Kan je niet dàg zeggen....’

Het hoofd zakte de trap af. Geprikkeld, kwaadaardig bewreef juffrouw Bik het vaatwerk. Wat 'n dier van 'n mensch! Met d'r stukkies vleesch! Alles wat ze haalde liet ze an de buren zien, alsof 't 'n mirakel was. Ik betaal 'r toch voor! Ik betaal 'r toch voor! Je zou d'r zoo van de trappen smijten. Met d'r Judassmoel, net asof ze zeggen wou: ìk betaal alles en jij heb schuld. En hoe ze rondkeek. De heele kamer nam ze in 'n wip op. En d'r gluuperig kijken na de kachel waar geen éen pot op stond tegen etenstijd. Dat wijf. Dat wijf met d'r kàle bereddering. 't Vleesch liet ze alleen zien om je te temteeren, om je is goed te laten merken dàt je niks had. En Pietje die 'r laatst op visite was geweest en drie boterhammen gegeten had omdat-ie zoo'n honger had.... En met wat 'n pleizier dat dier 't oververteld had an al de menschen van 't huis.

In nadenken, opgehitst, verwoed, stond juffrouw Bik bij den gootsteen. Strakkies had je wèer d'r bezoek.... Strakkies.... Strakkies.... Alsof ze een klap had gekregen liep ze vlug naar de kast, greep den blankgeschuurden grooten ijzeren pot bij het hengsel, vulde hem met water, nam den ketel van de kachel, zette den pot op het ronde gat. Dan stak ze een potlepel in het water, lei het zinken deksel op den pot. En op het twééde gat van de vierkante kachel plaatste ze een kleineren pot, oòk met water, dekte hem toe.

Zoo. Nou most ze maar ràjen wát 'r in was. Nou kon ze an iedereen vertellen dat 'r twéé potten op 't fornuis stonden. Dat dier. Dat loeder.

Bij het raam speelden de kinderen met een dominospel van witte houtjes dat Bik zelf gesneden en geverfd had.

[pagina 25]
[p. 25]

‘As de juffrouw van boven strakkies hier komt - en 'k spreek met 'r, dan hou je je mònd versta je, Piet?’

‘Ja moe.’

‘Geen woord zeggen, hoor! Anders krijg-ie voor je broek....’

‘Ja moe....’

De houten steenen rammelden over de tafel en op de trap had je geloop. Net alles bijtijds. Het vrindelijk gezicht van juffrouw Eekhout verscheen het eerst. Dan kwam de boodschappenmand met het vleesch in grauw-geel nattig papier, nòg wat zakjes en een half brood. O, dat halve brood, waaraan zes centen meel en een kapitaal kwaadspreken vastzat!

‘Daar ben 'k al weer.... En nou mot u is kijken wàt 'n lappie.... wat 'n pracht van 'n lappie.... Ze motten mijn te pakken nemen.... Dan zijn ze net an 't goeie adres!... Nou?... Da's me'n verschil, hè?’...

Uit het papier wikkelde ze een mooi klapstuk met één enkele dunne rib.

‘Of u gelijk het,’ zei juffrouw Bik: ‘ik ga ook altijd zelf na de slager. As je maar brèngen laat, ben je bon af’....

‘Niewaar? Ze doen maar raak... Da's net eender of 'k zèlf me suiker haal òf Annetje van juffrouw Prins, die wel is boodschappen voor me doet. Nou wéét 'k da'k 'n half pond heb, niewaar?... En met brood?... As je zèlf komt stopt-ie je geen oudbakken goed in je handen. Ik láát me niks in me handen stoppen’....

Rustig pratend hield zij de boodschappenmand onder den arm, keek naar het fornuis, 't dier....

‘Ja ik heb me soepie vast opgezet,’ zei juffrouw Bik, genoeglijk knikkend: ‘me man is dol met

[pagina 26]
[p. 26]

soep - nou en soep kan je niet èlke dag geven, wat? - as 'k zijn zin dee dan kookte 'k èlke dag soep - maar ik lus geen soep elke dag. An soep eet je je zoo gauw tegen’....

‘Da's wel waar’, glimlachte juffrouw Eekhout - (zoo'n echt judas-lachie waar je vingers bij jeukten).

‘... Maar om 'm vandaag nou is te plezieren,’ vervolgde juffrouw Bik, heel lief, heel innemend: ‘heb 'k 'n lekker soepie voor 'm klaar gemaakt, 'n rijkeluissoepie hoor. Al zeg 'k 't zelf, d'r is niemand die soep weet te koken as ik. 'k Heb vier jaar gediend op de Keizersgracht bij menschen die wijn an d'r dienstbooien gaven. Nou en dàar leer je 't koken hoor’...

‘Dàt zou ik ook meenen,’ knikte juffrouw Eekhout naar den pot kijkend: en wat doe u d'r zoo al in?’...

‘Nou van alles... 'n Pond mager vleesch an één stukkie - en 'n dubbeltje beentjes.... Me man is dol met 'n mergpijp... Daar maak 'k 'm gelukkig mee... Nou en dan doe 'k 'r wat gehakt bij... 'n onsie gehakt, begrijp u... balletjes... en verder de soepgroentes’...

‘Doe u d'r zuring ook bij?’

‘As 't te krijgen is graag hoor... De groentes geven de smaak an je soep... Wacht ik zal is effen roeren’...

Juffrouw Eekhout, steeds welwillend glimlachend ('t mensch lachte àltijd), stond in den deurpost. Juffrouw Bik, zeker van doen, lichtte het deksel op dat juffrouw Eekhout alleen het blankgeschuurd zink zag, roerde zachtjes-liefkozend.

Pietje bij het raam knuffelde plots de vuistjes tegen het gezicht, begon luidruchtig te schaterlachen.

‘O die moé... O die’...

‘Wil je je bakkes houen!’, zei moeder wit-wor-

[pagina 27]
[p. 27]

dend. Haar oogen bliksemden het kind tot angstig zoet-zijn.

‘Wat is d'r Piet, lieve jongen?’ suste juffrouw Eekhout. Maar juffrouw Bik, bedrijvig, viel haar in de rede.

‘.... Die kinderen, ziet u!... Die kinderen kunnen nooit d'r mond houen as groote menschen praten... Wat is d'r nou làmmer as dat 'n kind overal z'n neus in steekt, niewaar?’

IJverig liep ze naar de keukenkast, nam den leegen Keulschen zoutpot, greep er in, wierp een hand zout in de soep:

‘.... Ik hou van 'n hartig soepie, wat na den hartigen kant... En wil u nou wel gelooven dat 'k 'n half uur noodig heb om te schuimen... Vet op soep daar wor 'k misselijk van... Nou, daar zal Bik an smullen... Soep waar-die zoo verzot op is èn soepevleesch na met aardappelen en 'n slaatje... Daar kan-die 't mee stellen, vin u niet?’...

‘Nou dat zou 'k méénen,’ zei juffrouw Eekhout geërgerd. (Je kon 't 'r an zien. Ze keek zoo echt vàlsch).

‘Moe... Moe-oe-oe! -, begon Jetje, van haar stoel opwippend.

‘Op je plaats! Blijf zitten! En stil spelen met Piet!’, kommandeerde moeder: ‘niet overal je neus in steken! Strakkies heb-ie ook zoo stom je boodschap bij den bakker gedaan, domme meid!... Niks kan ik je laten doen.... 't Is me 'n toer, juffrouw, om kinderen groot te brengen. U mag van geluk spreken, dat ù ze niet het...’ (Nou diè kon ze in d'r zak steken. Zoolang ze getrouwd was, had ze geen kind gekregen).

‘Ja. Ja,’ zei de buurvrouw: ‘ja, ja. Nou ik ga weer is na me potje kijken. As me hutspot anbrandt is 't hommelen as me man thuis komt.... Nou dag

[pagina 28]
[p. 28]

juffrouw... Dag Jet... Dag Piet... Kom-ie weer is bij me op visite, jongen?... Dàg!...

Grimmig keek juffrouw Bik haar achterna. 't Varken. Met d'r streken om zoo lief Pietje nog is te inviteeren!...

Maar vandaag had ze 'r geen lol van gehad. Wat had ze op d'r neus staan kijken - met d'r kàle bluf - asof 't 'n wonder was 'n stukkie klapstuk te koopen - die floddermadam...

Stroef stond ze bij de kachel, overleggend - overleggend - As ze 't zelf nog is bij den bakker probeerde - of Jetje naar 'n ànderen bakker zond - naar 'n anderen - en 't kind d'r les goed leerde - om te zeggen, dat ze 't geld onderweg verloren had - - -


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken