Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland) (1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.85 MB)

Scans (15.08 MB)

ebook (3.02 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland)

(1906)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 29]
[p. 29]

Emilie Culp.

Voor haar dochtertje.

Vergunt me, vrouwen van Holland, dat ik op een òngewonen dag, u wat verhaal van het leven dezer groote stad - en laat mij het voor het ee rst in deze rubriek over iemand hebben, die wij allen eenigszins òf beter kennen.

 

Zoo héel lang is het niet geleden, dat het specialiteiten-gezelschap van Mulder voorstellingen in den Parkschouwburg gaf.

Ik herinner mij destijds een paar uur naar het doen dier ‘specialiteiten’ gekeken te hebben, en van dien avond is mij het optreden van Emilie Culp sterk bijgebleven.

Het gordijn werd gehaald, Het programma vermeldde Me juffrouw Emilie Culp, Hollandsche Soubrette en zoo wat iedereen wist dat er nu een beschaafde voordracht zou komen van nietperverse, niet-bedekt-gemeene café-concert-liedjes.

Maar er gebeurde iets ongewoons.

In het café-concert is het gebruikelijk, en nóóit wordt daarvan afgeweken, dat de artiste eerst nà het eindigen van het ritournel uit de coulissen treedt,

[pagina 30]
[p. 30]

buigt en haar coupletten inzet. Dien avond bij het ophalen van het scherm al, stond Emilie Culp onbewegelijk tegenover den dirigent.

En gedurende haar geheele voordracht bleef zij houterig op hetzelfde plekje staan.

Zij liep niet heen en weer, maakte geen exit na slotcoupletten - het gordijn zakte, het gordijn werd gehaald en telkens had men de vreemde vertooning van dat stilstaand, onbewegelijk lichaam, verdwijnend en verschijnend, alsof de soubrette te onhandig was om zich over het tooneel te bewegen.

In de zaal waren menschen die het er over hadden dat een Hollandsche soubrette toch maar stijf is, anderen waren zelfs gepiqueerd. Als je betaalde had je recht op gòede artisten en zùlk een soubrette had Muller niet moeten engageeren. Het oudere publiek dat Emilie Culp evenwel dikwijls vlug en lenig had zien optreden, applaudisseerde druk, begrijpend dat er iets aan het handje was en ten slotte palmde ze toch iedereen in door haar levendige, intelligente voordracht.

Ik herinner mij haar laatste coupletten. Ze had driemaal achtereen voorgedragen, gaf op het dringend applaus een slotnummer met het refrein: ‘Zoo'n dikkert, zoo'n dikkert - daar heb je zoo'n stevige houvast an!’... En bij haar smakelijk articuleeren èn haar armgebaren, die zeer reëel voorstelden hóé dik de dikkert wel moest zijn, begon het publiek zachtjes mee te zingen dat vroolijk, levenslustig refrein en opnieuw was er sterk applaus tot het gordijn voor de twééde maal zakte naar de voeten der onbeweeglijk staande jonge vrouw.

 

Dienzelfden avond hoorde 'k wàt er ‘aan het handje’ was. Een ziekte waaraan zij sinds eenigen tijd leed, maakte haar het loopen onmogelijk. Toch

[pagina 31]
[p. 31]

móést zij optreden voor haar brood en Muller die wist hóé gezien Emilie Culp bij het publiek was - niet bij het heerenpubliek, daarvoor was zij te fatsoenlijk - had er niet het minst bezwaar tegen haar een engagement te geven.

Als het signaal-schelletje klonk nam een der confraters haar op, droeg haar naar de plek waar zij zou voordragen.

Was het afgeloopen dan werd zij weer naar haar kleedkamer gedragen.

Zoo ‘bemerkte’ het publiek er weinig van, het goede, beste, brave, eerlijke publiek dat ook Michel Solser heeft laten zieltogen op de planken, Michel dien 'k nog bij zijn laatst optreden in de kleedkamer sprak, Michel, uitgemergeld, met armen als van een skelet.

Maar z'n magerte was fàmèus-grappig.

Z'n kleeren slobberden zóó komiek om het lichaam, alsof ze in den wind te drogen hingen.

 

Vandaag waren wij in het Israëlietisch gasthuis om een bevriend geneesheer af te halen. Toevalligerwijze hoorden wij dat Emilie Culp al gedurende een jaar, een rùim jaar was opgenomen. Wel zéér kort na haar optreden in den Parkschouwburg moet zij bedlegerig geraakt zijn.

Wij zijn Emilie Culp gaan zien. Een aantal trappen - een aantal ziekenzalen - en dan héél boven - twee groote deuren - een kamerschut.

De zaal is groot, zindelijk. Er staan bedden in rustige rijen, veel bedden met allemaal vrouwen, vèel vrouwen met grijs haar. En die kijken even op. Het is geen bezoekdag. Boven het witte dek hoofden en paars-katoenen jakjes. Groote vrede. Heel innig-rustige vrede. Geen stratenlawaai. Zolderramen en een groote binnenplaats. Rondom de kachel oude

[pagina 32]
[p. 32]

vrouwtjes met neepjesmutsen. Ergens in de diepte der zaal een wieg.

De verpleegster wijst een bed aan het einde der zaal, bij het achterste hoekraam. Wij gaan er heen, aarzelen, kijken naar een ànder bed, nog naar een ander, herkennen niet. Maar ze is het toch en wij groeten, strak, nog niet begrijpend dat dìt Emilie Culp is.

En nu wil ik haar beschrijven voor iedereen, zooals ik haar gezien heb, gezien bij het matte, stille licht van het zolderraam.

Zij ligt met de handen op het dek, magere, wassen handen en stil zijn haar vingers.

Het hoofd in den deuk van het kussen is bleek, moe, met scherpe jukken, heel oud, o wel hèel erg oud. Ruim een jaar heeft ze gelegen, gelegen bij dat hoekraam, kijkend naar de binnenplaats, kijkend de ziekenzaal over, kijkend de gesloten oogleden aan.

Van straat klinken geen geluiden.

De stad lijkt dood, vèr-weg, vreemd.

Er komen patiënten. Er gaan patiënten. Donderdags en Zondags bezoekers, die vertellen van-water-gebeurd is.

Anders de regelmaat van drankjes, eten, slapen, binnenplaats-kijkjes, ziekenzaal-smartjes, pijnlijke levensherinneringen.

Wij hebben Emilie Culp gezien bij dat hoekraam, de haren los-geslierd langs het hoekig hoofd tot op het paars-katoenen ziekezaalkleed, de oogen vermoeid, dof, gecerneerd.

Wij spraken zoo over eenige dingen, waarover je spreekt als je zit bij een doodmoede patiënt - dat het gasthuis zoo uitstekend voor zijn zieken zorgt - dat het er héél goed liggen is - dat het héél mooi is om ruim een jaar kosteloos te worden behandeld - en dat wànneer je er uitkomt je vanzelf tracht iets te schenken aan een gesticht waaraan je zòoveel te

[pagina 33]
[p. 33]

danken heb: - je wèer gezond worden - je wèèr gezond worden - in de kracht van je jonge leven. Het spreekt van zelf dat wij bij dit traineerend, zacht-fluistrend gesprek, dachten aan de Emilie Culp van vroeger, die wij zooveel jaren hadden zien optreden, Emilie Culp die haar succes te danken had aan haar vriendlijke voordracht, nooit het wulpschmondaine van chanteuses imiteerde.

Maar niet om te reageeren op de sentimentaliteit van lezend publiek heb ik dit geschreven. Ik weet wel dat de behaaglijke huishoudkamers verzot zijn op contrasten - lief-sentimenteele zaken zeer beminnelijk vinden en korte beschrijvingen als deze zoo spoedig vergeten als zij ze lezen.

Er gaat zoo'n boel om in de groote stad.

Toch heb ik dit verzoek: ge hebt toegejuicht, gelachen, zèlfs toen zij onbewegelijk en àl-ziek in den Parkschouwburg optrad - doet nu een vriendlijke daad, behaaglijk gezeten vrouwen, die haar hebt hooren voordragen - overal, het heele land door - en zendt naar dit hoekraam, dit eenzaam, rustig hoekraam wat frissche, eenvoudige bloemen. Ze worden over voetlicht toegestoken om ter wille van ijdelheid te verdorren. Waarom nú niet? Zijn zij niet liefste en hartlijkste groeten bij een zoo lang en gruwelijk ziekbed?

Woensdag, 19 Januari.

Vandaag kan het slot geschreven worden van het feuilleton van Donderdag-morgen jl.

Toen wij verleden week het Gasthuis verlieten, liep een bloedverwante ons schreiend achterop. En op die stille gracht vertelde zij ons snikkend dat de dokter zoo juist de familieleden had doen waarschuwen dat zij driemaal per dag op bezoek konden komen. Dat wil zeggen dat de patiënt hopeloos was en elk

[pagina 34]
[p. 34]

oogenblik kon sterven. Ons, die haar nog pas gesproken hadden, trof dit zeer diep. En om dié reden vroegen wij bloemen, bloemen voor het sterfbed eener vergeten chanteuse.

Dit laatste konden wij in ons feuilleton niet vermelden, omdat de mogelijkheid bestond dat zij het zou lezen. Vandaag is daarvoor geen vrees meer. Heel vroeg in den morgen is de jonge vrouw overleden, liggend te midden der vele stapels bloemen, die vriendelijke lieden haar uit alle plaatsen des lands gezonden hadden. Ze heeft er gelegen, onbeweeglijk met het onherkenbaar verouwelijkt gelaat, met het gelaat eener oude vrouw die veel smarten doorleefd heeft, met het gele oude gelaat gericht naar de corbeilles, bloemtuilen, takken, bouquetten. Er was een overdaad van bloemen ingekomen, bloemen met meer hart, meer sympathie gegeven dan ooit op vertooningen van benificianten in een propvolle zaal. Er waren groote, kostbare stukken èn heel bescheiden kleine tuiltjes. Er kwam een groote mand met losse bloemen en een eenvoudig groen takje gepakt in bruin papier. De heele week, dag aan dag, werden nieuwe, frissche, andere bloemen bezorgd, wat telkens vreugde gaf op de zaal waar de zieke oude vrouwtjes zich verwonderden, waar de stervende, die zelf tot het laatste oogenblik niet geweten heeft zóó ver te zijn, doodzwak glimlachte en opfleurde als ze namen las van vrouwen die haar die attenties bewezen.

Zoo is Emilie Culp gestorven, betrekkelijk gelukkig. Haar laatst denken moet bij die vreugde van bloemen èn bloemen èn bloemen geweest zijn.

Ook nog hedenmorgen nà haar dood kwamen bloemen.

Zondag 23 Januari.

Het is een aandoenlijke begrafenis geweest.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken