Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland) (1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.85 MB)

Scans (15.08 MB)

ebook (3.02 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland)

(1906)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 53]
[p. 53]

Barbiersleven.

De deur naar de huiskamer stond open. Moeder bemoeide zich nu oòk met het geval.

‘Nou, nou, Piet! As die nou toch z'n best doet!’

‘Hij verdraait 't, de snotneus! 'k Doe 't 'm al zes keer voor! Hij het toch oogen in z'n kop!’

‘Kan ik 't dan hèllepe,’ huilde Jan: ‘is me dat ook 'n háár, 'n háár!....’

‘Kan je de kam niet zóó houe, néé stommeling: zóó!.... Je heb geen breekijzer in je poote!.... Hou 'm lager en meer tegen 't hoofd an.... Zie je dan niet dat je anders geen háár pakt!.... Jij knipt in de lucht - in de lucht!.... Wel allemachtig hou dàar nou je geduld bij!’....

‘Nou,’ suste moeder weer, met Mietje op den arm in de deur: ‘hij zàl 't wel lééren. 't Is ommers geen heksenwerk’....

‘Kijk nou is,’ wees vader: ‘kijk me zoo'n vlegel! Pas op, want je krijgt 'r weer een! Willem ziet 'r uit of-ie 'n haarziekte het... Niet zoo wringen met je schaar!... Je hoeft 't 'r niet uit te trèkken!...’

‘Au! Au! Au!’, schreeuwde Willem, die geknipt werd: ‘vader hij trekt 't 'r heelemaal uit.’

Woedend scheurde de barbier kam en schaar uit

[pagina 54]
[p. 54]

de handen van Jan, argumenteerend, nu slaan voor de zóóveelste maal niet geholpen had: ‘Stommerik!... Schaapskop!... Kalfskop!... Toen ik zoo oud was as jij knipte 'k al heèren!... Jij groeit op voor de galg!... Knikkeren, schooieren, straatslijpen, dat ken je, hè?... Trek geen gezichten of 'k sla op je bakkes! Aap! Kwajongen!... Kom 'r bijstaan!... Nou!... Hoe hou ik de kam? Schúín naar benejen en niet asof 'k de punten in Willem z'n hoofd wil steken. Zoo. En nou breeje slagen met de schaar. Je knipt geen zink, maar háár, háár, versta-je?... Nou jij weer! En pas op as je wéer ribbetjes knipt!’

‘Nou, 'k heb zoo'n kramp in me vingers van de lamme schaar!’... protesteerde Jan.

‘Làmme schaar!... Làmme schaar!’ herhaalde vader met een verwoede verwondring: ‘je heb 'r je leven lang van gevreten en je zelt 'r nog lànger van vreten! Allo, vooruit! An de moeheid mot je wennen! As je van 's morges tot 's avonds knipt mag je nòg niet moe worden. Wor moe as je rènteniert! Vooruit! Zit stil, Willem! Mot jij ook 'n draai om je ooren hebben?’

Willem schrikte, nam weer zijn passieve houding aan - Jan, met behuilde oogen, onderlip nog trekkend van levenssmart, begon opnieuw het gemartel van Willem's hoofd, dat al een ruim kwartier duurde. Grommerig keek vader toe, tot in het diepst zijner ziele verbolgen. Willem's hoofdje zag er ook eenigszins uit als 't lijf eener gedeeltelijk geplukte kip, overal schemeringen van wit vleesch en dan weer haar-hobbeltjes en ganschelijk bruine pluimen.

De schaar klakte open en toe in de stilte. Jetje speelde op den grond met den hond, dien zij aan een wit veterband hield. Moeder, het jongste kind op den arm wieglend, glimlachte naar lachenden

[pagina 55]
[p. 55]

Willem in den spiegel. De bruine haartjes donsden neer op den witten doek, soms met verklitte propjes, soms als zuinig gestrooid kaneel op waterige rijstebrij.

‘Nou, bij z'n oor,’ kommandeerde vader, die geduldig toezicht hield en weer aandachtig werd.

De schaar gaapte ijzingwekkend bij Willem's oor... ‘Kijk uit!... Neem z'n oor niet mee!... Hooger je schaar!.... Allemachtig jongen, 'k vreet mezelf op.... Je zaàgt.... Je zààgt! Je mot timmerman worden.... Op. neer. Op. Neer. Op. Néér. Net of je roeit. Nou met de punten òm 't oor. Voorzichtig. Langzaam. Làng-zaàm. Laat niet de helft zitten! Hièr nog is over doen!’

‘Au!’, schreeuwde Willem weer, den doek halfwege weg-slaand en de hand naar het oor brengend: ‘Au! hij prikt me! Die pestkop!’

‘Neèr met je hand!’ gebood vader.

‘Noù as die prikt?’

‘Neèr met je hand!’, herhaalde vader: ‘je eet 'r van mee. Da's gezond voor je 'n prikkie. Daar ga je niet dood van’....

Huilerig gehoorzaamde Willem. De schaar klikte en het was stil.

Pieng pieng.

Het schelletje ging over. Een klant.

‘Morge,’ zei de barbier.

‘Mòrge,’ zei de klant.

Het was er een die zeker in de buurt verdwaald was, een zeeman met een frisch-bruin gezicht, nieuwe kleeren, krakende laarzen.

‘Goed zoo - 'n kaptein,’ - dacht de barbier: ‘eindelijk weer 'n dubbeltjesklant,’ en hardop zei hij tot Jan: ‘Zeep meneer in. Maar vlùg!’

De kapitein zat bij het raam. Jan, de handen vegend an z'n broek, knoopte netjes den handdoek om den rooden nek van den zeeman. Moeder riep Jetje

[pagina 56]
[p. 56]

met den hond binnen, sloot de huiskamerdeur. De barbier, rustig, keek toe bij het inzeepen van Jan, die dàt vrij aardig geleerd had, maar dikwijls nog morste als hij aan de bovenlip toe was. Meest zeepte hij mannen-met-snorren.

‘Mooi weer,’ begon de barbier.

‘Mooi weer,’ zei de zeeman.

‘Wat zeep je nou lám in,’ mopperde de barbier, ‘méér inwrijven.’

‘'k Heb zoo'n kramp in me vingers,’ zei Jan, huilerig. De barbier keek als een leeuw, mèt - 't klinkt eenigszins als pleonasme - met vlàmmende oogen.

Zwijgend nam hij den scheerbak uit de handen van Jan, begon zélf te zeepen. Een dubbeltjes klant, die mogelijk ook geknipt moest worden.

Het was een ouderwetsch zaakje. Van vader op zoon werd met de hand ingewreven. Ook Piet hield zich daaraan, had heftige principes tegen de kwast. De klant hield gewoonlijk den scheerbak vast. Wat handiger was en gemakkelijker. Alleen voor deftiger klanten maakte Piet uitzondering. In zulk een geval nam hij den scheerbak in de linkerhand, zeepte in met de rechter. Zoo ook vandaag. Wijs sapten zijn vingers over de bruine wangen van den zeeman, wrijvend met bewustheid, ondervinding van dikke dertig jaren.

‘Zoo'n làst met die jongens,’ lei hij terwijl uit: ‘ze leeren niks. Dat zal an boord ook wel zoo zijn, kaptein’...

‘Ja - ja,’ knikte de zeeman.

Een lichte stilte. Maar Piet was hoffelijk gastheer.

‘Zeker pàs binnen kommen vallen, kaptein?’

‘Nee - 'k Leg hier al 'n week.... Je hoeft anders tegen mij geen kaptein te zeggen, hoor!... 'k ben geen kaptein’...

[pagina 57]
[p. 57]

‘Zoo,’ praatte Piet, verder inzeepend - malsche zeepkwakken wreef hij in den ruigen hals onder de kin -: ‘zoo-zoo. Al 'n héele week hier. Goeie reis gehad?’

‘Ja,’ bromde de zeeman door zijn neus.

‘.... Dan heb u vóor veertien dagen zeker storm op zee gehad, stuurman?’

‘O ja - 'n kleine storm.’....

‘'t Heeft me hier àardig gestormd... De menschen hadden moeite d'r parapluie op te houen... D'r liep 'n juffrouw hier om 't hoekie en die ging haast tegen de grond.... Ja, d'r kan me 'n wind staan, stuurman’....

‘Ach wat! 't Zou wat! Jullie weet niet wat wind is,’ zei de zeeman, voorzichtig zijn lippen bewegend dat een zwarte mondsnee in de scheepschuiming spleet alsof 'r 'n moddergeultje lekte.

‘Nou wèten, wèten,’ repliceerde Piet, vleiend de zeepvingers bewegend over de kin: ‘... as 't hier stormt, stuurman, dan kraakt 't heele huis, denk je zoò dat de boel in mekaar gaat... Heb u hier 'n lidteeken, stuurman?’

‘... Wat leuter je toch van stuurman, stuurman!’, bromde de zeeman: ‘'k ben net zoo min stuurman as jij’...

‘Zoo,’ - zei Piet strakker wordend: ‘ben u geen stuurman? En wat is u dàn as 'k vragen mag?’

‘Máát,’ zei de zeeman en weér werd het moddergeultje zichtbaar.

‘Maat... Maat,’... herhaalde Piet: ‘wil u de bak effen vasthouen, asjeblief?’

De zeeman stak zijn vingers op en de scheerbak kwam tegen zijn borst te rusten. Zwijgend ging Piet voort met inzeepen, wrijvend over de bovenlip, over de wangen en dan vlug, schoor hij zijn klant, lange halen, van dikke dertig jaar arbeid. Toen 't

[pagina 58]
[p. 58]

klaar was droogde de zeeman zijn gezicht aan den handdoek, lei vijf centen neer, wenschte goeien morgen. Uit zijn humeur keek Piet hem na in de straat, sloot de deur, snauwde Jan toe.

‘... Kom vooruit!... Knip Willem af!... Wat sta je nou, schaapskop!’

Suf nam de jongen kam en schaar op, begon weer te beknippen het ongelukkig hoofd van passieven Willem.

‘En wat heb-ie nou van daarnet begrèpen?’ zei vader snauwend.

‘Van daarnet?’ vroeg Jan, de oogen raar verdraaid.

‘Ja van daarnet! Heb-ie niks opgelet?’

‘Nee,’ zei Jan.

‘Wat heb 'k je geleerd van de scheerbak,’ sprak Piet langzaam, drukkend op élke lettergreep, als een professor die examineert: ‘Nou?’

‘Da-weet 'k niet,’ sufte Jan.

‘O! O! O!’ klaagde de vader: ‘zoo'n hersenlooze kop! Zoo'n verregaande stommerik!’ - en ernstig, gewichtig uitleggend: ‘Voor 'n héer hou je de bak zèlf vast. Verstaan? Voor 'n kaptein hou je 'm vast, voor 'n stuurman hou je 'm vast, maar voor 'n maat niet! Verstaan? Verstaan?’

‘Ja,’ knikte Jan en weder hapte de schaar in Willem's hoofdje dat meerdere leege plekken leek te krijgen. Het begon er uit te zien als een zonderling bolletje van huidwit en haarpleksels.

‘Kam lager,’ kommandeerde vader nog eens: ‘onhandige vlegel!.... Je ben nog niet van me af, hoor!.... As Koos en Dirk en Anna strakkies uit school kommen kan je nòg beginnen! Net zoo lang tot je 't weet!’

‘Nou,’ zei moeder, die de deur weer geopend had: ‘'k zou 'm Dirk nou maar nièt laten knippen. Die het-ie-pas de vorige week geknipt.....’

[pagina 59]
[p. 59]

‘En dan zal die 'm nòg is knippen!’

‘Laat-ie dan nog 'n weekie wachten.....’

‘Nee, niks geen wachten! Dan mot-ie maar leeren! Kijk me nou is an! Snap j't dan nòòit rakker! Verdraai je 't dan!’

En terwijl hij de schaar rukte uit de hand van den jongen, gaf hij hem wèer 'n mep om de ooren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken