Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland) (1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.85 MB)

Scans (15.08 MB)

ebook (3.02 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland)

(1906)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 120]
[p. 120]

Verbroken huwelijk.

Eén uur! Eén uur! Opnieuw schoof ze het gordijn op-zij, trachtte door de beslagen ruiten naar buiten te kijken.

Maar het was een donkere avond en de lantaarn stond te ver van het huis. Nauwelijks zag zij het zwarte huizensilhouët aan de overzij. Van de buren was niemand meer op. Alle lichten uit.

Bij Potter zag je alleen een flauw belicht zolderraam. Van de meid. Dàar moest de meid slapen.

O, wat een man! Hoe gemeen en leelijk om dàt te doen. Als ze maar naar bed ging? En het licht uitblies?

Nee, niet naar bed. Als ze slapen ging, dán op de logeerkamer en de deur op slot. Maar boven was het zoo donker en de gang was zoo donker en de trap zoo donker! En als hem iets gebeurd was. 't Was wel niet denkbaar - de mogelijkheid bestond.

Snikkend wreef ze den ademaanslag van de ruit, wachtend, wachtend. Geen geluid in de straat. Ook bij Potter was het donker geworden. Nergens licht. En de groote angst voor die duisternis, voor die ongestoorde stilte deed haar heftiger schreien, tot ze een stap hoorde en beneden den sleutel in het slot. Haastig droogde zij de oogen, balde de vuisten in den schoot, klemden de lippen saam.

[pagina 121]
[p. 121]

‘Dag Annie. - Wat later geworden. Heb je gehuild? - Krijg ik geen antwoord? - 'k Heb er heusch part noch deel an! - Karel die...’

‘'k Vraag je excuses niet,’ zei ze bits, hem afwerend.

‘Nou! Nou - Laten we er nou geen scène over maken! - Karel...’

‘Ik vraag je toch niets!... Je had om half elf thuis zullen zijn. - Je komt om een. - Dat 's 'n teeken dat ik je nou al verveel. - 't Is 'n gemeenheid om me hier zoo lang te laten wachten.’

‘Maar Annie...’

‘Zoen me niet! Je ruikt naar drank!’

‘Ach wat een gekheid! Laat me nu asjeblief uitpraten -’

‘Nee, 'k ga naar bed.’

‘Goed. Best. Dan zal ik 't je boven uitleggen.’

‘Dankje. Ik slaap op de logeerkamer!’

‘Kom, begin nu geen dwaasheden!’

‘Ga jij maar weer uit!’

‘Als ik je nu vertellen mag....’

‘Nee! Nee! Nee!’ zei ze driftig. Ze wou 'm nù niets meer zeggen. Hij had rooje oogen, rook naar cognac. O, wat was dat vies en laag! Maar hij, schuldig, hield aan.

‘.... Ik was bij Karel.... en toen....’

‘Toen ben je blijven plakken en heb niet an mij gedacht...’

‘Dat heb ik wèl! Maar Karel en Toon...’

Al haar ingehouden verbittering kwam los op 't hooren van dien naam:

‘Zóó, was Toon er ook? Dat dacht ik wel! Is 't driemanschap weer bijeen geweest? Maar ik zeg je, dat je me dat geen tweede maal zult doen! Ik begin er genoeg van te krijgen! 's Middags kom je op 't laatste nippertje thuis! Bitteren met je vrienden in 't koffiehuis! Eergisteravond kwam je om twaalf uur

[pagina 122]
[p. 122]

anzetten! Dat let ik allemaal wel op, al hou ik mijn mond. Maar dat van vannacht doet de deur toe! Half twee! Half twee! 'n Jonge man die nog geen drie weken getrouwd is! En ik zijn huishoudster. Ja, je huishoudster meneer! Maar 't is uit! uit!’

Hij, lachend, trachtte te troosten, maakte er een grapje van.

‘... Toe nu Annie, schei uit met je bedsermoen! Doe dat nu als we tien jaar ouder zijn! Als ik nu toch door Karel Toon’...

‘Maak maar geen verdere woorden vuil! Ik geloof je niet meer! En als je weten wilt hoeveel ik om mijn huwelijk maal, niet zóóveel! Niet zóóveel!’

Betoogend gaf zij de maat aan met wijsvinger en duim.

Hij lachte er tegen in.

‘Laten we naar bed gaan, opgewonden kind! We zijn toch getrouwd en ik bedrièg je toch niet!’

Zij was naar de latafel gegaan, waar zij souvenirs en kleinigheden bewaarde, zocht iets.

‘Wat zoek je nou toch? Kom ga mee naar boven?’

In haar handen hield zij de trouwacte en vinnig van gebaar, scheurde zij die aan stukken.

‘Zoo! Daar gaat je trouwacte! En nou is 't uit! Ik heb dat ding verscheurd en nou ben ik van je af!’

‘O! o! Gans!’ spotte hij: ‘als 't zóó gemakkelijk ging, bestonden huwelijken geen twee weken!’

Schreiend wierp zij de stukken op den grond, liep de trap op, de slaapkamer voorbij naar de logeerkamer, die zij afsloot.

En op de koele sprei bleef zij snikken.

Hij klopte aan. Maar ze antwoordde niet. Hij klopte ongeduldiger. Ze gaf geen antwoord. Toen - beleedigd - ging hij naar de slaapkamer, naastan, hoorde ze hoe hij zich uitkleedde, zijn horloge opwond, in bed stapte.

[pagina 123]
[p. 123]

Aangekleed bleef ze liggen op de sprei, huilend, heel zachtjes, héél heel zachtjes tot ze insliep.

 

Om vijf uur was hij al op, ongelukkig om het gebeurde. Zij had gelijk. Toon en Karel waren.... Maar wat gaf 't dat nóú te beredeneeren. Over een paar uur stond de meid op en om acht uur kwam die wekken met een kop thee. Ongerust klopte hij aan, nòg eens, nòg eens.

‘Toe Annie! Doe open! Ik heb ongelijk! Toe nou!’

Zij wakker geschrikt, hield zich stil.

‘Annie! Annie-ie-ie! Annie-lief! Annie ik heb 't hier zoo koud! Annie ik vat hier kou! Kom nou! Wat moet de meid wel denken! 'k Zal 't nooit meer doen, nooit meer! Ik ben een schurk, een inbreker, alles wat je maar wilt! Toe nou!’

Ze begon medelijden te krijgen. Maar als ze nù toegaf was 't voor goed bedorven! En 't was ook niet meer te verhelpen! 't Contract was verscheurd en daarmee was alles uit.

‘Annie-ie! Engeltje!... Zeg dan tenminste of je slaapt!’

Geen antwoord.

‘Annie, als je geen antwoord geeft, ga 'k de meid roepen!’

‘Ga maar weer naar je bed!’

‘Nee! Ik blijf hier in de gang zitten!’

‘Mij goed!’

‘Toe nou! Wees niet koppig! Ik heb me laten overhalen! En nóoit, nóoit meer! Ik doe 'n eed achter de deur!’

Zij zachtjes aan het lachen. Hij dee altijd zoo grappig en wist je zoo in te palmen!

‘Nee! - Ik wor nooit meer goed met je!’

‘Dan blijf ik hier voor de deur zitten!’

[pagina 124]
[p. 124]

Boven hoorde ze loopen. De meid scheen opgestaan te zijn, gewekt door zijn kloppen. Dat was me wat moois als-ie daar zitten bleef.

‘Toe ga nu weer naar je bed! Wat moet de meid denken?’ begon ze.

‘Kan me niet schelen.’

‘Je maakt nutteloos schandaal!’

‘Kan me ook niet schelen. Ik zit hier goed. Als ik kou vat in mijn hemd komt 't op jouw geweten!’

‘Ik ga toch van je weg!’

‘Uitstekend. Maar doe de deur open!’

Aarzelend deed ze het, bang voor de meid en geen kwartier later waren zij verzoend, lei hij uitvoerig uit wàarom hij zoo laat was thuis gekomen, accepteerde zij zijn leugens omdat ze zóoveel van hem hield, zoo àlles, en hem toch niet zou kunnen verlaten.

De meid hoorden ze de trap afgaan naar beneden.

En dat gaf haar een plotselinge ontzetting.

‘O! O!’ riep ze de gang inloopend.

‘Wat is er? Wat ga je doen?’

Ze was de trap al af, treden tegelijk afspringend. In de huiskamer had de meid de gordijnen opgetrokken.

‘Ben u op, mevrouw?’

Het was een malle ontmoeting. Zes uur 's morgens en àl gekleed.

‘Haal eens vlug een glas water uit de keuken, Door!’

‘Ben u niet goed?’

‘Haal maar vlúg, vlúg!’

En terwijl de meid weg was bukte zij snel oprapend de snippers van de trouwacte, blij dat Door ze niet had zien liggen.

[pagina 125]
[p. 125]

Toen ze ontbeten had, liet ze stijfsel koken en een halfuur was ze er mee bezig om de stukken netjes op een vel schoon papier te plakken. 't Zag er uit alsof een groote spin haar webbe over het contract had gelegd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken