Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland) (1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.85 MB)

Scans (15.08 MB)

ebook (3.02 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland)

(1906)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 151]
[p. 151]

Open brief, betreffende het nut en de voegzaamheid van vivisectie, het trekken van kiezen - en zoo voort (zéér verward).

Aan Prof. Dr. J. van Rees.

WelEdelhooggeleerde Heer.

 

Mag ik u even - zoo en passant - mijn dienstmeisje voorstellen? Ze heet Coba en nog wat. Zij is achttien of negentien, draagt mutsen en snoept niet. Ze kookt, verstelt, wascht. Ze schuurt nat en droog. Ze heeft een vrijer - meen ik, evenwel nooit aan de deur. Zij kan tegen standjes, verslaapt zich zelden, houdt zich op een afstand van andere dienstmeisjes. Ze luistert matig aan deuren, komt vrij vlug van boodschappen terug, schilt de aardappelen behoorlijk (niet te dik), is zuinig met brandstof en vrindelijk tegenover (mijn) crediteuren. Ze is niet mooi en niet leelijk, gedraagt zich eerbaar, huishoudelijk, toegewijd. Ze zingt, springt haar moeder met geld bij, slaapt zonder gesnurk - wat mijn puck allerhinderlijkst doet: lastig niewaar? - snuffelt bescheiden in mijn papieren, is goedhartig, kent de goedkoope winkels èn de dure, weet 't onderscheid tusschen een bokking met kuit en een met hom, dito met haring, heeft zes broertjes

[pagina 152]
[p. 152]

en zusjes, houdt de lampen goed schoon - 't is me'n tobben als de glazen springen! - deponeert geen haren in 't eten - kortom een tref, een bòf, hooggeleerde heer.

Echter laatstelijk vertoonde zich bij haar een acuut verslordigings-proces. Mijnen looper bevuilde zij met slijkerige voeten, mijne lampeglazen sprongen, mijne aardappelen gewerden rauw. Zij had kiespijn. Ik overtuigde mij van het gat in de kies. Ik plaatste haar, mijne lamp nabij, bewerkte de holte met jodium-tinctuur - daartoe bezig ik een chemisch-zuiveren penhouder - daarna met jodium-watjes, daarna met brandewijn, daarna met aether. Daar het evenwel moeilijk is in het donker te reageeren en een mond per se duister is als een grot èn de pijn niet alleen blééf, maar mijn pogingen ten spot, stèrker werd, meende ik wel te doen haar naar een tandarts te zenden. De tandarts - tenzij de man minder nobele geld-aspiraties had, wat ik niet tot zijn nadeel wil gelooven (althans niet zonder nàder bewijs) scheen mijne meening over het lastige van het geval en over de duisternis van een mond te deelen - zond haar naar het gasthuis.

In dit gedeelte van mijn schrijven, hooggeleerde heer, komen wij aan de verklaring wàarom ik u lastig val met de ongevraagde voorstelling van mijn dienstmeisje Coba.

Het gasthuis zij ons aanknoopingspunt.

Coba begaf zich naar de kliniek, naar de schoone humane instelling waar geen onwetende, nòch met penhouders peuerende Falklanden, nòch Falklanden met jodium-tinctuur, nòch Falklanden met brandewijn of aether haar kies konden bezwadderen.

Coba trof het.

Er waren niet véel studenten.

De ‘meester’ was er met víér, verhaalde zij. En -

[pagina 153]
[p. 153]

maar laat zij het verder zelf verhalen: ‘ik verging van kiespijn, mijneer (dat ben ik), ik kon 't wel uitschreeuwen. O, mijneer: u weet niet wàt kiespijn is. Da's toch zoo'n skrikkelijke pijn. - Nou en toen kwam eerst die ééne student en die voelde met 'n tang of zoo iets in me kies en toen die 't gedaan had toen kwam de tweede en die keek ook is - en zeer as die me dee!.... En toen de derde en toen de vierde. Allemaal moesten ze in 't gat voelen hoe diep of 't was. Net of 'k geen gevoel had. Verbeel u mijneer, as je vergaat van pijn en ze viermaal op de zenuw drukken!.... Nou en toen kwam de meester en die zei an de student: trek jij 'm dan maar. Nee, meester, zei ik: ik laat me niet door 'n student trekken. Maar niks gedaan hoor, mijneer! As je voor niks geholpen wordt, heb je niks in te brengen. Ik most gaan zitten en toen zette die student de tang in me kies en douwen as-die dee! Maar hij kwàm niet. Kijk me lip is, mijneer: Zoo heeft-ie 'm stuk gedouwd. 't Was om te bezwijken. Ik an 't gillen. Toen zei de meester: as je zoo gilt kennen we je niet gebruiken. Gil u nou nièt!.... Nou en toen zou de tweede student 't probeeren. Dat was zoo'n zwarte. En die zette de tang, net zoo as die ander onder me kies. O, o, wat dee-die 'n pijn. En opeens krak! Had ie waarachtig de kroon afgebroken. Ik an 't huilen. Maar wat helpt huilen? As je ziek ben mot je geholpen worden. Toen most de derde student 't probeeren. En die zanikte met de tang tot ie 'n stukkie te pakken had en toen knap! 't Lukte 'm niet. Ik wil weg, ik wil weg! - gilde ik. Maar ze hielden me vast, met d'r vieren mijneer, de een an me handen, de ander an me voeten en toen had de vierde student de eene wortel te pakken. As 'n bezetene heb 'k geschreeuwd. O! O! Vier studenten an me mond en nog de eene wortel 'r niet uit.

[pagina 154]
[p. 154]

Toen dee de meester 't eindelijk zelf en die wéés ze. Met z'n allen keken ze in me mond. 'k Had ze wel kennen bijten! Nou de meester verstaat 't. Met 'n wip had-ie de andere wortel beet. Je voelde d'r niks van zóó handig dee die 't! Nou en toen was 't gedaan. Maar 'n spoeling kreeg 'k niet. 't Zou van zelf wel beteren. Maar nou kan 'k nog haast niet praten van de pijn, mijneer! Enfin, 'k ben 'r nòg gelukkig afgekomen. Want me moeder die had is 'n holle kies en die most zich óók laten trekken op 't gasthuis en toen het die student die d'r helpen most zóo getrokken dat d'r heele kaak scheef zat en dat ze wel weken pijn an d'r kaak had. Toen ù me geholpen heb mijneer met dat zwarte goedje en die watten heb u me lang zoo'n pijn niet gedaan’...

 

* * *

 

Ongetwijfeld, hooggeleerde heer, is het slot van Coba's weinig boeiend verhaal vleiend voor mijne kunde en listigheid. Ik zou het er bijna bij kunnen laten, ware het niet dat ik deze week met onverdeelde instemming het voorwoord las dat door u voor de brochure van den Nederlandschen Bond tot bestrijding der Vivisectie geschreven werd. Gij hebt daarin dingen gezegd die ik onvoorwaardelijk tot de mijne maak - ja zóó volkomen waar vind, dat ik enkele opmerkingen citeeren móét.

‘... Dat men tegenover deze schoone verwachtingen, in den vollen ijver, door de zucht naar kennis gewekt, en de geest als 't ware in beslag genomen door wetenschappelijke geestdrift, verzuimde zich nauwkeurig rekenschap te geven van z'n daden, als ingrijpende in 't bestaan van medeschepselen, die zich tot 't verrichten dezer zoo hoogst pijnlijke

[pagina 155]
[p. 155]

kunstbewerkingen nimmer aangeboden hadden... wie zal dit de vivisectoren in de eerste stormloop om nieuwe kennis al te euvel willen duiden! Intusschen, de stem der Humaniteit kon op den duur niet onvernomen blijven, en zoowel in de geleerde wereld zelf, maar meer nog daarbuiten, moest weldra 't aantal toenemen van hen, die begonnen te voelen, dat hier machtsmisbruik plaats vond, en dat de ongestrafte triomf van 't recht van den sterkste, onmogelijk na kon laten in zedelijk opzicht groot nadeel te doen. 't Is nu eenmaal in de zedelijke wereld niet mogelijk daden te verrichten, die den toets van het zuiverst zedelijk voelen niet kunnen doorstaan, zonder dat dit zich wreekt in 'n zekere verstomping van 't gemoed. Andere tijden, andere zeden; 'n steeds meer aangroeiende stroom van denkende en voelende menschen heeft thans de oogen open voor waarheden, die te voren slechts door zeer weinigen duidelijk aanschouwd en gevoeld werden, en deze stroom zal nog blijven aanzwellen, en in en door haar zal 't schijnbaar goed recht der vivisectie ten onder gaan, ten spijt van alle Biologen, die dit zouden willen betreuren’....

Ik geloof, hooggeleerde heer, dat zùlke schoone woorden, zùlke heldere uiteenzettingen als de uwe een groot deel der menschheid zullen overtuigen van de schanddaden der vivisectie. Waarlijk het is afschuwelijk zooals er met de dieren geleefd, gesold, gespeeld wordt!

Dien prof. Hyrtl uit Weenen, wiens uitspraak in de brochure opgenomen is, zou ik wel om den hals kunnen vliegen, als het in mijn aard lag dergelijke excessieve gebaren te verrichten. 'k Moet ook hém even aanhalen:

Voor de vorming van practische doktoren, en dit is toch het hoofddoel van geneeskundige

[pagina 156]
[p. 156]

studiën, zou het slechts dienstig wezen als de physiologie der school zich meer met den mensch, dan met kikvorschen, konijntjes en honden bezighield, en in het oog hield wat voor den arts strikt noodzakelijk is om te weten. Wat aan het levend ontleed dier gezien wordt, kunnen de vivisectors ook aan het pas gedoode zien.... Het moest wettelijk verboden worden, op de scholen de gapende menigte openlijk over gruwelen te onderhouden, waarvan de resultaten zoo dikwijls tegenstrijdig uitvallen.

Bij deze wetenschappelijke verklaringen voel ik mij verheugd, raakt het beste deel van mijn ik aan 't popelen.

Er schijnt zon in dezen tijd.

De luchten worden violet, purperrood.

Bij mandenvol dragen ze brochures aan, brochures waarbij je gevoel bewogen wordt, je hart teeder klopt, je hoofd vrindlijkpleizierig denkt.

Laten we toch allen voor die dingen ijveren, laten we opkomen voor de verdrukte kikvorschen, voor de gemartelde konijntjes, voor de gepijnigde honden.

Laten wij ganschelijk verlicht de 20ste eeuw ingaan!

Laten we....

Maar het is láát. Mijne redeneering wordt verward. Totaliter ben ik de kluts kwijt. Dat kun je bij tijden alleronaangenaamst hebben. Je begint met 'n kop en de staart glibbert weg.... Mag ik nog - vóór ik geheel divageer - U de groeten overbrengen van Coba-met-den-kiespijndoek?

In haast èn verward,

S. Falkland.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken