Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 6 (onder ps. Samuel Falkland) (1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 6 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 6 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 6 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.81 MB)

Scans (13.48 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 6 (onder ps. Samuel Falkland)

(1906)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 42]
[p. 42]

Zij boemelt.

Ze was - wàt ze was kan maar niet in 'n vloek en 'n zucht gezegd worden, doch tráchten wij het - zij was muzikaal èn grijzend èn getrouwd èn naar Amsterdam overgekomen. Dit zijn wel de hoofdlijnen van haar leven, maar onvolledig en oppervlakkig. Vervolgen wij eenige noodzakelijke bijzonderheden. Wat het muzikale betreft: in haar jeugd had zij gezongen - haar vele levensjaren had ze gespééld, lichte en zware dingen (op de piano) Salonbloemen, 'n wals van Chopin, fantasies van La Traviata en Mignon, de Rhapsodie van Liszt, Daisy Bell, de Leonore-ouverture, After the ball was over, potpourris uit Cavalleria, Komm Karlieneke! etc. Zij was niet muzikaler, niet ònmuzikaler dan andre dames die een huurpiano bewerken en hare buren door 'n éénsteens of halve-steens-muurtje van heur - naar men zegt - dierbaarst zieleleven - doen medegenieten. Zij had zelfs éenmaal in hare provinciestad 'n bespreking bereikt onder het hoofd Kunst en Letteren en éenmaal had de dokter haar een maand het spelen verboden daar ze vingerkramp had opgeloopen, wat ze 's middags bemerkte toen ze 'n paar spiegeleieren wou bakken. Zij was muzikaal. Voorts

[pagina 43]
[p. 43]

zeide ik grijzend, grijzend zoowel aan de slapen als wijder-op tòt aan den haarwrong, die minder grijs was òmdat je van een op àndermans hoofd gegroeid vlechtje niet met billijkheid verlangen kunt dat 't meêkleurt met de spectraal-emoties op eigen kruintje. Zij was zestig, droeg 'n zwart-thibet japon - geen mantel ('t was zomer), liep op gemakkelijke stoffen wandelschoenen met platte hakken - 'n heele uitkomst als je driè eksteroogen bezit die naar geen voetbaden luistren - opende druk en nerveus haar ouderwetsche beugeltasch, waarin ze machtig-secuur 'n portemonnaie, 'n bonbonnière (met pepermuntjes en drups), 'n reukdoosje (met eau-de-cologne en rozenolie) 'n nètjes gevouwen zakdoek en 'n nagelschaartje bewaarde. Ze droeg verder 'n hoed die - - Je zou evenwel afdwalen. Gaan wij over tot de derde hoofdlijn, haar getróúwd-zijn - doen wij zulks echter met tact, met vermijding van allen spot, ofschoon zij zelve van haar levenstragiek wèinig meer voelde. In het begin, wel 20 jaar geleden, hád ze 't dubbel en dwars geweten, toen ze hem naar 'n Gesticht transporteerden. Maar alles zakt en 'n man, die zòolang van je gescheiden blijft, mis je niet, althans niet zoo heftig als dichters het ter wille der Dichterlijkheid willen doen voorkomen. Twintig jaar is in natje-en-droogje-uren berekend 'n soliede hoeveelheid en wanneer je mekaar destijds getrouwd hebt om motieven die niet in evenredig verband tot hart, aangedaan hart, gebroken hart, getroffen hart enz. staan of stonden - hij 'n nètte betrekking, jij 'n kinds-gedeelte van 'n niet te versmaden erfenisje - hij léélijk, jij zoo-zoo - dan vind je allicht na éénige jaren troost bij je Piano. En neme den eersten steen op wie zonder fouten is - en muziek, mitsgaders Huurpiano's als nièt-Vertroostend beschouwt.

[pagina 44]
[p. 44]

Zij was naar Amsterdam gekomen.

Met deze vierde hoofdbijzonderheid, completeeren wij onze belofte en bevinden wij ons tevens in het centrum van haar avontuur, dat wij onder een schunnigen titel aanduidden.

Ze was te Amsterdam gekomen met 't boemeltreintje van 6.07, om - ge zult het bevroed hebben - van Muziek te genieten, liever van een Zangwedstrijd, die in het Paleis voor Volksvlijt gehouden werd en waaraan de zangvereeniging De Harp uit haar provinciestadje deelnam. Zulk een grandioos evenement liet ze niet passeeren en gevaar bestond er geenszins.

's Avonds zou ze met den trein van 9.50 met àl de leden van De Harp terugkeeren en al werd 't buitengewoon laat (naar berekening half een) eer ze te bed kwam - anders lei ze met de kippen - ze wóú 't 'r nu eens van nemen, ze wou 't Zangersfeest in Am-ster-dam bijwonen.

 

Maar toen ze uit hare extatische luistring opschrikte en met kippige oogen het gouden remontoir bekeek was het reeds dik over elven. Dàt had de Muziek gelapt. De Harp was provinciewaarts verdwenen.

Ze stond alleen in de groote stad - in den nacht - blootgesteld aan de gevaren van het verleidelijk verleidend stads-nacht-leven.

Ze stond op het Frederiksplein, keek links en rechts, bekeek nogmaals haar horloge, daarna de fontein en ganschlijk beduusd liep ze eindelijk met de menschenmassa mee die de Utrechtschestraat instroomde.

Wat nou? Je hoorde zooveel van aanrandingen, moorden, ontvoeringen. Wat nou? Geld had ze genoeg - maar 'n vrouw mèt geld, da's nog gevaarlijker dan 'n vrouw zònder geld. Wat nou?

[pagina 45]
[p. 45]

Eenige honderden malen herhaalde ze: wat nou?, angstig, onvoorbereid, bang voor 't gedrang der menschen, bang voor 't rijtuiggedraaf, schuw in het licht der winkelkasten. Toen sprak ze 'n agent aan.

‘Meneer...’

‘Blieft u?’

‘Ziet u - 'k heb me trein gemist - 'k woon buiten - en wat moet 'k nou als vrouw alléén?’

De agent aanschouwde het grijzende, nerveuze vrouwtje en intelligent als 'n Amsterdamsch agent zijn kan, strekte hij den rechterarm uit, wees een groot hel-verlicht gebouw aan, zei bedaard:

‘... Daar heb u 'n vertrouwd hotel!’...

Het leven is eene zonderlinge historie. Wat den een eenvoudig is - is den ander ingewikkeld - en een goede raad van een Amsterdamsch agent, een uitstekend bedoelde raad, vermag evenwel in gevallen als deze, eerbare, getrouwde, muzikaalaangelegde vrouwen op 'n òneerbaar pad te voeren, het afzichtlijk pad van nachtbraken, drankmisbruik enz.

 

Ze had haar kamer besteld, wat haar een veilig gevoel gaf - en na die resolute daad betrad zij het Café beneden.

Ongetwijfeld was die stap verkeerd, maar omdat zij met den boemeltrein te 6.07 was gearriveerd, bijgevolg sinds drie uur van den namiddag niets had genuttigd - dàn nòg als je op reis gaat ben je zòo nerveus, dat je geen brok kunt slikken - gevoelde zij zich zoo wee en uitgehongerd, dat ze wat eten wou, dat ze eten móést.

Zij betrad het groote Café, ging schuw in een hoekje zitten, wachtte, wachtte nog wat, bar-verlegen in 't rumoer, gegons, gepraat, gelach, geloop. Toen tikte ze heel bescheiden.

[pagina 46]
[p. 46]

Er werd ‘Aannemen!’ geroepen - er kwam niemand.

Nee hoor - ze spraken op 't dorp zóóveel van Amsterdam - maar dàt viel je tegen.

Nog 'n tikje.

Gelukkig.

Ze vroeg wat te eten. Ze kreeg een kaart - allemaal plats-du-soir en ofschoon ze wist dat ze 'r den heelen nacht niet op slapen zou, als ze warm at, bestelde ze 'n portie zuurkool met worst, wat verteerbaar moet wezen.

‘En wil u wat drinken?,’ vroeg de kellner eenigszins raar - niet elken avond nà twaalf komen geëmancipeerde vrouwen-op-leeftijd in 'n hollandsch koffiehuis zuurkool met worst eten.

‘Drinken?’ - herhaalde en bedacht zij - en als een bliksemstraal lichtte het in haar zenuwachtig hoofdje, dat ze bij zuurkool en worst geen zoete thee of zoete koffie kon drinken, dat ze liefst een glaasje water had genomen - maar dat 'n koffiehuis van glaasjes water niet kan bestaan. Geaccentueerd, bijna sonoor bestelde zij drànk.

‘.... Geef u mij een fleschje stout.’

Dwaas - heel dwaas. Hoe kwam ze op den inval stout? Ze had even goed jenever of champagne kunnen zèggen. Ze hield niet van stout. Ze kon er niet tegen. De eenige sterke drank dien ze dronk was, bij tijden - bij feestelijke plechtigheden - 'n glaasje advocaat, 'n proefje morellen op brandewijn, héél soms 'n snippertje brandewijn met suiker. Hoe kwám ze op stout?

 

Nadat ze een poos had zitten soezelen, doezelen, kreeg ze het bestelde. Ze at de zuurkool, de worst, dronk haar glaasjes Stout. En met zeer tevreden

[pagina 47]
[p. 47]

gevoel in haar maag, uitgerust èn gerust, leunde zij achterover.

Wat 'n leven! Hè! Dat was iets ànders dan op 't dorp.

Half een! Anders sliep ze minstens drie uur. Nu zat ze achter drank! Gut, wat 'n gezellige boel - wat 'n plezier....

Haar oogjes glinsterden - haar jukjes werden rood. Ze scheen, grijzend als ze was, te verjeugdigen, stak studentikoos de stoffen wandelschoenen over het voetenbankje, opende de beugeltasch, berook haar odeurtje, snoepte van de bonbonnière, wreef zich de wenkbrauwen en het voorhoofdhaar glad met den netjes gevouwen zakdoek, glimlacherde tegen de menschen, die verbaasd en oòk glimlacherend het grijzend vrouwtje bekeken aan het eenzaam marmren tafelblad.

‘Zijn die stoelen bezet?’ werd plotsling gevraagd.

Het waren drie heeren die nèrgens 'n plaatsje konden krijgen.

‘Nee’. - antwoordde ze: ‘ik zit hier alleen - maar 't zal me héél erreg aangenaam zijn.’

De heeren zaten neer. Nou was ze in gezelschap. En wat 'n aardige menschen! Dadelijk was ze met ze in gesprek, vertelde van De Harp, die denklijk wel 'n prijsje had, van den gemisten trein, van haar muziek, zèlfs van haar man die in 't gesticht zat, van haar kippen thuis die prachtig leien, van d'r buren die machtig vreemd zouen opkijken als ze morgen voor 'n gesloten deur kwamen....

 

De kantoorbedienden luisterden vroolijk. Het was 'n gráppige ontmoeting. 'n Dame alleen in 't koffiehuis - een die 'n beetje te veel had gedronken. Ze luisterden, dronken hun biertjes. Toen bestelde een 'n rondje en heel beleefd vroeg-ie of mevrouw ook

[pagina 48]
[p. 48]

wat gebruiken wou? Zij dorst niet néé zeggen. Dan maar 'n kleintje brandewijn met suiker - één keer kon geen kwaad, vóóral niet als je moe was.

En toen 't op was, zeldzaam luciede, met dartele uitgelatenheidjes in d'r ouwe oogen, presenteerde zij op haar beurt een rondje, wàt ze maar wouen. Zelf nam ze 'n glas Melk. Want alles had z'n grenzen en ze voelde dat ze niet verder mocht gaan.... stout.... brandewijn.... 't Was welletjes.

Maar even voor twee, vóór ze afscheid nam, gebruikte ze nog 'n glaasje fine cognac. De zuurkool en de worst zaten dwars. Ze begon door te slaan, fluisterde intieme geheimpjes, presenteerde pepermunt, drups en odeur, gaf ondeugende knipoogjes, verhaalde van den kruidenier op 't dorp, 'n weduwnaar, dien ze wel mocht, maar ze wàs nog getrouwd, zou zich nooit vergeten....

's Nachts was ze ziek, den volgenden morgen katterig.

De menschen van 't dorp keken haar na.

Ze zag er pipsjes uit, liet 'n haring halen om zich te restaureeren, smeet schuw de klontjes van de fine cognac, die ze half-suf in d'r beugeltasch had gestoken in de vuilnisbak. Ze wou geen souvenirs aan den stormachtigen Nacht....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken