Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 7 (onder ps. Samuel Falkland) (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 7 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 7 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 7 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.85 MB)

Scans (14.96 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 7 (onder ps. Samuel Falkland)

(1912)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 38]
[p. 38]

Het geolied bordje.

Voor de huisdeur ketste het hoefgetrap der wachtende paarden.

‘Toe dan!’, zei Henk: ‘kwart voor twee - we hebben geen tijd te verliezen’....

En Johan, even ongeduldig, even netjes gerokt betrommelde het tafelblad.

‘Nee - ik dúrf niet goed,’ aarzelde ze.

‘Je dùrft niet,’ spotte vader: ‘twijfel je dan nog 'n moment?’

‘Kom,’ drong moeder aan: ‘zet maar gerust je hoed op - ik vin 't 'n áárdige verrassing’....

‘Liever niet,’ hield ze bijna-angstig vol: ‘stél je 't geval dat nou nòg is’....

Al de stemmen knapten driftig haar aarzling. Vader riep luidruchtig ho-ho! - moeder haalde de schouders op. Henk en Johan schreeuwden haast nijdig dat ze mal was, dat 't niet hielp of je bang dee, dat 't nóú zoo secuur was als tweemaal twee vier....

‘Jongens,’ zei ze verlegen: ‘gaan jullie nou alleen - dan dek ik de tafel af - dan - dan - Da's toch véél huislijker voor Edi!’

‘O jij zenuwschepseltje,’ lachte vader: ‘'k zou je wel is voor erger dingen willen zien staan’....

[pagina 39]
[p. 39]

‘Dan nièt,’ zei Johan spijtig: ‘klaar Henk?’....

De trap kraakte onder hun stampend geloop, de koperen roeden rinkelden, de deur bonste dicht en het hard gehamer der wielen doorklepperde het straatje.

Vader voor het raam keek de jongens na.

Coba dekte. Anders dronken ze om half één koffie.

Vandaag zouen ze 'r niet aan gedacht hebben.

‘Nog 'n half uurtje,’ zei moeder, ongerust in den leunstoel. Door het spionnetje overzag ze de straat. Het rijtuig rolde den hoek om.

‘Zet toch 'n ánder gezicht,’ bromde vader zich plots omkeerend: ‘je brengt ons allemaal uit de stemming’.

‘Ja, papa,’ zei ze schuw.

‘Ja-papa, ja-papa,’ herhaalde hij knorrig - als-ie niet op tijd at en dronk werd-ie van 'n vervelende prikkelbaarheid - 't was 'r nou ànderhalf uur over -: ‘wìj hebben je niet verplicht’....

‘Noù,’ suste moeder, bang voor 'n huilpartij: ‘zet de bloemen óok op tafel, Coba’....

Stilletjes schoof ze de kamer uit, naar de studeerkamer, in 't achterhuis. De gordijnen hingen zwaar voor de ramen, dompelend het vertrek in een killen schemer. Alles leek triestig, zwaarmoedig. De boekenplanken rekten log-dreigend, de papierentafel stond lusteloos-grommend.

Alleen het bureau met z'n bloemen, z'n rozen en boschviooltjes fleurde op in 't geschemer.

Bij de vensterbank hurkte ze op 'n taboeret, keek naar twee pakjes tusschen de bloemen, een hoog pakje, een plat.

Moeder schrikte haar op.

‘Ga je híer zitten, Coba?’....

‘Eventjes maar, mama’....

‘Heb jij die bloemen?’....

[pagina 40]
[p. 40]

‘Ja mama.’

Glimlachend nam de ouwe dame de pakjes op, opende ze. In het eene was een doosje met visitekaartjes Edi Bing, arts, in het ander een koperen naambordje met sierlijke letters Edi Bing, arts.

Bijna liefkozend pakte de ouwe vrouw de dingen weer in.

‘Hè, als-ie 'r nou maar dóór is,’ zei ze zuchtend.

‘Als’ - herhaalde Coba en ineens zakte ze in kleinkinderachtig gehuil.

‘Als,’ zei moeder met verwonderings-stem.

‘Hij was zoo stil vanmorgen,’ snikte Coba, blij effen te kunnen huilen, nou schoonpa 'r niet bij was.

‘Hij was nièt stil,’ viel de ouwe vrouw uit en plots kribbig van beweren, want óok hàar zat 't dwars: ‘hoor is, Co, je mot niet zoo màl doen. Jullie hebben 't gewild. Wij wouen niet. Neen, wij wouen niet.’

En zelf benauwd van allemaal zenuwtjes die 'r stem barscher lieten gaan dan ze wel wóu, geen raad wetend bij de stil-snikkende jonge vrouw, knorde ze de studeerkamer uit, de groote gapende stille studeerkamer.

Domp gebukt zat ze, nu denkend aan alles wat vooraf was gegaan, aan 't leven van zuur ge-oorlog tegen mekander, omdat 't tégenliep.

Drie jaar geleden was ze met Edi getrouwd. Z'n ouwers wouen niet. 'n Jongen die met móéite semiarts was geworden, met moeite omdat-ie méer uitging en méer pleizier maakte dan goed voor 'm was, móést niet an trouwen denken vóor-ie gepromoveerd was.

Maar tegen de hardnekkige verliefdheid van hèm viel niet veel in te brengen. Co had-ie ontmoet op 'n studentenbal, Co was 'n beeldje en Co was arm.

[pagina 41]
[p. 41]

Of z'n vader redeneerde, of z'n moeder soebatte: hij wòu trouwen. Als ze geen toestemming gaven - geld was 'r genoeg, om gèld hadden ze 't niet te laten - dan gaf-ie z'n studie 'r an, dan vertikte-ie 't om te promoveeren, dan trouwde-ie toch omdat-ie meerderjarig was en zou wel in den handel z'n brood zien te verdienen.

Als ze jà zeien, zou-ie zich doodwerken, radikaal kapot werken om z'n verloren tijd in te halen.

Toen machteloos, dol veel houdend van d'r oudsten jongen, zeien vader en moeder jà - op één conditie - Edi en Coba moesten bij hen komen inwonen. Dan kostte 't niet zoo véel geld. Dan bleven ze tóch bij mekaar - dan liep alles van 'n leien dakje.

En waarlijk ze hadden zich niet te beklagen. Bedorven, verwende, vertroetelde Edi werd als 'n lammetje in z'n trouwen, werkte stevig, schoot hard op. Co had 'n invloed op 'm, 'n zachten goeden invloed waarover z'n ouders verbaasd waren. Maar Co, hoe lief en zacht en opwekkend ze was, had geen examen af te nemen en Edi, die acht jaar van z'n jonge leven verboemeld had, had verbazend veel moeite z'n hersens tot studie te traineeren. Studie is als sport: ongebruikte hersens en ongebruikte spieren dutten in. Zoodat hij de éérste maal voor z'n artsexamen zakte, maar zoo gemeen zakte dat-ie 't thuis an niemand, zelfs niet z'n vrouw dorst te vertellen. De professors mòchten 'm niet, zei-die.

'n Jaar later dee-die wèer examen na hèel hard werken. En opnieuw kwam hij thuis, lusteloos, òp, meer ontmoedigd om 't z'n ouders en z'n vrouw te zeggen dan om 't feit zelf. De ellende als je 't respect in de oogen van je eigen vrouw verliest, as ze je meelijdend gaat ankijken, als ze je niet meer in je vertrouwt!....

[pagina 42]
[p. 42]

Co was lief, vertroostend gebleven. Hij wàs haar knáppe, werkzame, intelligente Edi en al zeien àl de professoren 't tegenovergestelde, dan geloofde ze 't toch niet. Maar met de familie was 't anders, werd de toestand gespannen, netelig, verdrietig.

Twéémaal gezakt. Twéémaal. Vader zei niets. Moeder zei niets. Ze wrokten. Daar had je 't, als 'n student de dwaasheid beging te trouwen vóór-ie gevestigd was. Wie hadden 'm gewaarschuwd? Wie hadden 'm nog zóó gezegd?....

Als Edi 'r bij was, zwegen ze, deeën ze gewoon - bang voor z'n drift - als ie úit was, naar 't gasthuis, of lessend bij 'n privaat-docent, kreeg de jonge vrouw de volle laag der speldeprikjes en bedekte venijnigheidjes.

Geen dag ging 'r voorbij of ze moest hèt hooren, hèt dwaze om op die manier te trouwen. Nou zag ze 't zelf. Nou kon ze ondervinden, hoe pleizierig, hoe prettig 't was afhankelijk te zijn van anderen.

Sterker werd de crisis toen bij de derde maal de professoren wél tevrejen waren maar toch verzochten om na Kerst nog even terug te komen. Zóó waren ze niet verantwoord. Bijna wanhopig was-ie thuis gekomen, had gehuild toen ie met Co alléén was, de professoren vervloekt, die 'n pik op 'm hadden. Andere reden bestond 'r niet.

Na dàt examen werd het een openlijke vijandschap met de ouders. O, 't geluk om 'n éigen huisje te hebben, niet dagelijks bespied te worden, niet de zeurige gemeenschappelijke maaltijden, niet de eeuwige afhankelijkheid....

Vandaag was Edi den uitslag van.... de vierde maal gaan hooren, hadden Henk en Johan, nu zéker van de overwinning, 'n rijtuig besteld om 'm af te halen, hadden vader en moeder èn Coba bloemen gekocht, leien de óúde pakjes te wachten, het

[pagina 43]
[p. 43]

pakje met de visitekaartjes Edi Bing, arts, dat al bij het eerste examen had gereed gelegen, haastig vermoffeld was toen ie zakte en het pakje met het koperen naambordje Edi Bing, Arts dat ook al vóór het eerste gekocht was, telkens met tranen en zuchten en mokken verstopt werd en in de olie gezet (voor het bederf), als-ie treurig en verwoed terug kwam. De visitekaartjes, de nette, sierlijke kaartjes Edi Bing, Arts, waren van Coba - het geoliede naambordje met de scherpe krulletters EDI BING, ARTS waren van vader en moeder. De schroefjes leien er bij, de koperen schroefjes om het in minder dan geen tijd in de deur te schroeven. Met het bordje kwam de zelfstandigheid. Zónder 't bordje bleef het verdrietig-doen van alle kanten....

 

Wel 'n kwartier had ze gezeten, het hoofd in de handen, niet durvend te luistren naar 't rijtuig dat 'm thuis zou brengen. Precies waar ze zat, kon ze àlles hooren van op straat. 'n Hondenkar schrikte haar op, 'n wagen deed haar schòkken.

Werd de kamerdeur geopend, keek de meid, die van àlles wist, de goeie ouwe meid, door den kier.

‘Is meneer 'r nog niet?’

‘Nee, nog niet’....

‘'k Heb ook blommen, mevrouw’....

‘Dankje, Saar’....

Glee de deur dicht, suisde de stilte om haar leventje heen, haar leventje dat geen heelal kende, geen wereld, geen gebeurtenissen - enkel het verschrikkelijk dreigende, wanhopige examen.

Hoorde ze voetstappen nu, sluipende voetstappen, punten van voeten die tegen de koperen roeden stieten - hoorde ze den looper zachtkens piepen en een deur scharnieren...., bleef 't verder stil, angstig-stil.

[pagina 44]
[p. 44]

Wie was 'r naar boven gekomen? Wie - zónder schellen?....

 

Wit, onbewogen, zat ze toen de deur open werd geduwd.

Hij was 't niet.

Schoonvader, norsch, met de vreeselijke tijding op z'n gezicht stoof binnen.

Ze hoefde niet te vragen.

Hij zei dadelijk, zonder complimenten: ‘Mis!’

‘O, O,’ zei Coba versuft.

Met lippen geschroefd van kwaadaardigheid, liep hij op en neer.

‘Waar is Edi?’ vroeg ze zacht.

‘Edi! Edi!’ snauwde hij: ‘Vóór! Durft 't je niet te zeggen! De stommerik! Die dokter van 't jaar nul’....

Haar tranen bedwingend - strak van ontzetting - nam ze het pakje met de visitekaartjes, stak het in den zak en lichtbevend knoopte ze het oude touwtje om het vettig bordje. EDI BING, ARTS.

‘Smijt ze in 't vuur!’ gromde de oude heer: ‘eerst acht jaar niks uitvoeren - dan 'n vrouw die 'm van z'n werk houdt!’

Ze antwoordde niet, keek triestig naar de rozen, de boschviooltjes, sloop naar de voorkamer, waar moeder bedrukt zat èn Edi.

‘Lieve, goeie Edi - 'k trek 'r me niks van an’, zei ze, z'n gebogen bleek hoofd dat niet meer aan studie gewend was, in haar handen nemend.

't Rijtuig met Henk en Johan in d'r rokken hield voor de deur stil.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken