Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Trinette (1913)

Informatie terzijde

Titelpagina van Trinette
Afbeelding van TrinetteToon afbeelding van titelpagina van Trinette

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

Scans (1.59 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Trinette

(1913)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

IV.

Tante Adri was later dan anders opgestaan. Ze had tot diep in den nacht met haar zuster gepraat, had zich in 't vreemde bed gewenteld zonder slaap te vatten.

Nu stond ze in 't onderlijf, de dikke armen, de vleezige schouders ontbloot, voor den kleinen spiegel, haalde de kam door 't welige bruine haar. Ze was uit haar humeur, 'n verschijnsel, dat zich 's morgens chronisch vertoonde. Het haar was weerbarstig. Een poot van den nieuwen kam brak af in een der klitten.... tante Adrienne bleef verschrikt staan. Niet om dien poot.... ze zag een wit haar. Met de voorzichtigheid van een natuuronderzoeker, die 'n zeldzaam insect ontdekt, maakte ze zich van den zilveren draad meester, rukte, trad hoofdschuddend voor 't venster. Half nijdig draaide ze 't onaangename ding tusschen de vingers, liet 't langzaam uit 't open raam glijden, gluurde 't - met de bloote armen op het kozijn leunend - na, tot de zilveren kronkelingen met 't licht eén werden.

't Was een treurige ontdekking.

[pagina 29]
[p. 29]

In den tuin spoelde Trinette vaatwerk.

‘Trinette!’

‘Dag tante!’

‘Kom 's even hier, Trinette!’

‘Op uw kamer?’

‘Ja, kind!’

't Meisje liet haar werk in den steek en kwam boven. Tante zat in 'n verslagen houding.

.... ‘Wat blieft u?’

.... ‘'k Wor oud, kind....’

‘Ha, ha, ha!.... Maar tante!’

‘Lach niet!.... 'k Heb grijs haar gevonden!’

‘Is dat zóo erg?’

‘'t Kan niet erger.... Nu zullen 'r wel meer zijn.... wil j's kijken?’

‘Zeker....’

IJverig doorwoelde 't meisje 't groote hoofd.

.... ‘'k Zie d'r geen....’

‘Langzamer kijken.... Nou?.... Heb j'r een?’

‘Ach kom.... 't Was verbeelding!’

‘Au! Au!.... Niet zoo trekken!.... versta je 't haar opmaken?’

‘Zoo'n beetje.... van achter opnemen?’

‘Ja.... 'n ziertje meer links.... Zoo doe j't goed.... Niet te zwaar anhalen!.... Je doet 't heel handig.... Goed zoo!’

Druk weerde Trinette zich met kam en borstel. Tante volgde eerst alle bewegingen in den spiegel, sloot toen de oogen, die handenbeweging op 't hoofd lekker vindend. Ze had zoo weer kunnen indommelen.

.... ‘Zeg, tante....’

‘Ja....’

‘Is Brussel mooi?....

‘Brussel.... Wat zeg je?.... Ja, ja.... zeker.... 'k kom niet dikwijls in de stad!’

‘Waarom niet?’

[pagina 30]
[p. 30]

‘We wonen buitenaf bij Voluwe.... Oho! wat heb 'k 'n slaap.... Je oom gaat 's morgens om vier uur naar de markt.... Als-ie terugkomt.... Oho! Is dat geeuwen!.... als-ie terugkomt is-ie doodmoe.... 's Zondags wil-ie niet... dan ga 'k soms wel met Florent.... Oho! Oho!’....

‘Florent.... Wie is dat?’

‘Je vraagt zoo'n boel op den vroegen morgen Da's de knecht.’

Tante knipte met 't hoofd, maar Trinette wou praten, lachte om haar geniepigen inval.

‘'k Wou da'k ook in Brussel was....’

Geen antwoord.

‘'k Wou da'k ook in Brussel was....’

‘Au! Au!.... Let toch op Trinette! Je neemt verkeerde haren op!... Wat zei je?’

‘'k Wou da'k ook in Brussel was.’

‘Ja dat willen alle jonge meisjes....’

‘'k Wou wel weten,’ vervolgde Trinette in 'n plotselingen overgang tot vreemden ernst.... ‘'k wou wel weten hoé andere menschen leven... ze spreken telkens van braaf zijn.... om 'n leven hier namaals... Als 'k dood ging... zou 'k niks van de wereld gezien hebben.... niks.... niks... Dat vin'k 'n lamme gedachte!’

‘Malligheid... je komt pas kijken....’

De kam streek door de haren. 't Meisje zweeg even.

‘Geloof je ook da'k slecht ben, tante?

‘Wat zeg je nou weer?’

... ‘Je zult d'r om lachen... 'k Ben slecht.... 'k voel me slecht... Weet je, als 'k hier mot blijven loop 'k weg!’

... ‘Nonsens.... Kinderpraat!’

‘Nee... Nee!... Ze vatten me niet... 'k voel me ongerust... altijd!... altijd! Wat dàt toch beteekent?.... Buiten bedaart 't...., droom 'k zonder da'k wil.... zóo vreemd.... zulke gekke, dolle dingen.... da'k bang wor.... bang....’

‘Pas op met die haarspeld!... Au!... Pas op: Zoo... Ja zòo!.... Bang waarvoor?....

[pagina 31]
[p. 31]

‘Dat weet 'k niet. 't Is zóo vreemd.... zóo vreemd.... Net iemand, die achter me staat in 't donker....’

‘'n Boeman! Hahaha!... Zoo'n groote meid!... Zeg, heeft vader je.... gister geslagen?...’

‘Ja!’

‘Waarom?’

‘Om niks!... 'k Had geen schuld... Bah, 'k maal d'r niks om.... 'k lach d'r om!... 'k lach d'r om!’

‘Jou, brutale....’

‘Hij slaat me altijd.... Kijk hier is 'n bonte plek.... 'k Maal d'r niks om, geen cent!... Als 'k ouwer ben, sterker.... Zal 'k 'm....’

‘Wat meen je!’

‘Niks, niks.... Cristi, hij heeft me pijn gedaan gister!... Toch heb 'k gelachen om z'n pijp... Ha! Ha! Ha!... Z'n pijp.... Hij heeft 'm stuk gebeten van kwaadheid, van gal....’

‘Mág je zoo spreken, kwaje meid?’

‘De pastoor.... de pastoor heeft mooi praten.... Je mot ze liefhebben.... Hij zou wel anders praten.... als-ie slaag van ze kreeg.... Ik doe 't niet.... ik dòe 't niet!... Als 't geschreven staat is 't nonsens!... 'k Hou alleen van Frans... van Romaine....’

‘Zoo hóu je van Frans?’

.... ‘Hij is zóo sterk.... zóo sterk.... Hij draagt me als 'n kind....’

‘Laat je je dragen?... je bent al 'n vrouw....’

Trinette boog 't gezicht diep over tante's hoofd. Een verraderlijk rood kaatste in den spiegel.

‘Hoe hou je van 'm, zeg?’

‘Dat weet 'k niet.’

‘Weet je dat niet?’

‘'t Is gek.... Als 'k 'm niet zie.... denk 'k an 'm....’

.... ‘En als-ie bij je is?’

‘Dan... dan... zul je niet lachen, tante?... Dan... ben 'k bang voor 'm....’

Tante Adrienne schudde van 't lachen. 't Vette vleesch

[pagina 32]
[p. 32]

van haar armen trilde, de gevulde boezem schokte als dril in de gapingen van 't weeke corset. Ze vond dat verhaal allergrappigst.... zou 't aan Florent oververtellen.... Zoo'n malle meid! Ha! Ha! Ha!...

Zenuwachtig streek Trinette de halsharen glad...

‘Mot je daar nou om lachen?...’

‘'k Lach!... Jezus je bent zoo grappig!... bang?... bang, waarvoor? Ha! Ha! Ha!...’ - 't Was 'n diepe volle lach als van 'n man.

‘Dat weet 'k niet.... Soms kijkt-ie me an, da'k weg zou willen loopen.... als 'k durfde....’

‘Dus hij is zooveel als je vrijer?...’

‘Nee... nee... maar als-ie genoeg geld verdient gaan we trouwen.’

‘Weet je moeder dat?’

‘Kè-je begrijpen!... 't Is 'n geheim.... Je zult 't toch niet verklappen?’

‘Heusch niet....’

‘.... Weet je.... geen betrekking in Brussel voor me, tante?’

.... ‘Je bent veel te jong voor Brussel....’

.... ‘In September wor'k achttien....’

.... ‘Brussel is 'n lamp, kind.... De vlinders vliegen d'r heen.... raken de vleugels kwijt.... worden dan uit meêlij doodgetrapt.... Dat begrijp je niet.... hoèft ook niet.... De scheiding zit wat scheef.... Wil j'm even uitwasschen?’

‘'k Wou toch naar Brussel.... Victorine is er ook heengegaan.... die verdient veel geld....’

‘Wie is dat?....’

‘Me vriendin.... Ze was dol op Cohu.... Die heeft d'r laten zitten.... is getrouwd met Marta.... Toen is ze weggeloopen.... Ze verdient geld als water....’

‘Wat zou jij nou met geld doen?’

‘'k Zou 't an Romaine zenden, alles.... Als ze dood zijn komt ze bij me wonen.’

[pagina 33]
[p. 33]

Tante begreep dat met ‘ze’ de ouders bedoeld werden. Ze stond op, bekeek 't kapsel. De nicht bleef treuzelen.

.... ‘Is 't waar, Trinette, dat je dikwijls liegt en snoept.... Je moeder zei 't....’

't Bloed vloog 't meisje naar 't hoofd....

.... ‘Nou ja.... 'k lieg!....Als 'k niet lieg, krijg 'k slaag.... 'k Hou van snoepen!.... 'k Zou wel altijd lekkere dingen willen eten.... Daar kom 'k voor uit!.... Mooie kleeren!.... Andere menschen hebben 't zoo goed!.... Heb je wel eens in 'n hôtel gegeten, tante?.... An zoo'n fijne, lange tafel met linnen en zilver!.... 'k Gaf d'r m'n eene hand voor.... als 'n dame - heelemaal dame - bij Biron te zitten!.... Garçon! Garçon!.... Verbeeld je:.... ik: Garçon! roepen - Garçon, éen portie krentenbrood met boter! Vite! Dépèchez-vous!.... Als dan 'n arm kind voor 't raam stond, zou 'k 't binnen laten komen.... de helft van m'n bord weggeven.... Cristi! Cristi! Wat zou 'k smullen.... Hé garçon, geef me nog 'n beetje van dát.... en dàt is ook wel lekker....’

In extase keek ze uit 't venster, verdiept in haar kinderlijke fantasie.

Tante Adrienne glimlachte spottend:

‘Als Madame Cathérine.... Nee deftiger.... als Madame Chatérine Bonnier, geboren Pascal, kun je dat alles misschien hebben, klein ding.... Houdt Frans van je?’

‘Dat weet 'k ook niet.’

‘Dat mòest je dan toch weten.’

‘Soms is-ie onverschillig.... Soms....’

‘Nou?’....

‘Soms zegt-ie dwaze dingen.... net als gisteravond.... 'k geloof dat-ie oòk slecht is.... De pastoor zegt 't.... Vin je zoenen geen vieze gewoonte, tante?’

Tante's corset schudde krakend.

‘Nee, maar.... Nee maar, kind, je bent vermakelijk!’

Goudglansjes tooverden zonnestralen in 't rosachtig haar Toor 't venster. De donkere oogen keken naar buiten, en

[pagina 34]
[p. 34]

met 'n stille melancholie zei ze, afgetrokken, 'n bizarre opwelling....

.... ‘Wat nou toch 't leven is?’....

Uit den tuin klonk de schelle stem van Madame Pascal.

‘Trinette!.... Trinette!.... Romaine, waar is ze?’....

‘Hier!’ riep 't meisje, 't hoofd voorover buigend.

‘Luilak je weer!.... Wil je deksels gauw 't vaatwerk wasschen?’....

‘Schreeuw maar zoo niet!’....

Nijdig keerde Trinette zich om. Bij de deur stond ze aarzelend stil, smeekend met de mooie oogen:

.... ‘Neem me mee naar Brussel.... Toe, neem me mee....’

 

Toen tante beneden kwam, dampte de koffie op tafel. Versch boerenbrood in lange reepen, vulde den bruinen schotel. Pierre zat bij 't raam. Bij de tafel Marianne en pastoor Barnier.

‘Hé, Adrienne welkom,’ zei de geestelijke vriendelijk:.... ‘je ziet 'r best uit.... Maakt Jean 't goed?’

‘Manson.... jawel best.’

‘Dat doet me genoegen.... Je hebt 't goed, niet?’

‘De affaire gaat best....’

‘Veel klanten?’

‘Manson bedient de buitens op Schaerbeek en Voluwe.... We houen twee knechts....’

‘Da's ferm.... Als 'r nu nog 'n kleine Jean kwam....’

'n Bittere trek op 't gezicht van Adrienne, 'n mengeling van verveling en minachting.

‘D'r zal wel nooit 'n kleine Manson komen....’

‘Hoe wou je dat voorspellen, kind.... O, dat ongeduld!’....

‘Ha! ha! ha!.... 't is mijn schuld niet!.... Ik wou graag.... dol graag.... aflijn, laten we dàarover niet verder praten.’

De pastoor knikte verlegen. Er dreigde 'n onaangename gaping in 't gesprek.

‘Waar is Romaine?’

[pagina 35]
[p. 35]

‘Romaine,’ zei de moeder.... ‘blijft wat liggen.... 't Schaap is niet goed.... Willen we gaan eten?’

Ze zetten zich om de tafel, ook de pastoor.

‘Pierre,’ begon tante, 't brood in haar kom soppend:... ‘'k had wel zin Trinette mee te nemen.... voor 'n paar dagen.... 'k wil zelf de reis betalen.... Wat zeg je?’

Pascal keek wantrouwend op.

.... ‘Voor 'n paar dagen?.... Nee.... Niet noodig!’....

Adrienne vatte 't antwoord verkeerd:

.... ‘Nou.... als je wilt langer!.... Wat zou j'r van denken, als ze in Brussel in betrekking ging?.... Kinderjuffer of zoo iets?.... Ze kan bij mij wonen’....

‘Ze is zoo jong....’ merkte de pastoor zacht op.

‘Jong, ja.... Maar ze zou graag op eigen beenen staan.... 'k Geloof niet.... zie je - als j't me vraagt - 'k Geloof niet.... dat ze hier gelukkig is....’

‘Voor mijn part kan ze gaan,’ bromde Marianne: ‘Z'is toch maar tot last.... Wat zeg jij, Pierre?’

Langzaam kauwde de vader, groote happen.

Er was 'n stilte.

.... ‘Zoo!.... Wou ze weg?.... Gebeurt niet, zoolang 'k leef.... In Brussel gaan z't pad op!.... Gebeurt nooit!’...

.... ‘Maar ik zal op haar passen....’

‘Zoolang ik leef eten ze thuis.... Brussel.... nooit!’

Een herinnering leefde op in 't soldatenhart.... iets vaags, 'n schemering.

Juist kwam Trinette binnen.

Zwaar trok Pierre de wenkbrauwen samen, keek norsch over z'n bord.

Ruw klonk de stem.

.... ‘Wou jij weg van hier?’

't Dreunde door de kamer als 'n dreigement.

.... ‘Nee.... nee,’ fluisterde ze, aarzelend, angstig.

‘Da's goed,’ gromde hij.

Zwijgend werd 't ontbijt geëindigd.

Alleen de pastoor sprak.

[pagina 36]
[p. 36]

Vriendelijk-goedig sleepte z'n geluid door de kleine ruimte.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken