Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Trinette (1913)

Informatie terzijde

Titelpagina van Trinette
Afbeelding van TrinetteToon afbeelding van titelpagina van Trinette

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

Scans (1.59 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Trinette

(1913)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

VII.

't Was of Pierre's dood 'n anderen geest in zijn huis gebracht had. Geen woord nog tusschen Marianne en Trinette voorgevallen.

't Was avond. In de huiskamer zaten ze stil, de weduwe, de kinderen, oom Jean.

‘Zie je.... Adrienne heeft met me gesproken.... Je zult 't nou wel niet breed krijgen.... 'k Wou Trinette meenemen....’

‘Wat mot ze in Brussel doen?’

‘D'r eigen kost verdienen.’

‘Ja.... ja.... maar hoe?’

[pagina 49]
[p. 49]

‘'k Was eergister bij Greiner. Ken j'm?’

‘Nee.’

.... ‘David Greiner, de bankier.... 'n beste klant van me.... Elken morgen arrangeer ik z'n tuin.... Florent wil-ie niet bij zich hebben.... die maakt altijd gekheid met de boojen, weet je?.... Nou daarom ga 'k zelf.... Most 'k natuurlijk zeggen, da'k 'n paar dagen niet zou komen en wou mevrouw weten waarom. 'k Heb d'r de heele geschiedenis verteld. Ze huilde d'r van. 't Is 'n goed mensch, bederft Juultje wat.... Nou toen kwam 't zoo vanzelf.... wou ze Trinette wel hebben om op Juultje te passen.... da's 't eenig kind mot je weten. De vorige meid deugde niet.... Heb j'r idée in?’....

‘Breed krijgen w't niet.... 'k Zal voor 't hôtel misschien wasschen.... dan 't fruit van den tuin.... Heb je zin naar Brussel te gaan, Trinette?’

Besluiteloos keek 't meisje op.

‘'k Wou.... 'k Wou....’

‘Wil je niet?’

Vreemde gedachten doorsoesden haar.

Nu 't luchtkasteel verwezenlijkt kon worden, kwam er 'n groote aarzeling, 'n vrees over haar. Ze zat hier goed, zoo rustig, bij die gezellige lamp, zoo kalmpjes.

‘'k Zou gaan,’ zei Romaine zacht.

Vriendelijk, bemoedigend keerde de blinde 't knappe gezichtje naar de zuster.

.... ‘Je kunt bij ons slapen.... Greiner woont 'n paar minuten van ons af.... Als 't winter wordt en ze d'r huis in de stad betrekken, kunnen we verder zien.... D'r is 'n zolderkamertje leeg naast Florent....’

Trinette speelde zenuwachtig met 't haakwerk. Toen zei ze langzaam:

.... ‘Ik wil wel....’

 

Den heelen nacht lag ze wakker, keek door 't raam naar den maneschijn buiten, trachtte zich de stad voor te stellen,

[pagina 50]
[p. 50]

de groote stad.... Maar ze dacht er an zonder vreugd, bijna met weerzin.... Ze zou Romaine niet meer zien.... haar vrijheid kwijtraken.... Ze zou moeten werken bij vreemden.... werken.... werken.... Dat nare, displeizierige altijd moeten werken om te leven!.... Worstelend tegen haar wakker-zijn, dreven diffuse droombeelden voor haar oogen. Even zag ze haar vader en ze schoof zich rillend tegen Romaine aan, diep onder de dekens. Maar hij kwam weêr, lachend, met de brandende pijp. Koortsachtig begon ze toen aan Brussel te denken. 't Hielp. Welbehaaglijk rekte ze zich uit, woelde zich bloot, dekte zich weer toe en ze dommelde zonder te slapen, 'n hallucinatie, malle voorstellingen.... Brussel.... Brussel.... huizen.... paleizen.... drukke straten.... allemaal dames.... dames.... mooi licht.... veel licht.... heel veel licht.... muziek.... cristi.... die groote trom.... Boum! Boum! Boum!.... Hou nou op!.... Trinette, roepen ze.... knappe Trinette.... Wat schijnt je haar!!.... cristi, je haar brandt!.... je bent rood!.... Trek nou je schoenen an.... we loopen hier nooit op bloote voeten.... Geef m'n kousen.... m'n schoenen!.... Boum, Boum, Boum! Boum!.... Hou nou op!.... Je maakt me doof.... O ja! ja! ja!.... Geen bloote voeten.... Wat maken jullie een leven.... Ho! Ho!.... Hou nou op!.... 'k Wil d'r uit.... Niet zoo hard!.... Zoo.... Zoo....

Glimlachend was ze ingedut, 't kopje op Romaine's schouder.

***

't Was dien dag heel druk in 't kleine huishouden. Om vijf uur zou oom met 't meisje vertrekken. Haastig moest alles worden nagezien, ingepakt. Na 't eten wipte Trinette de deur uit om den pastoor goeden dag te zeggen. Ze vond hem in de pastorie.

.... ‘Zoo, zoo!’....

Hij streek zich met de hand over de kin.

.... ‘Zoo, zoo!.... Je moet dan maar braaf blijven.’

[pagina 51]
[p. 51]

‘Wil u m'n brieven an moeder en Romaine voorlezen?’

‘Zeker, beste meid.’

‘Als 'k geld verdien, zend 'k 't over.’

‘Goed, braaf zoo.’

‘En 'k zal hard werken.’

‘Braaf!.... Maak dat je altijd met 'n gerust geweten naar boven kunt kijken.... Da's de hoofdzaak... Dag m'n kind....’

Als naar gewoonte lei hij de hand op haar hoofd en met vriendelijke blikken volgde hij haar.

Van de pastorie liep ze naar de beek. Ze wou de bekende plekjes nog éens zien. Ze voelde zich sentimenteel. In 'n kinderachtig verlangen trok ze schoenen en kousen uit, plaste droomend in 't water. In haar oogen was 'n hunkeren om die mooie omgeving dorstig te drinken; in zich op te nemen zonneschijn, groen.... alles in éen begeerlijke teug. Ze ademde diep op, snoof de zoete geurige lucht. Ze wreef zich 't stroomend water over de voeten, riep fluisterend.... Frans!... Frans!, bewust dat 't jodelgilletje niet zou klinken, tòch met 'n aandrang al de herinneringen aan de hier verleefde jeugd te voelen opwellen. Met weerzin ging ze eindelijk heen, omkijkend, glurend, de boomen betastend, den hemel bewonderend

In den stal naast de steengroeven glipte ze binnen. Minette knabbelde aan de ruif, draaide den kop om bij 't knarsen van de deur. Trinette sloeg den arm om den nek van 't beest, keek rond of niemand 't zien kon, zoende 't dier tusschen de oogen.

Marianne had alles met bizondere zorg klaargemaakt. 't Was alsof ze wou goedmaken de liefdelooze, harde houding van vroeger. Toch was 't afscheid aan 't station koel.

‘Dag kind,’ zei de moeder en de dochter gaf haar op iedere wang 'n zoen.

De aanraking der lippen was koud.

't Gaf beiden 'n onaangenaam gevoel,

't Waren twee vreemden, die elkander verlieten. Romaine

[pagina 52]
[p. 52]

omhelsde de zuster hartstochtelijk. Ze snikte achter 't zakdoekje. Toen de trein 't station binnenstoof nam de blinde 't rosachtige hoofd tusschen de handen, betastte alle trekken, klemde zich aan Trinette vast.

‘.... Romaine.... 't Is tijd,’ zei de moeder, hard.

Een oogenblik later was de trein buiten 't gezicht.

***

Jean liet z'n nicht rustig huilen.

In Jemelle hadden ze een kwartier oponthoud, kocht hij in z'n goedhartigheid, om haar te troosten, 'n pakje bonbons. Door haar tranen heen glimlachend, begon ze te knabbelen. Langzaam zakte 't verdriet. 't Was de eerste maal, dat ze in 'n spoorcoupé zat. Koortsachtig-opgewonden keek ze om zich heen, drukte 't wipneusje tegen de ruiten, zag half verbluft naar 't voorbij-gedwarrel, 't draaierig-krommen der velden, sloot vermoeid de oogen bij 't monotoon wegschieten der ruw uitgehouwen rotsen.

Oom Jean was in gesprek met den eenigen reisgenoot. Trinette nam hem op. Hij was jong. 't Gezicht was dik met 'n zinnelijken trek om de gevulde lippen. Een bruin puntbaard en 'n kleine snor gaven aan 't gelaat een eigenaardig-sprekende uitdrukking. De oogen glommen levendig, intelligent. Een flambard rustte op het borstelige, achteloos-opgestreken haar. De kleeding bewees welvaren, had 'n zekere artistieke losheid.

Als Jean uit 't raam keek rustte Gonnes blik op Trinette, zóo, dat 't haar hinderde, dat ze kleurde.

‘Monsieur gaat oòk naar Brussel?’

‘Ja.’

‘Monsieur is artist?’ Jean doelde op de schetsboeken, die naast den jongen man op de bank lagen.

‘Statuaire....’

‘Aha.... beeldhouwer.... 'n mooi vak....’

‘Is dat uw dochter?’

[pagina 53]
[p. 53]

‘.... 'k Heb geen kinderen.... 't Is mijn nicht.’

Weer kleurde Trinette omdat men over haar sprak. Ze lei haar hoedje op zij. De zon speelde door de rosachtige haren.

Uit verlegenheid, sloot ze de oogen, hield zich of ze sliep. 't Duurde niet lang of Jean dommelde in. Toen zag Trinette door de wimpers, dat de jonge man een der boeken opnam, haar met groote, ernstige oogen aankeek. Hij begon te teekenen.

Ze brandde van nieuwsgierigheid om te zien, maar durfde de oogen niet openen. Ze zag alleen z'n regelmatigen oogopslag, z'n mooie witte hand, die krachtig lijnde en schaduwde en z'n ring, waarin een reusachtige brillant schitterde. Ze kreeg 'n rustig gevoel over zich. De houten banken schokten en dreunden. 't Brommende geraas vulde de ruimte. Schaduwen plonsden naar binnen, lichtflikkeringen en ze raakte zoo gewend aan de bewegingen van den overbuurman, dat ze op 't punt was werkelijk in te slapen.

‘Ciney!.... Ciney!’....

Een controleur kwam de kaartjes knippen.

Jean ontwaakte juist terwijl de beeldhouwer zijn schetsboek dichtsloeg.

.... ‘Zoo, zoo.... hebt u me uitgeteekend?’

‘Nee,’ zei Gonne lachend.... ‘uw nichtje.... 'n kleine schets....’

Jean wou 't zien.

‘'t Is de moeite niet waard....’

Toch stond de ander op, toonde de teekening. Jean knikte goedkeurend. Trinette kleurde voor de zooveelste maal. De buste had hij gefantaseerd, licht de rondingen van 't bovenlijf aangegeven. 't Was zoo 't beeld eener Psyché met naakte schouders, half gevulde borsten.

Dat laatste hinderde haar. Ze vond 't vervelend, ontkleed in 't schetsboek te staan van zoo'n wildvreemden man.

Hij begreep haar gêne, zette zich naast haar en lachend tooverde hij met 't potlood eerst 'n kraagje, toen 'n kleedje.

[pagina 54]
[p. 54]

Dat verzoende haar. Vroolijk babbelde ze met hem. Of ze naar Brussel ging? Zoo bij Greiner?.... Dien kende hij wel, lachte hij vroolijk, om z'n onwaarheid.... Hij kwam er an huis.... Nu had hij 'n voetreis door de Ardennen gemaakt. 't Was 'r gloeiend mooi.... De Brusselaars waren idioten.... ezels, die zich in 'n stad opsloten!.... Hij dweepte met de natuur.... Of ze eens voor hem poseeren wou? Gekleed, natuurlijk gekleed!.... Geen tijd? Ach kom!.... Oom of tante kon er bij blijven.... Ze kon hem gerust vertrouwen.... Hij heette Gonne.... Armand Gonne.... 'n Vlaamsche naam.... Hij dweepte met de Vlamingen.... O de mooie Vlaamsche beweging!.... Hij was trotsch op z'n naam.... Zoo heette ze Trinette Pascal?... Kijk wat 'n beroemde herinnering!.... Wel, wel!.... Zeker, iedereen in Brussel kon hem.... Hij werkte ook voor 't Gouvernement.... ze moest maar eens gaan kijken naar 't stadhuis.... D'r waren twee van zijn beelden bij.... Niet gekleed!.... Nee met vijgeblaadjes.... Ha! Ha! Ha! Ha! en hij lachte luidruchtig.

Van tijd tot tijd sprak Manson ook 'n woordje, Trinette presenteerde bonbons uit 't toetje. Gonne had moeite 'n boon stuk te kauwen, trok zulke leelijke gezichten, dat ze 't uitschaterde. Ze vond 'm allergrappigst, veel grappiger dan Frans.... die mooie, witte handen.... die ring met z'n blauw geflonker.... dat heldere gebit als ie lachte.

Toen werd ze opeens weer treurig. Oom deed 'n omslachtig verhaal van 't ongeluk Pierre overkomen. Gonne schudde meewarig 't hoofd. 't Was schande, dat er met zulke slechte werktuigen gewerkt werd!.... Zoo'n eigenaar van de steengroeve moest gestraft worden.... Hij was vurig democraat.... voelde zich aangetrokken tot 't volk.... Alle artisten waren democraten!.... Geduld!.... Geduld!.... men zou 't gouvernement wel dwingen. Hij praatte vol enthousiasme, wees Trinette op de rijke natuur, toonde zich iemand met 'n warm hart.

Langzamerhand rekte 't onderhoud. Gonne begon 'n schets

[pagina 55]
[p. 55]

van Jean Manson, die met open mond lag te rooken. Trinette keek weer naar 't dwarrelend hollen der voorwerpen. Vooral de telegraafpalen boeiden, hinderden. Eerst zakkend de draden, breed uitlijnend, dan schietend naar boven, steil; kwam de paal, dik-glimmend, wasemend weg, als 'n bruine streep. Dat herhaalde zich bliksemsnel, monotoon, zenuwachtig, vermoeiend. Haar hoofdje begon te knikkebollen.

‘Pst!.... Hé!.... we arriveeren,’ riep Gonne. In 't leege veld woningen. In de verte, zware, dikke lucht, iets als 'n donkere prop. Bij achten. 'n Lichte schemering. Reutelend, bonzend de wagen over de rails, licht schokkend bij elk verlengstuk.

Een roodachtige gloed kleurend den horizon.

Onrustig 't meisje. Haar neusvleugels trilden, schuw keek ze. Nog 'n tunnel en de trein holde langs huizen, huizen, huizen. Groene, roode seinen flikkerden in stuiperig getuimel, in vallen en huppelen als gloeiende vonken op grijzigen achtergrond. Kleuren, wit, bruin, roodaarden muren liepen terug, wilde, rukkende sprongen, golvingen langs d' harde lijning van 't kozijn, soms met 'n gaping van groen. Zwart van stof en roet, raasden woningen, slaperig wegdoezelend in schemering. Enkele roodgloeiing van verlichte vensters, menschenschimmen schoten weerbarstig naar voren.

Koorts van verlangen, 'n huiverig popelen over Trinette. Elke kleur zag ze, elke lijn. Ze beefde als 'n losgelaten vogeltje, groot in 'n juichend gevoel van veel vrijheid, toch bedeesd, verrast, bang voor 't harde geklapwiek in de breede ruimte.

Bij 't station, 't kleine gezicht éen bewondering, éen bevreemding. Hard, kil licht, valschen dagschijn, de hoogopstekende electrische bollen. Zilveren lijnen de rails, sombere reuzenslangen achteruit rollend. Huizen bonsden, gevels vol scherpe schaduwen....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken