Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zoo mooi als zonneschijn. Het kaarsemannetje (1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zoo mooi als zonneschijn. Het kaarsemannetje
Afbeelding van Zoo mooi als zonneschijn. Het kaarsemannetjeToon afbeelding van titelpagina van Zoo mooi als zonneschijn. Het kaarsemannetje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.78 MB)

Scans (6.60 MB)

ebook (6.83 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Illustrator

G. Wildschut



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zoo mooi als zonneschijn. Het kaarsemannetje

(1920)–Ida Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 61]
[p. 61]

II.

Toen Milly den volgenden morgen opstond, zag zij, dat er een grauwe mist hing. Het kaarsemannetje ontstak nu echter niets in haar oogen en daarom keek zij knorrig.

‘Wat een malle droom,’ dacht ze en huiverig kleedde zij zich aan, want er brandde geen vuur in Milly's kamer.

Tante en oom zaten reeds met de twee jongens aan tafel, toen Milly beneden kwam, tante tusschen Bop en Hansje zooals altijd.

‘Je bent laat vanmorgen, Milly,’ zei oom, nadat ze goeden morgen gewenscht had.

‘Ja,’ antwoordde ze knorrig.

‘Milly,’ zei tante, ‘gisteren avond heb ik vergeten de kaars uit te komen blazen. Maar juist, toen je naar bed ging, kwamen neef Anton en nicht Marie en die hadden zooveel te vertellen, dat ik het heelemaal vergat. Ik ben later naar boven gegaan, maar je sliep als een roos. Niet aardig van me, hè, dat ik het vergat?’

‘Het kon me niets schelen,’ zei Milly met een heel strak gezichtje.

‘O,’ vond oom, die de wenkbrauwen fronste.

‘Heeft Moes jou geen nachtzoen gegeven,’ zei Hansje. ‘Hoe naar,’ en het ventje streelde zachtjes zijn moeders hand en drukte zijn kopje tegen zijn moeders arm. ‘Ik zou niet kunnen gaan slapen, als Moes me geen nachtzoen gaf.’

[pagina 62]
[p. 62]

‘Ik wel, best hoor,’ zei Milly met nog onverschilliger gezicht.

‘Eet en houd je mond, Milly,’ beval oom op strengen toon. Tante zei niets, vroeg alleen, toen Milly naar school ging, of zij haar atlas bij zich had.

‘Je krijgt anders weer straf, Milly,’ zei tante vriendelijk.

Koud was het buiten en koud was het in het meisje zelf. Het was alles even akelig, vond zij. Vandaag was er rekenles en daar hield zij niet van. Dan taal en daar maakte zij ook al zooveel fouten in.

Ze knoeide, toen ze met haar sommen bezig was, die maar niet uit wilden komen, al tuurde en tuurde ze ook op de cijfers. Toen ze echter zoo ingespannen keek, was het of er iets schitterde in haar boek, iets kleins, iets zonderlings.

‘Goeden morgen, Milly,’ klonk het met een fijn stemmetje. ‘Ken je me niet meer? Ik ben het kaarsemannetje van vannacht. Neen, schrik maar niet, niemand kan me hooren en zien dan jij. Meisje, wat zie je er uit! Het is net zoo donker in je als in een kelder. Je lijkt wel een lamp zonder olie. Je bent net een kachel, die niet branden wil, omdat de kolen nat zijn. Het is noodig, dat ik je kaarsje aansteek! Rrr.... daar brandt het!’

‘Ik zie je niet meer,’ fluisterde Milly.

‘Tusschen je oogen zit ik, daar licht ik, daar brand ik, daar schijn ik. Ik kijk door je sommen, als vannacht door de gordijnen. Ik zie al de kubieke meters en wat marcheert dat decimaalteeken flink. Kijk eens, hoe leuk!’

[pagina 63]
[p. 63]

En Milly keek! De cijfers schitterden als de sterren, die ze aan den hemel gezien had. Het waren net dwergjes met kleine lichtjes in hun handen, die naar hun plaats zochten. Zij wees hun den weg. Het was of het een legertje was, dat zij aanvoerde en deed wat zij wilde. De getallen gehoorzaamden. Elk kwam op de plek, waar het hoorde. Milly's oogen schitterden, toen zij naar die orde keek.

‘Wat uitstekend werk,’ prees de onderwijzeres. ‘Niemand heeft zoo goed gerekend als jij.’

En toen moest Milly voor de klasse vertellen in het Hollandsch. Even wreef zij met haar handen over het voorhoofd, want wat zouden de kinderen zeggen, als zij het kaarsemannetje tusschen haar wenkbrauwen zagen? Ze voelde niets en toch wist zij, dat het ventje er zat. Toch lachte geen van de kinderen en niemand keek verbaasd naar haar. Misschien vonden zij wel, dat Milly er heel vriendelijk uitzag, heel anders dan gewoonlijk. Maar dat zeiden zij niet. Het zou natuurlijk heel onbeleefd zijn geweest om te zeggen: ‘Milly, je ziet er anders uit als een onverschillige knorrepot, maar nu lijk je wel een zonnetje in den mist!’

Een zonnetje in den mist! Ja waarlijk, het meisje zag het zonnetje, toen zij naar buiten keek, naar de dampen, die voor de ramen hingen. Ze waren er nog en toen was het of zij achter de nevels de zon schijnen zag.

‘Ik zit bij je oogen,’ zei het fijne stemmetje. ‘Ik zie de woorden. Niet dat nemen, maar dat en dat!’

Wat was het heerlijk vertellen met het kaarsemannetje

[pagina 64]
[p. 64]
bij Milly! Het was of zij in een kast keek, waarin al de woorden netjes gerangschikt waren en telkens ging

illustratie
Wat uitstekend werk.


een lade vanzelf open en Milly nam het woord eruit, dat zij noodig had. Haar oogen schitterden van pret.

‘Je zult zien,’ zeide de onderwijzeres, ‘Milly wil nooit meer bij ons vandaan. Die gaat het prettig bij ons vinden! Die rekent als een professor en die vertelt als een die het kan.’

Voor het eerst sedert langen tijd voelde Milly zich gelukkig.

‘Nu ga ik weg, Milly,’ zei het mannetje, toen zij weer op haar plaats zat.

 
‘Ik steek aan en verlicht
 
Ik jaag het donkere van het gezicht
 
Kijk naar het licht, dat voor je scheen,
 
Dag, Milly, kind, ik moet nu heen

Toen schitterde het niet meer in Milly's boek, maar makkelijk, dat het werk dien heelen schooldag ging!

Oom en tante deden, alsof er niets was gebeurd, toen Milly thuis kwam. Tante was vriendelijker dan anders en oom verbood Bop streng, toen hij vroeg of Milly nog altijd bevroren was.

[pagina 65]
[p. 65]

Het werd bedtijd. Even aarzelde het meisje, voor zij naar boven ging.

‘Tante,’ vroeg zij zacht, ‘komt U de kaars uit blazen?’

‘Natuurlijk,’ antwoordde tante, ‘ga maar vast. Ik kom gauw, maar ik moet eerst nog wat bergen in het kastje van Truus.’

Heel vlug was Milly uitgekleed en ze tuurde naar de lange, witte, nieuwe kaars. Tante kwam boven en liep bedrijvig heen en weer om in het kastje van Truus te ordenen en te schikken. Toen echter zag Milly weer wat niemand dan zij opmerken kon. De vlam van de kaars rekte zich en boog naar beide zijden en eruit stapte Milly's kaarsemannetje met het donkere fluweelige lijfje en een gezichtje dat helderder straalde dan ooit.

Hij wipte naar Milly's bed en voor het kind zien kon hoe het gebeurde, was hij het heel kleine wezentje geworden, dat zich tusschen haar oogen nestelde.

 
‘Kijk nu maar eens goed,
 
Kijk naar wat tante doet,’ -

fluisterde het mannetje.

O, wat werd het nu gezellig om het meisje! De kamer, waarin zij lag te kijken, werd zoo vriendelijk! Wat waren de poppetjes op den schoorsteen aardig! Wat mooi die Fransche platen, welke tante vlak over Milly's bed gehangen had boven Milly's eigen kastje, dat zij met Kerstmis kreeg! Het blonde haar van tante kwam zoo leuk uit tegen het donkere behang. Haar handen

[pagina 66]
[p. 66]

zetten het fijne vaasje van Truus zoo heel zacht neer. Toen verschikte ze iets op Milly's kastje.

‘Daar moet later ook nog een vaasje bij, hè, Milly?’

‘Ja, tante.’

‘Nu, goeden nacht, kindje,’ en tante kwam naar

illustratie
Er uit stapte Milly's kaarsemannetje.


het meisje toe en zag haar aan met oogen, die heel vriendelijk keken.

Toen blies het kaarsemannetje het lichtje aan, dat hij voor Milly ontstoken had, en het scheen vroolijk naar alle kanten.

‘Tante,’ zei Milly en onstuimig sloeg zij haar armen om tante heen, ‘ik ben niet lief geweest en het was niet waar wat ik zeide, want ik heb gisteren niet kunnen slapen, omdat U mij geen nachtzoen gaf.’

Toen fluisterden tante en Milly nog wat samen en het leek het meisje, of zij ook tante's dochtertje was.

Even later was het donker in de kamer. Niets hoorde Milly dan iets gedempts - vertrouwelijks, dat er was in het spreken van oom en tante beneden.

[pagina 67]
[p. 67]

‘Ik was onaardig,’ zei Milly tot het mannetje, ‘maar er was dan ook reden voor.’

‘Reden, reden,’ lachte het mannetje. ‘Er is net zooveel reden om aardig en flink te wezen. Kijk, kijk!’

Het kaarsemannetje tuurde naar boven en daarom deed Milly het ook. Wonderlijk was het wat het kind zag. Haar oogen keken door de zoldering heen naar buiten in den nacht. De mist was opgetrokken. De maansikkel was gegroeid.

‘Reden om onaardig te wezen,’ lachte het mannetje en het wipte weer in de kaars.

Niets was er nu om Milly heen dan de donkere kamer, waar zij gelukkig en rustig insliep.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken