Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zoo mooi als zonneschijn. Het kaarsemannetje (1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zoo mooi als zonneschijn. Het kaarsemannetje
Afbeelding van Zoo mooi als zonneschijn. Het kaarsemannetjeToon afbeelding van titelpagina van Zoo mooi als zonneschijn. Het kaarsemannetje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.78 MB)

Scans (6.60 MB)

ebook (6.83 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Illustrator

G. Wildschut



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zoo mooi als zonneschijn. Het kaarsemannetje

(1920)–Ida Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 80]
[p. 80]

V.

Sliep Milly een oogenblik later? Was zij wakker? Droomde zij? Zij heeft het nooit zeker geweten, maar wel zag en hoorde zij het wonderlijke, dat nu gebeuren ging, heel duidelijk.

Er kwam een geroes uit den haard of daar getwist werd. Er klonken stemmetjes, die over haar spraken.

‘Och,’ zei er een, ‘wat ligt die arme Milly alleen in het donkere winterweer. Het kind heeft pijn en verdriet. Dat is treurig voor een klein meisje.’

‘Ja, ja,’ riep er een stem, die iemand moed gaf, als men maar luisterde naar den klank. Milly keerde zich naar het hoekje van waar het geluid kwam. Het was de kolenschop, die sprak en hij leek, toen hij aan het praten was, op den goeden ouden dokter. ‘Ik heb met haar te doen.’

Toen klonk het uit den haard: ‘Ik brand voor haar wat ik kan.

 
Wie warmte heeft,
 
Die warmte geeft.

Ik heb aan al de kolen gezegd om lekker voor haar te gloeien en aan de vlammen om te schijnen en te schitteren en te dansen net of het feest is. Kon zij nog maar dichter bij ons komen! Het is zoo heerlijk warm te zijn, warm te maken, niet, kolen?’

Het knetterde en schitterde in den haard.

‘Ik brand nog niet genoeg,’ bromde een groot zwart stuk kool. ‘Ik wil branden, ik wil warmen.’

[pagina 81]
[p. 81]
 
‘Doe je plicht,
 
Maak het licht.’
zei toen de flinke stem van de kolenschop en daar stapte de pook van zijn plaats en hij hielp, en lustig snorde het in den haard, en de vlammen dansten en het groote

illustratie
Ik heb met haar te doen.


stuk kool bromde net als een spinnende poes:
 
‘Ik brand en schijn.
 
Kan er iets schooners zijn?
 
Het vuur in me zingt een lied:
 
Iets schooners dan branden, dat is er niet.’

Maar nog wonderlijker dingen gingen er gebeuren.

Uit het lucifersdoosje, dat in den hoek van den schoorsteen stond, wipte een wezentje. Het leek een margrietje, maar in plaats van een kroontje van blaadjes droeg het een kransje van fijne lichtstraaltjes. Toen wipte er nog een te voorschijn, en nog een, en nog een! Een heel troepje bij elkaar.

 
‘We zijn de broertjes uit het doosje,
 
We leven niet lang, maar toch een poosje.’

‘Daar zijn onze vriendjes,’ riepen de stemmen uit den haard.

‘Zonder ons zouden jullie niet branden, hè, groote, zwarte kolen, die je bent,’ zei een stemmetje zoo fijn, dat het was of een speld sprak. ‘Denk je soms, dat

[pagina 82]
[p. 82]

jullie alleen voor Milly brandt.’

 
‘Maak het voor haar licht,
 
Doet allen goed je plicht,’
riep de kolenschop weer met het gezicht van den ouden

illustratie
Doe je plicht,
Maak het licht.


dokter.

Toen dansten de kleine lichtjes naar Milly toe. Het was heel mooi: dat bewegen van die lichtkransjes op het donkere tapijt.

‘Milly,’ zei er een, ‘hier is de naald, waar je gisteren naar zocht. Hij lag in een hoekje achter je stoel.’

‘Milly,’ riep een ander, ‘hier is de postzegel, die je niet kon vinden. Hij was weggewaaid achter het gordijn.’

‘Milly, daar ligt het potlood, dat je verloor.’

‘Milly, daar is de speld met de glazen knop, die je niet meer vinden kon.’

Zoo klonk het door elkander. - Kijk daar wipte het lucifersdoosje van den schoorsteen. Het leek wel een moedertje, dat haar kinderen zocht.

‘Goed zoo kinderen,’ zei ze vriendelijk.

 
‘Al is de hulp klein,
 
Toch kan ze nuttig zijn.’
[pagina 83]
[p. 83]


illustratie
We zijn de broertjes uit het doosje,
We leven niet lang, maar toch een poosje.


[pagina 84]
[p. 84]


illustratie
Hier is de postzegel.


‘Of - het, òf - het,’ klonk er diep en plechtig. Het leek of de klok het zei, maar dat was toch niet zoo. De oude man, die op de pendule stond en naar wien Milly zoo dikwijls had liggen kijken, stapte van zijn plaats en liep langzaam op den schoorsteen heen en weer.

‘Of - het, òf - het,’ herhaalde hij. ‘Branden is heerlijk, schijnen is heerlijk, helpen is heerlijk. Tik, tak, de kolen branden. Tik, tak, de lucifers helpen. Ja, ja, zoo is het.’ En plechtig liep de bronzen oude man op den schoorsteen heen en weer op de maat van de klok, die tikte.

Toen kwamen al de wezentjes van warmte en licht naar het meisje toe: het vuurvrouwtje uit den haard, het lichtvrouwtje uit het lucifersdoosje.

 
‘Wie warmte heeft,
 
Die warmte geeft,’

zei het vuurvrouwtje en zij drukte haar warme gezichtje tegen dat van Milly.

 
‘Het kleine is mijn plicht,
 
In het kleine geef ik licht,’
[pagina 85]
[p. 85]

zei het moedertje uit het doosje en zij nam Milly's rechterhand en kuste elken vinger.

De kolenschop met het goede oude gezicht bleef staan voor het meisje en zijn klinkende stem riep:

 
‘Ik werk voor het vuur,
 
Ik help uur aan uur.’

En de pook riep:

 
‘Ik por aan,
 
Ik laat het lekker snorren gaan.’

‘Zoo is het, zoo was het, menschen komen, menschen gaan; blijft branden, blijft schijnen,’ zei plechtig de bronzen man van de klok en langzaam stapte hij heen en weer op den schoorsteen.

Toen begon het in de klok te ratelen.

‘Een, twee, drie, vier,’ telde de bronzen man. ‘De kinderen komen van school. Wij wezen aan, wij spraken

illustratie
Liep langzaam op den schoorsteen heen en weer.


uit. Tik, tak, tik, tak!’

Al het wonderlijke verdween nu. De oude,

[pagina 86]
[p. 86]


illustratie
Zij drukte haar warme gezichtje.


bronzen man klom voorzichtig op de pendule. Het oude vrouwtje wipte in het vuur. Het lucifersdoosje stond op zijn plaats. De kleine lichtjes doofden.

In den haard flikkerden de vlammen en knetterden de kolen.

Tik, tak, klonk het rustig van den schoorsteen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken