Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Don Juan (1855)

Informatie terzijde

Titelpagina van Don Juan
Afbeelding van Don JuanToon afbeelding van titelpagina van Don Juan

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.10 MB)

ebook (2.85 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

toneeltekst (modern)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Don Juan

(1855)–Petrus Joseph Norbert Hendrickx–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige
[pagina 288]
[p. 288]

Derde bedrijf.

Eerste tooneel

Het vorige Slaapvertrek van Don Juan. - Op tafel ligt er niets meer dan een dolk. - Het is volle dag.
DON JUAN. - GONZALVO.
 
don juan,
alleen en half gekleed. - Hij staat voor den Spiegel en maakt zijnen opschik. - Zingt.
 
‘Kom, Kindjen, kom - geef mij uw handjen
 
En gaan wij waar nooit mensch ons vindt...
 
Ach, ween niet meer, arm Serafijntjen!
 
Ge zijt verdwaald - en zonder vriend.
(Allengs vestigt zijne aandacht zich meer en meer op de toonen van het Lied. - In mijmerende houding, zingt hij voort.)
 
Ik ben uw Broerken, geef me uw handjen
 
En gaan wij waar nooit mensch ons vindt.
[pagina 289]
[p. 289]
 
Verdolend zoekt gij onze reijen,
 
Kom! langs het mosbed der valleijen,
 
Langs 't vale zand der woestenijen,
 
Lei ik u weêr de Heemlen in,
 
Waar onze broêrkens, de Engellijnen,
 
In zoet verlangen om u kwijnen
 
Rond onze moeder de Eeuwge Min’.
(Spreekt.)
 
Ach!
 
Dat is toch lief, dat's lief!...
(Stilte.)
'k Bevind mij heden
 
Dan in eene onuitspreeklijk-zoete stemming...
(Stilte.)
 
't Is wonder. Zou men thans niet willen lijden,
 
Zoo bitter lijden als ik doe, om dan
 
Der overstelping van de droefheid in
 
Te slapen en 'nen droom te droomen, lijk
 
Dat hemelsch visioen dat mij van nacht
 
Geworden is?....
 
Francisca... mijn Francisca!...
 
Hoe ze mij troostte - en zoende - en zei dat er
 
Nog hoop was: dat ze mij beminde!... 'k Voelde
 
Mij 't hart verwateren; 'k was als verslonden
 
In 't ongekend genot dier Liefde, toen
 
Dit zachte wezen mij dees woorden, in
 
Der englen tale, als toezong: ‘Juan, mijn eedle,
 
Mijn eenge vriend, 'k ben uw Francisca! Hoop,
 
Mijn Lieveling, en moed!’ - Hoe zalig, ach!
 
Hoe hemelzalig was mij toch die droom!...
 
Francisca!... Bij 't ontwaken, hingen mij
 
De tranen op de wangen en thans gaat het
 
Me als of ik, bij 't herdenken, als een kind,
 
Van heimen wellust weêr zou weenen!...
(Stilte.)
 
En
[pagina 290]
[p. 290]
 
Dat liedjen dan!...
(Stilte.)
De vreugd die zulke toonen
 
Me in 't harte doen ontstaan is als de nagalm
 
Der zaligheid die 'k in dien droom mogt smaken...
 
Het helder zingen dier naieve akkoorden,
 
Waar 'k ga of sta, het klinkt me in 't oor en volgt
 
Mij na, als ware het de stem eens vriendes
 
Die me, ondanks mij, zou willen troosten en
 
Verheugen. Hoor:
(Hij zingt.)
 
‘Verdolend zoekt gij onze reijen,
 
Kom! langs het mosbed der valleijen,
 
Langs 't vale zand der woestenijen,
 
Lei ik u weêr de Heemlen in,
 
Waar onze broêrkens, de Engellijnen,
 
In zoet verlangen om u kwijnen
 
Rond onze moeder de Eeuwge Min’.
 
't Is aardig. - Dat is nu
 
Een liedeken dat mijne Moeder zong,
 
Bij mijne wiege... Jaren, jaren is 't
 
Geleden sedert ik er nog aan dacht:
 
Het gansche thema ging er mij van uit het
 
Geheugen - en - op eens herinner ik
 
Het mij; geen woord, geen toon ontbreekt er aan;
 
Ik zing 't lijk mijne Moeder 't me eenmaal voorzong...
 
Ik zie de Goede nog bij 't wiegsken zitten...
 
Ik hoor haar 't lieve Liedjen aan nog heffen...
(Stilte.)
 
...................
 
Maar waarom - heden - dat zoo plotseling
 
En ongemeen herdenken...?
(Stilte.)
 
O! het sein
 
Eens grooten voorvals, - 't sein van eene krisis
 
In de al te lange ziekte van mijn daarzijn!
 
....................
 
De stervende, in zijn zieletogen, ziet
[pagina 291]
[p. 291]
 
Soms ook de schimmen des verledens, die
 
Voor eeuwig hem verzwonden schenen, in
 
Den nacht van het Geheugen rijzen; soms.
 
Op 't doodsbed, dringt der Grijsheid brekend oog
 
Den nevel door van de vervlogen dagen
 
En blikt, tot zellefs in de bronnen van
 
Het leven... Ha! er naakt mij iets ontzagijk...
 
Dat voel ik... en met dien gevoele kan
 
Ik thans niet huichelen... De Hoop heeft schoon
 
Mijn leerzaam oor, het lied der blijheid voor
 
Te zingen; daar - de Rede, zij zingt ook
 
Een zang: den zang der smart en der vertwijfling,
 
Een wangeluid dat kermend, knarsend, 't lied
 
Der Hoop verstoort en overschreeuwt - en - zingend,
 
Rigt de onverbiddelijke Nemesis
 
Den vinger naar het lijk - 't geschonden lijk
 
Van mijne Zuster!..
(Staat nog immer in half voltooiden opschik en ziet starlings op de tafel.)
 
O! wat zal me nog
 
Geworden!.. Ik verbeeld mij niet wat mij
 
Nog worden zal...
(Stilte.)
 
Daar ik het poog, voel ik
 
Den moed - en daar ik 't zoude, ging de kracht
 
Mij ligt begeven... Groot - zoo vreeslijk-groot
 
Zal dan de straffe zijn dat mijn verbeelding
 
Ze noch durft in zien, noch bevatten kan...
(Begluurt roerloos en met stijven blik den blooten dolk die op tafel ligt.)
 
Dit staal.. op tafel, daar... dit staal...
(Doet eenen stap en vat het moordtuig. - Terwijl hij hetzelve mijmerend gadeslaat.)
 
Er gaat
 
Mij uit dit koud en onbewegend iets,
[pagina 292]
[p. 292]
 
Ik weet niet wat me, bij het lang bezien,
 
In 't eind, van afschuw zou doen ijzen. - 't Is
 
Toch louter maar een speeltuig, zie... en ja!
 
't Is magtger, schrikkelijker in mijne oogen,
 
Dan 't zweerd des beuls of de bebloede bijl
 
Der dwingelanden... Nimmer kunnen mij
 
Noch dwingeland, noch beul - nooit kan mij mensch
 
Op aarde redden van de toekomst die
 
De banvloek van hel algemeen Geweten
 
Den euveldader Juan Tenorio
 
Houdt voorbewaard... Die dolk wordt mij - een vriend...
 
Ik denk aen het schavot; ik denk den scharen
 
Die het omgolven zullen, als een zee
 
Van vraak;... ik zie mijn naam en fame, door
 
De Straf geslingerd, zwalpen op dien stroom;...
 
Ik zie dien kolk, waar alle snoodheid in
 
Vergaat, ze ook eindelijk verslinden...
(Steeds de oogen op den dolk gevestigd.)
 
O!
 
Zoo ik de taal diens redders aan wou hooren...
 
Een stond van goeden wille...
(Bemerkt Gonzalvo die eensklaps optreedt.)
 
Ha! daar is
 
De ware redder! Reeds sints jaren werkt
 
Die aan mijn heil, de goede man: - hij zal
 
Het heden kroonen.
 
gonzalvo,
aan Don Juan.
 
Zijt gij hier alleen?
 
don juan.
 
Ik
 
Ben hier alleen.
[pagina 293]
[p. 293]
 
gonzalvo.
 
Ik kom daar even van
 
De Koningin te spreken. Alles is
 
In regel en op 't avond vastgesteld.
 
Ge zijt gereed, is 't niet?
 
don juan.
 
Hoe dik wils blijft
 
Me u nog te zeggen dat Don Juan de slaaf
 
Is van Gonzalvo?... Sedert gistren min ik
 
Die slavernij. Het is me zacht te voelen
 
Dat ik verspeeld heb - 'tot 't geweten zelf
 
Des wils. Mijn laatste kracht, ze ging er aan.
 
Wen u die hoeft, leen gij mij de uwe, en waar
 
Het pas geeft, wees zoo goed - en wilt gij in
 
Mijn plaats.
 
gonzalvo,
ter zijde.
 
Onwederroepelijk verloren.
 
De inwendge moord is reeds volvoerd.
(Luid aan Don Juan)
 
Braaf zoo. -
 
Nu is ons redding zeker. - Luister. - 't Avond,
 
Om negen uren, vangt het Nachtfeest aan. -
 
De Koning en de Koningin, ze zijn
 
Er beiden op aanwezig. - 'k Heb den sleutel
 
Van den verholen Doorgang waar ze, lijk
 
Ge weet, wanneer het plegt aan 't Hof is, steeds
 
Alleen, hun Slaapzaal langs betrekken. - Nooit
 
Trad iemand buiten hun, dien Doorgang in;
 
Doch, eer nog 't spel beginne, staan wij dáár
 
Den Koning wachtend: Caesar, gij en ik. -
 
't Is daar dat 't moet voltrokken. - Nu, wen 't al
[pagina 294]
[p. 294]
 
Naar wensch in gang is, wen men lacht en danst
 
En feest - dan laat hij gansch den hoovlingsstoet,
 
Als naar gewoont', weêr ijlings varen en
 
Ontkomt den drang van 't lastig feestgewoel,
 
Langs waar hem die van onze laatste pooging
 
Bejeegnen zal. - Hebt gij me nu verstaan?
 
Ge staat daar als een zinnelooze...
(Stilte.)
 
don juan,
diep ontroerd.
 
'k Zou...
 
Eer het zoo verre kome... nog wel eens...
 
Francisca... willen zien... indien 't kan zijn...
 
Het laatste vaarwel... en... vergeving smeeken...
(Snikt in tranen.)
 
gonzalvo.
 
Nu - zijt gij, inderdaad, van uwe zinnen?...
 
Ik zeg u dat die slag ons redden moet?.
 
De Koningin is zeker des; de Kroonprins
 
Ziet reeds de zaken voor gewonnen aan
 
En ik - ik zweer dat 't zal gelukken. - Sterven?
 
En de Verrader ligt reeds in de kluisters -
 
En onze zegepraal is reeds begonnen -
 
En dan den moed dus laten zinken?... Hoor. -
 
Ik lach met zulke tranen. - Hebt gij, met
 
Der daad, Francisca lief, dan toon het haar;
 
Dan leef voor haar; verlos haar uit den kerker:
 
Sla meê de hand aan 't werk en schop, gij zelf,
 
Uit lafheid, hare jongste reddingshoop
 
Dus niet met voeten. - Gij bemint Francisca -
 
En de arme maget ziet den lievling aarzlen
 
Om eenen slag te slaan, die het schavot
 
Dat men hem timmert en de boeijen waar
[pagina 295]
[p. 295]
 
Men haar in heeft geklonken, moet tot stof
 
Vergruizen!... Sterven?... Neen - neen, leven!
 
don juan,
weent immer.
 
O
 
Een heiligschender - kan die leven!
 
gonzalvo.
 
Ha!
 
Ge zijt aan 't verzen maken! Dat 's wat anders.
 
Nu, 'k heb geen tijd om over dweeperij
 
Te handlen. Slechts vraag 'k u nog eens - of gij
 
Van avond aan uw lot 'nen andren keer
 
Wilt geven: ja of neen?
 
don juan,
toornig.
 
Ik ben uw slaaf,
 
Heb ik gezegd.
(Wischt zich de tranen en wil vertrekken.)
 
gonzalvo.
 
Waar gaat gij heen?
 
don juan.
 
Ik ga -
 
Francisca zoeken.
 
gonzalvo.
 
In haar kroft?... Dat zal
 
Niet lukken. - Doch 't zij zoo - en 't doe u niet
 
Vergeten dat we, om zeven uren, 't avond,
 
Ter samenkomst ten mijnent u verwachten. -
 
Uw leven en uw dood hebt gij in handen:
 
Niets houdt ons dus nog hier.
(Vertrekt.)
 
don juan,
in 't heengaan, aan Gonzalvo.
 
Eerst naar uw kamer.
 
Die Vaze, die 'k u toevertrouwde, geeft
 
Ge mij terug.
[pagina 296]
[p. 296]
 
gonzalvo,
blijft staan.
 
Wat vaas?
 
don juan,
grimmig.
 
De doodbus die
 
Besluit 't geen mij nog overblijft van dát -
 
Waarvan ge mij de liefde hebt geroofd
 
En wat alleen, ter wijde wereld, mij
 
Nooit heeft gelogen!’
 
gonzalvo.
 
Ha! het hart der ‘Moeder
 
En Zuster’ - Waarom nu dat vergen?
 
don juan,
grijnst Gonzalvo aan.
 
Geef
 
Mij mijne harten weêr zeg ik - en drijf
 
Me niet ter vrake...
(Af.)
 
gonzalvo,
staat en gaapt hem na.
 
Hum! het dunkt mij of,
 
Om zulks te herbekomen, is de wilskracht
 
Hem toch zoo niet geheel verspild... Mogt ik
 
Alreeds den uitslag weten!...
(Even af.)
[pagina 297]
[p. 297]

Tweede tooneel.

De Kerker van Francisca. - Op den achtergrond, in den linker hoek, eene Legerstede. - Daarnevens, in den zijdemuur, een luchtgat, langs waar eene flauwe dagstraal op het tooneel dringt. - Bij dien muur, aan het hoofdeinde der sponde, een stoel. - Regts, op den voorgrond, in 't schermerdonker, eene zware kolom en in de diepte, een vooruitspringende steenen trap, langs eene duistere holte, naar de Kerkerdeur geleidend. - Francisca ligt op het Bed en slaapt. Hare regte hand, die op de dekens rust, omvat een klein Kruisbeeld. - Bij het optrekken des doeks, na eene ruime pooze, hoort men de deur ontgrendeld worden.
FRANCISCA. DON JUAN. een CIPIER.
 
cipier,
verschijnt in de holte. - Hij draagt een fakkellicht en spreekt aan Don Juan die hem volgt.
 
'k Denk dat zij
 
Nog slaapt.
 
don juan,
omhoog in de holte, aan den Gevangbewaarder.
 
Is 't hier?
 
cipier.
 
Om u te dienen, Senor. -
[pagina 298]
[p. 298]
 
- Voorzichtig, 't is een trap.
(Don Juan komt den Kerker in, gevolgd van zijnen geleider en houdt eensklaps stil op den ondersten dorpel, daar hij de Bedstede heeft ontwaard.)
 
cipier,
op de trappen, aan Don Juan die beweegloos staat en de sponde begluurt.
 
Hoef ik u nog
 
Te lichten?
 
don juan
roerloos op het Bed starend.
 
God! God!
 
cipier
half luid.
 
Ja, Monsenor, 't is
 
Echt jammer. - 'k Heb er steeds mêedoogen over
 
Gehad. - Het was zoo lief een meisjen, ha!
 
Maar deerelijk vervallen, deerlijk, Senor.!
 
Hoe kon het anders toch, och arme! - Zie,
 
Grandessa, op mijn eerewoord, - niet dat ik
 
De Heeren van het Heilig Regt in iets
 
Wil laken, - doch ik heb altoos gedacht
 
Dat het zoo zeer niet drong, of men had met
 
Die maget wel wal zachter kunnen handlen.
(Aan Don Juan die nog immer in vorige houding staat op den ondersten trap, de oogen op de Slapende gevestigd.)
 
Nu - doe er meê wat uw Grandessa lust.
(Is met het fakkellicht weggegaan en heeft de Kerkerdeur achter zich toegegrendeld.)
 
don juan,
getreden tot bij de sponde die hij immer roerloos gadeslaat.
 
Francisca!... Dát Francisca!... God, is zulks
 
Francisca...?
(Barst uit in tranen en ijlt zijn snikken achter de kolom verbergen. Van daar, op zijne Geliefde starend.)
[pagina 299]
[p. 299]
 
Zij ontwaakt..? Ze spreekt..?
(Stilte.)
 
francisca
regt zich op - en ziet naar de opening in den linker muur. - Met stille stem.
 
O! 't is
 
Reeds dag... De hemel - blauw?... Ach! heden weêr
 
Een straal van 't schoone zonlicht!
 
don juan
van achter de kolom, terwijl hij de maagd beloert. - Stil.
 
O ik durve
 
Tot haar niet spreken... Hoe ik beve... God!
 
Is dát Francisca - mijn Francisca!...
 
francisca
zit in mijmerende houding regt in haren bedde. - Spreekt bij zich zelve.
 
Hoor?...
 
Wie noemt me daar?... Welk eene zoete stem!..
(Vrijft zich de oogen.)
 
Ik ben nog sluimerdronken...
 
don juan
van achter de kolom; hij weent immer; stil.
 
Ach! dan ga
 
Er bij... val aan haar voeten...
(Stilte.)
 
'k durf niet... O!
 
Francisca!
(Weent luider.)
 
francisca,
van op haar bed.
 
Wat is dat?... Ik ben toch wakker?...
 
Men noemt mijn naam?...
 
don juan,
steeds weenend, van achter de kolom. - Stil.
 
Ze zal verschrikken... 'k wil
 
Allengs mij doen herkennen.
 
francisca,
van op haar bed; spreekt bij zich zelve.
 
Juist - zoo als
[pagina 300]
[p. 300]
 
De stem van Juan...
(Don Juan snikt luider. - Francisca verveerd; op angstvollen toon.)
 
Wat hoor ik...? Ben ik hier
 
Dan niet alleenig...?
 
don juan,
weêrhoudt zich langer niet, ijlt naar het Bed en valt er op de knieën.
 
Neen, Francisca!
(Snikt heviger.)
 
francisca,
bij eenen angstschok achterwaarts gedeinsd.
 
Wie
 
Zijt gij...? O... wat wilt gij van mij!...
 
don juan,
ziet op naar Francisca.
 
Herkent
 
Ge dan Don Juan niet meer!..
(Blijft immer weenend voor het Bed knielen, het hoofd op de handen en de sponde rustend.)
 
francisca.
 
Don Juan..? Zijt gij...
 
don juan,
snikt!
 
O spreek niet dus en reik mij uwe hand...
 
Mijn Engel zoet.. uit mededoogen!...
 
francisca.
 
Ach,
 
Monsenor! thans herken ik u!... Vergeef mij,
 
Zoo ik 't niet eerder deed: 't is hier zoo duister
 
En 'k was van u verschrikt... Zijt gij - Don Juan..?
 
Ach! zeker komt gij me eens bezoeken!.. O!
 
Heb dank, Monsenor... doch getroost u over
 
Mijn lijden... Godes wil geschiede... en ook -
 
'k Ben toch zoo zeer niet te beklagen daar ge u
 
Nog mijns gedenkt... Ach! ween niet meer, Monsenor!
 
't Verheugt mij dan zoo innig u te zien...
[pagina 301]
[p. 301]
 
Nooit dorst ik mij aan zulk een heil verwachten.
(Weent ook. - Stilte.)
 
Vergeef mij toch dat 'k u niet eerder hebbe
 
Ontwaard..
(Stilte. - Terwijl zij zich de tranen droogt - aan Don Juan.
 
Ik sliep nog zeker toen ge zijt
 
Hierin getreden?
 
don juan,
immer voor Francisca geknield, met het hoofd in de handen op de sponde gebogen.
 
Ja, mijn Liefste.
 
francisca.
 
'k Heb
 
U niet gehoord...
(Poos stilte.)
 
Maar neem dien stoel, Monsenor;
 
Ik denk dat ge op den grond knielt - en de grond
 
Is hier zoo vochtig. 't Is maar voor uw kleêren
 
En ook dat is zoo ongezond. - Dan zet u
 
Een weinig neder?... 't Doet mij leed dat ik
 
Niet van uw komste heb geweten; 'k had
 
Het anders hier wat opgeschikt en zeker
 
Had ik alsdan zoo lang ook niet geslapen...
 
'k Ben warelijk verlegen...
 
don juan,
wischt zich de tranen en regt zich op.
 
Zoo gij op
 
Wilt staan - ik weze u niet ten letsel, Lieve;
 
Kleed gij u rustig.
 
francisca,
onthutst; ze grimlacht.
 
Wel, Monsenor... 'k zou...
 
don juan.
 
Sta gij maar op, mijn Duurste, indien zulks uw
 
Verlangen is.
(Verwijdert zich in de duisternis op het voorplan.)
[pagina 302]
[p. 302]
 
francisca,
komt uit het Bed. Terwijl zij vlugtig haren opschik maakt, spreekt zij aan Don Juan.
 
Ach! ik ben toch zoo blijde
 
U eens te mogen zien... Ik heb altoos
 
Aan ons gedacht, Monsenor... - En hoe vaart
 
Ge thans?.. Nooit zijt ge, hoop ik, ziek geweest?..
 
don juan,
op het voorplan, terwijl Francisca zich bij het Bed aankleedt.
 
Neen, nooit, Francisca - immer goed gezond.
 
francisca,
nadert verheugd haren vriend.
 
Ik heb gedaan.. Kom - zoo we thans wat zaten?
(Biedt den stoel aan Don Juan die zich neder zet en neemt vervolgens, nevens hem, op hare sponde plaats. - Zittend, aan Don Juan.)
 
Ach!... en ons Koninginne - hoe vaart zij!..
 
don juan,
even - met het hoofd, in de handen, op de knieën geleund.
 
Die denkt aan u nog dikwils - maar slechts om
 
Te treuren op 't gemis van heur Francisca.
 
francisca.
 
Ja?... Ach! indien 't met u maar goed is.. Zulks
 
Is steeds mijn grootste vrees geweest.
(Poos stilte.)
 
Studeert
 
Ge nog?
 
don juan,
ziet op naar Francisca.
 
Studeren?.. Neen, Francisca.
(Herneemt zijne vorige houding.)
 
francisca.
 
Zie!
 
Dat is me een wigt van 't hart! - Die boeken, ach!
 
Die hebben me immer pijn gedaan wen ik ze u
 
In handen zag. - Ge hebt gelijk u daar
[pagina 303]
[p. 303]
 
Niet meer meê op te houden.
 
don juan,
altoos zittend in dezelfste houding; hij spreekt bij zich zelven.
 
Ja! de boeken
 
Zijn de oorzaak van mijn ongeluk... De boeken...
 
Te laat beklaagd, Francisca...
(Ter zijde.)
 
Wist gij 't eens!
 
francisca.
 
Er is u, hoop ik, toch niets overkomen?...
 
Ge weent alweêr zoo bitter... Vriend - er is
 
Dan iets met u?...
 
don juan,
wendt zich om en verkropt zijne tranen; ter zijde.
 
Dorst ik 't haar zeggen!... O
 
Ik brand!...
 
francisca.
 
Ge doet me beven... Spreek! Ik ben
 
Altoos uw troost geweest en immer zal ik
 
Die zijn - indien gij hem van uw vriendin
 
Wel wilt aanveerden.
 
don juan,
zit steeds in vorige houding zijne tranen verbergend; aan Francisca.
 
O mijn Duurste! 't smart
 
Mij dat ik dezen stap heb durven wagen...
 
Ik heb u toch te teder lief... om u...
 
Zulk eene droefheid aan te doen... om zulk
 
Een zuiver harte... door het laatste vaarwel -
 
Van uwen vriend te pijnigen!...
(Is opgestaan.)
 
francisca,
zit nog op de sponde; aan Don Juan.
 
Ik durve
 
Uw tale niet verstaan... Er is dan iets
 
Gebeurd...?
[pagina 304]
[p. 304]
 
don juan.
 
Francisca!... O Francisca!...
(Wandelt op het voorplan heen en weder.)
 
francisca,
staat op en nadert Don Juan.
 
Ach
 
Vriend! doe mij zoo niet lijden... Zie dat is
 
Niet wel van u...
(Vat hem bedeesd de hand.)
 
O! stort uw hart in 't mijne -
 
Het staat ter hoogte van alle smarte; vrees niet
 
Mij te bedroeven; laat me u troosten: in
 
Ons leed gelukkig zijn!
 
don juan,
staat wanhopig, de oogen ten hemel geslagen. Zijne hand rust in die van Francisca.
 
O God! waarom
 
Kwam ik, de eenvoudige zielen, ik, ontrusten!...
(Wendt zich plots, met eenen krampachtigen schok, van Francisca.)
 
Neen! ik ben zinneloos!...
(Ter zijde.)
 
Ik die zoo iets
 
Haar zeggen wou, haar - dat - verklaren wilde!
(Aan Francisca.)
 
Francisca... Ween gij niet... Er blijft me nog
 
Een hoop op redding... en wanneer dit lukt -
 
Dan zijt gij ook gered - dan zijn wij beiden
 
Nog eens gelukkig, mijn Vriendin...
(Stilte. - Zich eensklaps van haar verwijderend.)
 
Welnu -
 
Is 't lot dan over mij geworpen -
(Aan Francisca.)
 
't avond
 
Word ik de moordenaar des Konings, en -
 
Zoo niet - ben 'k morgen 't offer van den Beul.
[pagina 305]
[p. 305]
 
Nu weet gij alles...
(Gaat zitten; - stil.)
 
O nog niet, nog niet!...
 
francisca.
 
Gij, 't avond...?
 
don juan.
 
Nogmaals: 's Konings moorder. Zie,
 
Spaar mij 't bekennen - al genoeg... dat ik
 
't Zal zijn!...
(Zit met het hoofd geleund in de handen.)
 
francisca,
ademloos van ontroering; zij staat immer regt.
 
Monsenor...!
 
don juan,
zittend.
 
Noem me uw Welbeminden
 
En zeg mij: doe het niet - en klim op het
 
Schavot.
 
francisca.
 
Tenorio op het schavot!!...
 
don juan,
zit immer in dezelfde houding; - stil.
 
O! en ze weet de rest nog niet! Wist ze eens
 
Wat ik reeds ben!...
(Poos stilte; de Kerkerdeur krijscht.)
 
cipier,
omhoog in de holte, bij de deur. - Hij roept:
 
De tijd is om.
 
don juan,
springt op en ijlt naar Francisca die nog beweegloos op het voorplan staat.
 
O! 't uur
 
Is daar - het uur des scheidens!
(Valt ze om den hals en kust ze.)
 
Ach! kom hier,
 
Francisca!... 't Is gedaan... Ik zal u redden...
 
Ik heb u steeds bemind - bemind, Francisca...!
[pagina 306]
[p. 306]
 
Vergeef... uw besten vriend... gedenk soms onzer
 
En bid... voor hem... Francisca!...
(Houdt haar in wanhoop aan zijn hart gedrukt.)
 
francisca,
van Don Juan omhelsd; zij weent bitter.
 
O Don Juan!
 
Mijn Welbeminde!
 
don juan.
 
Een laatste zoen... Francisca!
(Laat haar los... Hij tast in zijne kleederen.)
 
francisca.
 
Ach blijf!... verlaat mij niet!... 'k ga mede!...
 
don juan,
overhandigt haar eene gouden Vaas.
 
En hier
 
Is mijn geschenk der Nagedachtenis:
 
‘De harten van Luïza en van Moeder.’
(Valt haar nogmaals kussend om den hals.)
 
Vaarwel, vaarwel!... vergeet mij niet, Francisca...
 
'k Was uwer liefde weerd!...
(Houdt haar, in vertwijfling, aan zijnen boezem gesloten. Beiden weenen. - Eensklaps hoort men weder de stem des Cipiers, omhoog in de holte. Don Juan rukt zich van Francisca los.)
 
Daar is de stond.
(Roept met klem.)
 
Kom binnen!
(Bedwingt zich tot onverschillige houding. - Francisca staat en smelt in tranen. - Middelerwijl is de Cipier op de trappen verschenen met de brandende toorts die haren somberen gloed op dien vertooge zendt. - Don Juan kust Francisca, in woeste omarming, eene laatste maal; rukt zich van haar weg en vlugt, zijn snikken verkroppend, den Kerker uit.
 
francisca,
ijlt hem achterna.
 
O Don Juan! waar gaat ge henen!
[pagina 307]
[p. 307]
 
Ik volg u!... O mijn eenge Vriend!
 
cipier,
op den trap met het fakkellicht; hij wederhoudt Francisca.
 
Wees wijs,
 
Mijn kind, hij zal nog al eens komen.
(Af. - De deur wordt toegegrendeld.)
 
francisca,
in de holte, op de trappen, voor de geslotene deur.
 
Weg!
 
Weg! - hij is weg!...
(Komt terug op het tooneel en valt er, luidweenend, na eene pooze, in het midden op de knieën, de oogen en armen ten hemel geheven.
 
Mijn God... uw heilge wil
 
Geschiede!...
(Het doek valt.)
[pagina 308]
[p. 308]

Derde tooneel.

Eene groote, gothische, ovaalvormige Zaal, verlicht van luchters. - Links en regts, in de zijdemuren, breede, massieve deuren. - Hier en daar, zetels en rustbanken. - Links, op het voorplan, een Troon. - Bij het ophalen des doeks, gaat de deur, ter linker hand, stil open en Gonzalvo, gevolgd van Don Juan, Don Caesar en zijnen Knecht treden op. - Men ziet ze, haastig en omzichtig, tot den achtergrond sluipen waar zij, langs eenen geheimen Ingang, verdwijnen. - Na eene lange pooze, wordt de deur, regts, even zachtjens geopend door eenen Lakkei die eene zwart gekleede Dame binnenleid. - Haar daalt een sluijer voor het aanzicht. - Na eene wijl rondziens, daar ze niemand in de Zaal bemerkt, schuift zij zich het floers van voor de oogen en men herkent: Helena.
HELENA en de page; later: DE KONING. DE KONINGIN. GONZALVO. DON JUAN. DON CAESAR. MOOR. FRANCISCA. staatsheeren. hofdamen. afgezanten. krijgsknechten. pagen. bedienden.
 
helena,
den Page.
 
Daar!
(Reikt hem hare beurs.)
 
page,
de beurs ontvangende.
 
Senora, gij verbeurt
 
Uw leven. Niet genoodigd op het Feest
 
En toch... Ge zoudet, dunkt me, beter doen..
[pagina 309]
[p. 309]
 
helena,
invallend.
 
Heb ik dij raad gevraagd?.. Of schijnt die beurs
 
Misschien dij niet genoeg gevuld?
 
page.
 
Vergeef
 
Mij, Dona, maar...
 
helena.
 
Dus wel. Uw moeite is dan
 
Betaald. Vertrek.
(Page af - Alleen.)
 
Zoo ik mij elders kon
 
Verbergen?... Neen. Hier blijven staan, hier in
 
Het midden blijven staan; de Koningin
 
Van Spanje trotsen in het bijzijn van
 
Geheel haar Hof; in 't bijzijn van geheel
 
Haar Hof mijn grieven heur in 't aanzicht smijten;
 
Haar voor mijn voeten zien bezwijken, onder
 
Het wigt des smaads verplet... Ha ha! die stoutheid
 
Zal 'k met den dood soms boeten: de persoon
 
Dier koninklijke boel is schennisvrij..?
 
Welnu - dan sterven en - dan blijde sterven:
 
Ik zal gevroken zijn.
(Op eens hoort men eene zware Muziek, in eene der naastgelegene Zalen. - Helena schuift zich haastig den sluijer voor de oogen en blijft in fiere houding toeven, te midden des tooneels. - Na eene pooze, wordt de linker deur opengezet - en de Koning met de Koningin aan den arm treden op, gevolgd van de Staatsheeren, Hofdamen en Afgezanten.
 
koningin,
ontwaart, in het binnenkomen, Helena. Stil.
 
Wie is dat?.. God!..
 
Me dunkt...?
 
koning,
aan zijne Gemalin.
 
Wat doet die vrouwe daar?..
[pagina 310]
[p. 310]
 
helena,
gesluijerd. Zij nadert hoflijk den Koning en de Koningin die immer aan dezes arm leunt. - Tot den Koning.
 
Monsenor,
 
Mij schenke Uw Majesteit vergeving zoo
 
Ik ongenoodigd in dees Zaal verschijn:
 
Ik kome u eenen grooten dienst bewijzen. -
 
Monsenor... 'k zie dat gij geen harnas aanhebt
 
En ge ongewapend met die vrouw hier in
 
Durft treden. Ga gij henen; steek u in
 
Het staal van top tot teen, zoo ge ongedeerd
 
Met haar, uwe eigne plegten bij wilt woonen.
 
Uw leven is hier in gevaar. Don Juan
 
Tenorio, ontmoet hij u hier met
 
Senora, zal u van zijn dolk doorbooren.
 
En, inderdaad, hij had geen onregt. Ik,
 
Bevond ik me in zijn plaats, 'k joeg ook het moordtuig
 
U in het hart, want nimmer duldde ik toch
 
Dat iemand - ware 't zelfs de Koning - aan
 
Zijn arm en voor mijn oog, de vrouwe die
 
Zich gansch mij had geschonken, tergend, door
 
Der feesten spotzucht slepen zou.
(Stil aan den Koning.)
 
Die vrouw
 
Is de uwe?.. Vlugt! ge ontstalt ze een van uw knechts
 
Die Spanjaard is en eenen degen draagt.
(Koningin is in woede ontstoken en, van de zijde heurs Gemaals, naar den Troon geijld.)
 
koning,
diepneêrslagtig.
 
De Lijfwacht worde ontboden.
(Begeeft zich in gepeins ter zijde op het voorplan, waar hij verslagen en met gehogen hoofde blijft staan en verder in gedachten wegzinkt.)
 
koningin,
staat regt op den Troon.
 
Mijne Dienaars!
 
Een zinnelooze hoont uw Meesteres!
[pagina 311]
[p. 311]
 
De hand op haar! Mij borgt uw leven haar
 
Ontkomen!
 
helena,
van op het tooneel, aan de Koningin.
 
Nu, Senora, wees bedaard
 
En wordt zoo bleek niet: staat ge dan niet op
 
'nen Troon!
(Rigt de Pagen af die zijn toegesneld om ze weg te leiden.)
 
Ter zij!...
 
koningin,
aan de Pagen.
 
Die vrouwe weez' verwijderd!
 
helena,
nogmaals den Pagen die haar willen vatten.
 
Ter zij, zeg ik!
(Heeft zich eensklaps het floers van voor het aanzicht weggeschoven en staat - aller oogen trotsend. - Den aanwezigen, te midden der algemeene verstomming.)
 
Thans is de beurt gekomen
 
Van 't Spaansche volk dat zich - door mij - hier regt
 
Gaat doen! - Te lang reeds, zag het zijnen rijksstaf
 
Vertreden liggen in de schand; te lang
 
Reeds, wulpsche Laagheid met zijn kroon gekroond;
 
Te lang reeds, vuige Laagheid op den troon
 
Van Spanje in eer verheven...
(Heeft zich ijlings omgewend en eenen dolk getrokken. - Aan de Bedienden die haar weder willen grijpen.
 
Goede vrienden -
 
Zoo waar 'k u drijge - wie mij raakt, hij gaat
 
Niet levend uit dees Zale... Wacht tot ik
 
Gesproken heb?... dan ben ik de uwe en dat
 
Het Land dan tusschen mij het vonnis uite -
 
En gene vrouw. - Ha ha! dat vonnis zal
 
Niet lang meer toeven, want, ik zeg 't u, 't Land
 
Wil regt en zal 't hier door mijn stem bekomen!
[pagina 312]
[p. 312]
 
In alle waarheid - 'k sta hier afgeveerdigd
 
Om zijner Vorsten staf te heffen uit
 
De schande waar hij in vertreden ligt;
 
Om zijner Vorsten kroon van 't hoofd te rukken
 
Waar zij alsnu op prijkt; om van den troon
 
De vrouw te storten die er thans op zetelt:
 
En daarom kondig ik, in aller bijzijn
 
En tegen wie mij kan beliegen af,
 
Dat daár - die sceptervoerende Overspeelster -
 
Het eigendom is van Don Juan.
(De Lijfwacht is opgetreden en heeft zich, regts, op het tooneel geschaard. - Helena bevindt zich immer, drijgend en pal, den dolk in de handen, tegenover den Troon der Koningin die er zich op had neêrgezet en er thans weder regt op staat.)
 
koningin,
van haren Troon - aan allen.
 
'k Verpletter
 
Mijn Kroon hier onder mijne voeten, zoo die
 
Ellendige den oorlof blijft bewaren
 
Van uwe Koningin, dus straffeloos,
 
Het spog van hare zinneloosheid in
 
Het aanzicht uit te braken!
 
koning,
op het voorplan, altoos in vorige houding. - Hij ontwaakt als uit eenen droom en spreekt tot zich zelven.
 
Schande en wee!...
 
Del Guasco had gelijk... Mijn voorgevoelen...
 
Er hangt een geesel op den lande en mij
 
Genaakt er iets ontzaggelijk...
(IJlings met klem den Dienaren.)
 
Verzekert
 
U van die vrouw - en gaat onze ordens wachten.
 
helena
- zij werpt haren dolk weg en levert zich.
 
't Zij zoo. - 'k Deed mijnen pligt; doet gij thans d'uwen
[pagina 313]
[p. 313]
 
En trekt mij voor het Regt - en logenstraft
 
Mij daar!
(Af, begeleid van de Lijfwacht. - De Koningin die immer op den Troon regt stond, heeft zich nedergezet.)
 
koning,
aan de Dienaars.
 
Onmidlijk zij de Oud-Camarera
 
Der Koningin, uit de gevangnis, hier
 
Voor ons gebragt.
(Aan de Omstaanders).
 
Magtige Heeren en
 
Weleedle Vrouwen! 't doet mij leed dat zulk
 
Een onverwacht en treurig voorval, zoo
 
Noodlottig, heden, onze vreugd moest stooren.
 
Het smart mij des te meer daar 'k nu verpligt ben
 
Uw vriendelijk deelnemen aan te zoeken
 
Om het geschonden Feest tot gunstiger
 
Gelegenheid te staken. - Er is een
 
Gevangene in 't Paleis die aandringt om
 
Den Koning iets gewigtig mêe te deelen.
 
In 't feit waarvan gij allen zijt getuigen
 
Geweest, zie 'k slechts een laag... Magtige Heeren,
 
Hoogeedle Vrouwen! er bedrijgt mij een
 
Gevaar... een droevig voorgevoelen heeft
 
Mij gansch den dag...
(Er gewordt eene plotselinge stilte, tijdens welke aller oogen zich naar de regter deur hebben gewend.)
 
stemmen.
 
Ach zie! - Daar komt zij! - O
 
Hoe jong een maget nog! - Helaas! en in
 
Den kerker! - Jammer!
(Francisca wordt opgeleid. - Zij is wit gekleed en houdt in de handen de gouden Vaze die Don Juan haar bij zijn afscheid heeft gegeven.)
[pagina 314]
[p. 314]
 
francisca,
zij werpt zich voor de voeten des Konings.
 
Mijn Genadig Vorst...
 
Ik moet u een geheim ontdekken... u
 
Het leven redden...
 
koning,
met afschrik.
 
Mij - het leven redden?...
 
O 't voorgevoelen!
(Aan Francisca.)
 
Spreek, mijn kind.
 
francisca,
voor de voeten des Konings.
 
Doch eer
 
Ik iets verklare, vraag ik u, ten loon
 
Van mijne trouw, mij eerst te zweeren dat
 
Gij eene bede zult verhooren die
 
Ik later u zal doen.
 
koning.
 
Spreek, arme maagd,
 
Dat zweer ik zoo het is in mijn vermogen:
 
Wat hebt ge ons meê te deelen?
(Plegtige stilte.)
 
francisca,
voor 's Konings voeten.
 
Majesteit -
 
De hand des Moords is over u geheven...
 
Van avond moet...
(Eensklaps onderbroken door een vreesselijk gerucht ontstaan in de diepte der Zaal. - Op denzelfden stond, deinzen de Koning en al de Hovelingen naar weêrszijde des tooneels, Francisca staat op en vlugt by den Vorst, de Koningin valt in bezwijming op den Troon: de deur van den geheimen Doorgang is opengevlogen.

Vertoog:

(Gonzalvo komt, van het achtereinde des tooneels naar het midden gevaren, tusschen Don Juan en Don Caesar die hij, in weêrwil van hun tegenweeren, bij de hairen geklampt en ten gronde gebukt houdt. - Hem volgt zijn Knecht. - Dezen ziet men, op zekeren afstand, in de verte blijven staan. - De Moor is zichtbaar verwonderd en geeft, door gebaren zijne steeds klimmendè aandoening te kennen.
[pagina 315]
[p. 315]
 
gonzalvo,
in het midden des tooneels, de handen op zijne Slagtoffers. - Hij is verschriklijk. - Aan allen:
 
Hier zijn ze van wier hand
 
De Koning heden sterven zou!... De zege
 
Is mijn! de maat der Boosheid vol tot barstens
 
En 't uur der nooitgehoorde oplossing daar!
 
..........,.........
 
Hier zijn ze van wier handen, heden nog,
 
De Koning sterven zou!... De Straf omknelt
 
Er ‘twee’ hier aan mijn zijden - en ‘een derde’
 
Ligt, buiten mijn bereik, alreeds gevonnist
 
Op gindschen Troon!..........
 
.......De sluijer van het lang
 
Verholen wanbedrijf is weggereten!
 
Ziet aan: der snoodheid kolk is open en
 
Het gruwlenheir spookt vriemlend er in om,
 
Bij de ijselijkste beelden!... Ziet, en weet,
 
En beeft: - De Koningsechtspond ligt bezoedeld...
 
Ze ontving Don Juan zijn wellust in haar schoot
 
En zag Del Guasco's geilheid, watertandend,
 
Rond hare schande, loeren!... Kome neder,
 
Op 't hoofd Del Guasco's, 't bloed van Henriquez
 
De San Salvador: - op Del Guasco en
 
Op d'Alicante die, in 't pijnigen
 
Der marteltuigen ondervraagd, soms 't goud
 
Teruggeeft dat hij van den aterling
 
Ten loon diens moordes heeft ontvangen!
(Schudt Don Juan.)
 
Hier -
 
Dees booswicht is zijn Zusters moorder naar
 
De ziel;
(Schudt Don Caesar.)
 
dees gruweldader naar het lichaam...
 
Het lijk Josepha's, van haar eignen Broeder
[pagina 316]
[p. 316]
 
Onteerd, van haren schaker d'Oviédo
 
Vermoord, ligt onbegraven en vloekroepend,
 
Der Aard ten toon, in eene der valleijen
 
Die dezen woon der Duivelen omringen!
 
...................
 
Het Menschdom beve, 't gruwlental vernemend!
 
...................
 
Delft uit den grave de assche van Luïza,
 
Hoort aan de vraakstem des geslagten kindes
 
En wie haar heeft vergiftigd, D'Oviédo,
 
Zal schuldelooze maagden om zijn feit
 
Niet meer doen boeten... Peilt de golven van
 
Den Tagus, haalt 't gezellefmoorde rif
 
Van een Fernanda uit de golven van
 
Den Tagus, ruk Don Juan er bij: en deze
 
Zal voor het offer zijner schand verbleeken -
 
En alle de offers van hun schande zullen
 
Gevroken zijn - en hunne nagedachtnis
 
Zal op der aarde, ter vervloeking van
 
Het Misdrijf, ter verheerelijking van
 
De Deugd, onsterflijk als het Misdrijf en
 
De Deugd, in 't hart der menschen leven! -
 
Vraak!
 
Dus vraak!... Hier zijn ze: ik lever ze u.
(Heeft Don Juan en Don Caesar van zich weg gestooten, en blijft immer pal. - Don Caesar staat en blikt als zinneloos rond zich henen; Don Juan valt, ten voorgrond, ineengezakt op de knieën. - Ondertusschen is de Moor, aan het einde der Zaal, eensklaps, in kluchtige wanhoop uitgeborsten, terwijl Francisca die tot dan, met de 'Gouden Vaze in de handen en overvloedige tranen stortend, aan des Konings zijde stond, Don Juan ter hulpe is toegesneld. - Deze, daar hij Francisca bij zich voelt, begint te weenen.)
 
moor,
aan het einde der Zaal. - Hij gebaart woest en schreeuwt.
 
Dat is
 
De Duivel! dat 's de Duivel! 'k Ben onwetend
[pagina 317]
[p. 317]
 
In dienst geweest bij d'eignen Satan!... Wee mij!
 
Er pleegt een wonder!... 't Is me of zou 'k van schrik
 
Hier sterven waar ik sta - en de oude spraak
 
Heb ik terug gekregen!... 'k Spreek! ik spreek!
(Wordt gevat; terwijl hij zich verweert.)
 
Sta bij! ze zullen me op de pijnbank leggen
 
Daar ik nu spreken kan - en levendig
 
Verbranden daar 'k zijn knecht was!... 'k Ben niet pligtig!
 
'k Zal biegten, beter leven - seffens in
 
Een klooster gaan!... Ach goede menschen...
(Terwijl hij wordt henen geleid)
 
Wee!
 
En jaren lang gediend - en niet betaald:
 
Mijn geld, mijn geld, mijn geld!...
(Af. - Don Juan steeds op het voorplan ineengezakt en weenend; - Francisca snikkend en knielend over haren Vriend gebogen; - Gonzalvo beweegloos in 't midden des tooneels.)
 
gonzalvo,
hij spreekt als in geestontheffing tot zich zelven, terwijl hij den woesten blik rond zich henen stuurt.
 
Verdelging... al
 
Verdelging - wat ik rondom mij ontware...!
(Blijft roerloos en diepdenkend. - Poos stilte. - Plotseling, als van eenen stuipschok wakker geslagen, gilt hij:)
 
Ik zie! ik zie!... Genade!. ‘Onsterflijk in
 
De onsterflijkheid der Vraak’!.. Vergeeft!.. Op mij
 
Alleen koom' 't alles neêr: op mij... op hun!
 
Ziet - en gelooft!
(Heeft de Afschriften van den Akt waardoor hij zich met Don Caesar en Don. Juan tot den moord der Koningin verbonden had, van onder zijne kleederen gehaald on op het tooneel geworpen.)
 
Gena! - laat mij 't verklaren -
 
Gaen voor 't Menschdom!.. Beeft: de Twijfel is
[pagina 318]
[p. 318]
 
Der Hel; de Waarheid van der Aarde!.. Liefde
 
En Onschuld kennen Waarheid! 't Harte van
 
Luïza, 't harte van Francisca is
 
Da Waarheid!... De Engelin Francisca op
 
'nen Troon! de hemelsche Eenvoud dien de Twijfel
 
Met voeten trad, op eenen troon! het neêr-
 
Gebliksemd rif des Twijfels zij die troon!...
 
Ik zal ze aanbidden - mij - verdoemen!...
 
Ha!
 
Verplette Godes vloek die eenige oorzaak
 
Van alle kwaad: 't Alleengeloof der Rede!
 
Verheffe Hij in eere de eenge bron
 
Van alle goed: de Trouw in het Gevoel!...
 
Des Geestes kennis wierd ons na den val
 
Der Vrouw: 't is de vermaledijding Edens...
 
De kennis van het Hart herwierd ons uit
 
Een Moeder-Maagd: het is de heilkreet der
 
Verlossing op Calvarië!... Ha! de kennis
 
Des Geestes, slepe zij mijn vloek steeds na
 
En volge die des Harten, 't lofgebed
 
Van mijn gebenedijding!... Weez' die Kennis
 
Verheerlijkt op der Aarde en in den Hooge!..
 
Weez' het Geloof - 't Geloof des Geestes aan
 
De kennis van den zuivren Harte, nu
 
En voor altijd, verheerlijkt op der Aarde
 
En in den Hooge!........
 
......Had ik het geweten!...
 
Te laat!... Die kolk... die schimmen..? Wee mij! Red mij!
 
Erbarming voor het ijselijk vertoog!
 
'k Zal boeten, lijk Francisca's Lievling, boeten!
 
Die zal de Waarheid leeren in Berouw
 
Hem ingesproken door de Liefde van
[pagina 319]
[p. 319]
 
Francisca, onder welker invloed hij
 
Der Waarheid kennis zal, op aard, volmaken!..
 
..................
 
Zijn hart was dus niet dood!... Het mijne was 't -
 
Het mijn: dat lijk der Liefde en des Gevoels!...
 
Verradersche Inspraak die mij hebt bedrogen,
 
Mijn laatste vaarwel aan het leven zij
 
't Begin mijns eeuwgen vloeks op u!... Te laat!...
 
Dan zegevier' 't Geloof... de Twijfel sterft!
(Zinkt ten gronde.)
 
don juan,
staat op van nevens Francisca; - hij is als in verrukking.
 
En uit den nacht waar hij in daalt, zie ik
 
Mij ook het Licht der Waarheid worden!... 't Licht
 
Der Waarheid! 't straalde uit 't hart van mijn Luïza;
 
Het gloort in 't harte van Francisca!... O!
 
Gelooven - minnen - boeten voor het oovrig
 
Van mijn onzalig leven!... Ach, genade!...
 
francisca,
is ook opgestaan en heeft zich voor de voeten des Konings geworpen. - Aan den Koning.
 
Genade voor mijn Welbeminde!... O Koning,
 
Herinner u uw eed: ik smeek u, op
 
De kniên - vergeving af voor mijnen Vriend,
 
Don Juan Tenorio!
(Stilte.)
 
koning.
 
Vergeving dale -
 
Op Juan Tenorio... en koom' de Straf
 
Op alle de andren!
(Don Juan en Francisca vallen in elkanders armen in het midden des tooneels, voor Gonzalvo's Lijk en tegenover het Getroonte waar immer de Koningin, in de doodsbleekte der bezwijming, ligt op neêrgezegen. Een ruimen tijd staan zij zoo - hart aan hart gedrukt. - De Koning den omstaanden Afgezanten.)
[pagina 320]
[p. 320]
 
Eedle Heeren! Gij die
 
De volkren hier vertegenwoordigt, kondigt
 
De rampen waar ge van getuigen zijt
 
Geweest, als eene les den volken af -
 
En het herinren dier onzalige
 
Gebeurtenissen zij behouden tot
 
Een leer voor 't Menschdom der toekomende eeuwen.
(Don Juan en Francisca staan altoos in elkanders armen, in het midden des tooneels.
 
Choor der Hemelen.
 
't Monster is te neêrgeslagen -
 
viert, zoo ver de Waarheid troont,
 
De overwinning van de Waarheid,
 
Gij, die in de Heemlen woont!
 
Op den stapel van de puinen
 
die de Twijfel heeft geslecht,
 
Zegevieren, vereenzelvigd
 
in onstervelijken echt,
 
Twee vertolkers van de Godheid:
 
Leerzame Onschuld, reine Min...
 
Eeuwig zij hun zege - en 't monster
 
eeuwig ook den afgrond in!..
 
FRANCISCA en DON JUAN,
in het midden des tooneels.
 
Eeuwig zij hun zege - en 't monster
 
eeuwig ook den afgrond in!
EINDE VAN HET TWEEDE DEEL.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken