Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nagelatene gedigten en gezangen van juffrouwe Maria van Hengel, bestaande in geestelyke meditatien, tot opwekkinge van het geloof (1737)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nagelatene gedigten en gezangen van juffrouwe Maria van Hengel, bestaande in geestelyke meditatien, tot opwekkinge van het geloof
Afbeelding van Nagelatene gedigten en gezangen van juffrouwe Maria van Hengel, bestaande in geestelyke meditatien, tot opwekkinge van het geloofToon afbeelding van titelpagina van Nagelatene gedigten en gezangen van juffrouwe Maria van Hengel, bestaande in geestelyke meditatien, tot opwekkinge van het geloof

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.01 MB)

ebook (3.18 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nagelatene gedigten en gezangen van juffrouwe Maria van Hengel, bestaande in geestelyke meditatien, tot opwekkinge van het geloof

(1737)–Maria van Hengel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 40]
[p. 40]

X. Bedenkinge

Een Overdenking van zich zelvs.

 
Myn Heiland, geeft van 't Hemels, my een voorsmaak,
 
Gy ziet myn ziel, is zoo aan 't Aards gewend,
 
Zy mint het Hemels niet; en wat is d' oorzaak?
 
Zy mint het niet. om dat zy 't niet en kend.
 
 
 
Hoe kend zy 't niet, door hooren en door leezen?
 
Og ja! zy weet 't is onwaardeerlik goed,
 
Ook heeft zy 't andere daar voor aan gepreezen,
 
Nog kend zy 't niet, gelyk zy 't kennen moet.
 
 
 
Zy zou, indien zy 't kende, alles agten
 
Voor schaad', en drek, wat oor, of oog verleid,
 
't Zou 't zwaarste kruis, haar niet alleen versagten,
 
Maar doen belaggen, wat zy nu beschreid.
 
 
[pagina 41]
[p. 41]
 
Gy maakt my, tot die Heerlikheit geneegen,
 
Waar in bestaatze? Eer ik my vergis,
 
In 't zoeken; word die schat wel ooit verkreegen?
 
Ja: die is heerlik, die heel heilig is.
 
 
 
Nogtans die heilig leeft, heeft in 't bezonder,
 
Meer stryds, als die zyn hert in 't aarts verlust,
 
Dit 's ver van heerlik zyn, wel dat 's geen wonder?
 
Daar Vlees, en Geest is, heeft men nimmer rust.
 
 
 
Scheid, heilig nooit, en heerlik van malkander,
 
Maar laat de ziel, die d' eerstelingen heeft
 
Den vollen Oogst vry wagten, 't is geen ander
 
Maar 't zelve goed, dat hy volmaakter geeft.
 
 
 
Nu voel ik 't eerst, ik ben van 't heil verschooven,
 
Want gy zoekt vrugten, en ik vind 'er geen,
 
Grypt zyn beloften aan, gy moet gelooven
 
Hy zal 's u geeven, eist ze maar alleen.
 
 
[pagina 42]
[p. 42]
 
Mag 't zondig Hert gelooven? is 't wel reeden?
 
Dat Jesus 't heil, aan my heeft toegezeid?
 
't Zyn zondaars al, daar hy voor heeft geleeden
 
Gelooft maar; niets dat u dan van hem scheid.
 
 
 
Och kond ik Heer? gy moet m' er kragt toe geven,
 
Zal ik gelooven; wel kom eist die dan;
 
Ja; eerst moet gy myn doode ziel doen leeven;
 
Eer ik, gelyk ik moet, die eischen kan.
 
 
 
Nog is 'er hoop; laat maar uw hert bewerken,
 
Veragt dien dag der kleine dingen niet,
 
Ik geef u 't leeven, en dit kond gy merken,
 
Nu gy met smert, uw Hert zoo doodig ziet.
 
 
 
Is dit genoeg? Och neen; nu moet gy stryden?
 
Wek op 't geloof, al hebt gy Kleine kragt?
 
Gy zult my looven, en met vreugd belyden,
 
Dat ik u geef, al wat gy van my wagt.
 
 
[pagina 43]
[p. 43]
 
Gy Hertekenner weet, dat al myn zugten
 
Maar is naar Heiligheid, ziet, hoe zy klaagd,
 
Dees' dorre boom, om dat zy zonder vrugten
 
Staat: Ey, besproeidze, dat zy vrugten draagd.
 
 
 
Moet eerst de Noorden wind, met stuurze vlaagen,
 
Myn Hof doorwaaien; eer zy vrugtbaar wert?
 
Wel, zeidze; kom myn ziel; gy moetze draagen,
 
't Is troost genoeg, hy zuivert u door smert.
 
 
 
Gy zegt op 't drooge, zult gy stroomen gieten:
 
Nu dorst myn ziel naar u, als 't dorre land,
 
En 't heigend hert, naar verse watervlieten,
 
Zy wagt ook van uw trouw, dit onderpand.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken