Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nagelatene gedigten en gezangen van juffrouwe Maria van Hengel, bestaande in geestelyke meditatien, tot opwekkinge van het geloof (1737)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nagelatene gedigten en gezangen van juffrouwe Maria van Hengel, bestaande in geestelyke meditatien, tot opwekkinge van het geloof
Afbeelding van Nagelatene gedigten en gezangen van juffrouwe Maria van Hengel, bestaande in geestelyke meditatien, tot opwekkinge van het geloofToon afbeelding van titelpagina van Nagelatene gedigten en gezangen van juffrouwe Maria van Hengel, bestaande in geestelyke meditatien, tot opwekkinge van het geloof

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.01 MB)

ebook (3.18 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nagelatene gedigten en gezangen van juffrouwe Maria van Hengel, bestaande in geestelyke meditatien, tot opwekkinge van het geloof

(1737)–Maria van Hengel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 111]
[p. 111]

XXVI. Meditatie.

Om niets buiten Jesus te zoeken.

 
Wat pak houd u beneen?
 
Myn ziel, met draf te vreen?
 
Is dit uw deel alleen?
 
Ja; 't lyd gevaar,
 
Zoo gy den zeegen mind,
 
En daar uw hert aanbind,
 
Schoon gy daar niet in vind,
 
Den Zeegenaar;
 
 
 
Neemt dat gy 't alles had,
 
Wat hier ooit mensch bezat,
 
'k Weet, gy in al dien schat,
 
Nooit ziel rust vond;
[pagina 112]
[p. 112]
 
Haar ongestadigheid,
 
U in 't gebruik voorzeid,
 
Dat gy uw ziel verleid,
 
En deerlik wond,
 
Ja; wat kan 't u baaten?
 
God kond u al laaten,
 
En mogt u nog haaten.
 
Schep lust, nog rust in al, dat gy ziet,
 
Ten zy, dat gy uw Jesus geniet.
 
 
 
Die hem eens vinden mogt!
 
Word hy van u gezogt?
 
Met ernst, en wel bedogt
 
Waar hy verschynd?
 
't Is dikmaal, onder 't Kruis,
 
En niet in 't weelden huis,
 
Zyn glans door 't Aards gedruis,
 
Voor 't oog verdwynt;
[pagina 113]
[p. 113]
 
En hoe, myn ziel gy deinst,
 
Als gy aan 't kruis maar peinst,
 
Of gy u willig veinst,
 
Ik hoor uw klagt,
 
Steld gy die trap zoo steyl?
 
Draagd kruis, of mist het heyl,
 
Ik bid u Vader pyl
 
Myn zwakke kragt,
 
Maar hoe, myn gedachten
 
Om 't kruis te veragten,
 
Die 't kruis kan verzagten,
 
Gy most al kost gy 't lyden ontvlien,
 
Geen smert, hoe hert, om Jesus ontzien.
 
 
 
Dit stemt gy immers toe?
 
Ik weet nauw wat ik doe,
 
Ik ben bedwelmt en voe
[pagina 114]
[p. 114]
 
Dit ziel verraat;
 
Gebruikt de medecyn:
 
Die baat myn niet; Ik kwyn,
 
Ik leef maar in die schyn.
 
Hy kend uw staat;
 
Ja hem is niets bedekt,
 
En daar hy kragtig trekt,
 
Word haast in 't hert verwekt
 
En traan, en zugt;
 
Maar ik ben dorr, en droog;
 
Een Heid', die nooit zyn oog
 
Bestraalde, uit meededoog,
 
En draag geen vrugt,
 
Nog is 't al geen reeden,
 
Dat dit uw gebeeden
 
Mag stuiten, die heeden
[pagina 115]
[p. 115]
 
Uw klagt veragt, die maakt u in 't end,
 
Nog vry, zyt gy aan Jesus gewend.
 
 
 
Wel daar meed' zegt gy 't al,
 
Hier leid myn onluks val,
 
Nu wilt maar, en hy zal
 
De hand u bien.
 
Dit heeft hy zelfs belooft,
 
Aan ieder, hooft voor hooft;
 
Ja die van kragt berooft,
 
Maar tot hem vlien.
 
Och! zoo hy daar op staat,
 
En my zoo lang verlaat,
 
Dit dreigd my erger kwaad,
 
Ik dwaal te veer;
 
Hy weet nog, waar gy zyt,
 
En wat u van hem scheyd
[pagina 116]
[p. 116]
 
Eer hy vw oog ontglyd,
 
Hy haalt u weer.
 
Een doode te wekken
 
En my, tot u trekken,
 
Is even wyt rekken,
 
Uw kragt, dies wagt van my niet, als 't geen
 
Dat gy aan my woud geeven voor heen.
 
 
 
Nu dit eens vast gesteld,
 
Gy zyt in doods geweld;
 
Schep troost, in 't geen u kweld!
 
Was 't niet voor die?
 
Dat hy zeeg uit zyn Troon,
 
Verliet al 't Hemels schoon,
 
En wierd eens menschen zoon;
 
Zegt dan voor wie?
 
Voor haar, en anders geen
[pagina 117]
[p. 117]
 
Heeft priesterlik gebeen,
 
Myn Jesus! ja geleen,
 
En dood, en vloek;
 
Maar ik; van dit tal,
 
Myn doode ziel wie zal
 
U dit betuigen al?
 
Zyn Heilig Boek;
 
Wie doed my 't gelooven?
 
Wel wagt dat van booven,
 
Dit vreezen, is rooven
 
Zyn eer; die meer kan geeven als dat
 
Aan haar die daar begeerig na vat.
 
 
 
Ja die begeerig is,
 
Voor haar is 't heil gewis,
 
Maar dit is, dat ik mis,
 
En hebben most,
[pagina 118]
[p. 118]
 
Daar hy nooit zonden zogt,
 
Nog kwaad van u en dogt
 
Maar zelf, voor u volbrogt
 
Dat gy niet kost.
 
Hoe zoekt, en vind gy nu
 
Nog zoo veel tegens u?
 
’t Maakt u van Jesus schu;
 
En dat 's geen deugd;
 
Als wanhoop u verrast,
 
Houd zyn verdiensten vast,
 
En zegt, hy droeg myn last,
 
Dat is myn vreugd;
 
Wat komt my te vooren,
 
Ik hoop nog te hooren,
 
Gy zyt myn verkooren,
 
Schep moed; wat doed u raadeloos staan?
 
Komt vry tot my, uw schuld is voldaan.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken