Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Stukken maken (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Stukken maken
Afbeelding van Stukken makenToon afbeelding van titelpagina van Stukken maken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

Scans (6.55 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Stukken maken

(1984)–Leo Herberghs–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 19]
[p. 19]

Winter in Hunsel

Hunsel ligt achter Thorn als een grijs achterland naast de luister van een verzilverd stadje. Terwijl in Thorn het witte overheerst is Hunsel donker. Vooral op zulk een bulderende decemberdag als het geboomte zoeft en fluit met flarden van takken. Het regent nog niet, maar zwart-grijze wolken dalen vervaarlijk naar de horizon. Daartussendoor komt er iets heel lichts tevoorschijn, dat soms in blauw overgaat: een dun blauw dat van ver zijn licht over de aarde zendt. Langs een slingerende weg staan boerderijen: van buiten zijn ze zo stil als een stille winterzondagmorgen maar kan zijn. Gesloten de hekken, de poorten, de tuin geplunderd door de wind.

Overal in het land staan die hoeven los van elkaar, alsof ze zo maar neergezet zijn buiten alle berekening om. Ze staan aan wegen en aan paden, bij een nors bosje of langs een zandweg, temidden van omgeploegd land en opgeworpen aspergevelden. Ruig is de erfbeplanting waar geen blad meer aan te zien is. Een paardje staat op een weiland ernaast. Emmers glinsteren op het erf, een ladder staat tegen de muur. De luiken zijn dicht.

Zover zijn de hoeven soms naar achteren gelegen dat je ze van de weg af niet ziet: een hoogopstaand gewas van de tuin houdt de gevel verborgen.

Het land van Hunsel begint al dadelijk na de laatste huizen van het dorp: een klein, bij elkaar gestoken groepje dorpswoningen, een kerkje, school, pastorie, kerkhof. Op een groot doek staat: ‘RK HVC speelt’, en daarachter zie je, door het struikgewas, mannen die aan het voetballen zijn. Je hoort het dof geroep van de spelers en het korte knallen van het getrap tegen de bal.

[pagina 20]
[p. 20]

Op een onopvallend gebouw, 'n beetje verwaarloosd staat in bijna weggewiste letters: PAROCHIEHUIS ST. JACOBUS. Er speelt een muziekgezelschap van welks gemusiceer een dof gebrom op de straat te horen is.

De pastorie - een groot huis, maar misschien is het helemaal geen pastorie - ligt leeg. Zij ziet er gerestaureerd uit. De zijgevel is mooi van steen, met erin kleine ronde venstertjes.

Jonge meisjes komen uit de kerk na afloop van een zangrepetitie. Ze pakken hun fietsen die tegen de muur staan van een huisje bij het kerkhof en verdwijnen, babbelend en lachend, in verschillende richtingen, het land intrekkend: lange, rechte wegen die uitgaan van het verstilde dorp waar alleen voetballers en muzikanten bewegen. Tot ook die naar huis gaan en de gebouwen elkaar met koude, lege blik aankijken. Het kan stil zijn in een dorp op zondagmiddag! Maar nu is het nog niet zover. Nu en dan immers is er ook nog 'n fietser, zoals een man met een doos appelen achterop die zich, als hij langsrijdt, helemaal omkeert om mij uitdrukkelijk te groeten. Ik kom een jongen tegen die naar het repetitielokaal gaat, of komt hij ervan terug? Opzij van zijn fiets heeft hij een grote mand gekonstrueerd waarin hij zijn instrument opgeborgen heeft. Zo, blijmoedig fietsend door wind en regen, heeft hij zijn muziekinstrument als een huisdier veilig en wel bij de hand.

 

In het dorp ligt op het trottoir een dode kat. Wanneer overreden? Een plas bloed vormt zich bij haar mond. Zwart en feilloos ligt ze uitgestrekt: in een bewoonde dorpsstraat zó onaangeroerd als lag ze ver weg in de velden. Er is niemand die zich om haar bekommert. Het bloed drupt uit neus en mond.

Niet zover daar vandaan ligt een dood konijn langs de kant. Ook dit ligt gestrekt, zo lang als het is. De tong steekt uit de mond: een bedroefd en rood, klein tongetje.

[pagina 21]
[p. 21]

Dood, verval, regen en wind die elkaar overtreffen. En overal het grijs dat in schakeringen optreedt: een grijze baard van struikgewas, een lichtere van de boomtoppen, een bijna witte van de verre populieren. Maar niet alles is dood: voor mijn voeten springt een konijn weg, rent zo haastig dat het zich lijkt te vergissen in de weg, blijft rennen totdat het kan wegduiken in een greppel, honderd meter van mij vandaan. En weer is het land stil. Zelfs de vogels hebben zich overgegeven aan triestigheid. Kraaien lopen lomp over aardkluiten en trekken de bebloede worm uit de grond. Meeuwen hebben een vergaderplaats uitgekozen achter een gelige berm en komen aanfladderen met door winter nauwelijks aangetaste zilverglans van de vleugels.

 

Het kerkje binnengaand word ik als het ware opgewacht door een meneer die zegt dat hij het fijn vindt dat iemand zijn kerk bezoekt. Als ik hem vraag of hij de pastoor is, antwoordt hij dat dat niet zo is, maar dat hij in deze kerk het kosterschap uitoefent. Hij brengt me naar de sacristie en laat mij een kelk zien die enkele honderden jaren geleden aan de kerk geschonken is. Vervolgens brengt hij me naar een zaaltje waar verenigingen vergaderruimte hebben. Hij wijst op de houten sculpturen aan de wanden: engelenkopjes door weer en wind verteerd, maar soms sprekend in al hun onverwachte en stoorloze paradijsachtigheid. Kopjes ook met vleugels opzij die toch niet weg kunnen en opvliegen uit Hunsel. Maar wie zou dat willen? Ze zijn hier veilig. Mijn gids wijst in de kerk op enkele andere sculpturen: onder andere van Jan van Steffensweert. Op 'n beeld van St. Antonius met het varken wijzend zegt hij: ‘Kijk eens naar die baard: daar zit de wind onder!’ Het kerkhofje. Er zijn zeven grafstenen van Britse soldaten, omgekomen toen een Brits oorlogsvliegtuig neerstortte. Hier, in een hoekje van een grijze wereld, zijn ze wél geborgen en zonder pijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken