Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche metriek (1862)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche metriek
Afbeelding van Nederlandsche metriekToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche metriek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.40 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche metriek

(1862)–Jacob Frans Johan Heremans–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Nederlandsche metriek.
Inleiding.

1. Door de letterkunde eens volks verstaat men al de geschrevene geestesgewrochten van dit volk; doch gewoonlijk wordt het woord letterkunde in eenen engeren zin genomen, en omvat het slechts die geschrevene geestesgewrochten, welke tot doel hebben het gevoel van het schoone op te wekken, op de verbeelding en het gevoel te werken.

2. De poëzij is de uitdrukking van het schoone, de kunst om het schoone uit te drukken. Verbeelding en gevoel zijn de bronnen aller poëzij: beide zijn iederen mensch meer of min ingeboren.

3. In den beginne was de poëzij niets anders dan eene natuurlijke uitdrukking van het gevoel, eene ongekunstelde, maar levendige voorstelling van eene gedachte of gebeurtenis; later schreef men regels voor ter behandeling van ieder poëtisch voortbrengsel. Van daar tweederlei poëzij: de volkspoëzij en de kunstpoëzij.

4. Alles wat op het gevoel en de verbeelding werken kan, is van het gebied der poëzij, is aesthetisch.

5. Door dichterlijke geestdrift verstaat men dien toestand, waarin de dichter zich door eene buitengewone, onweêrstaanbare, als het ware bovennatuurlijke kracht voelt medegesleept, en genoodzaakt om zijn gevoel en zijne verbeelding in woorden uit te drukken. Wanneer die kracht zoo sterk niet is, en de dichter

[pagina 6]
[p. 6]

slechts lust gevoelt tot poëtische voortbrenging, zonder dat een heilig vuur hem, om zoo te zeggen, verteert, noemt men zulks poëtische luim.

6. De verbeelding en het gevoel moeten door den smaak geleid worden. De smaak is het vermogen der ziel, om de schoonheden der natuur en der kunst te gevoelen. De smaak wordt geoefend door de aandachtige, beredeneerde beschouwing der schoonheden in de natuur en in de werken der groote meesters. Eene verdorvene ziel kan geenen goeden smaak hebben.

7. In ieder poëtisch voortbrengsel zijn de innerlijke gedachte en de uitdrukking op te merken. De uitdrukking moet met de innerlijke gedachte volkomen overeenstemmen, en door deze bezield worden. Ieder letterkundig gewrocht moet geheel en één zijn, dat is, er mag niets aan ontbreken, dat tot de uitdrukking der poëtische gedachte behoort, en de verschillende deelen moeten met elkander innig, harmonisch verbonden zijn, en samenwerken tot één doel: het aanschouwelijke, krachtige, levendige voorstellen van het hoofddenkbeeld. Ieder gewrocht moet waar en natuurlijk wezen, dat is, het mag niets bevatten, dat tegenstrijdig is met de waarheid der natuur en des levens.

8. De dichter kan zijne gedachten op verschillende wijzen uitdrukken. Hij kan zijne eigene gewaarwordingen voorstellen, of eene gebeurtenis, of eene reeks van gebeurtenissen verhalen; hij kan een voorwerp, eenen toestand schilderen, of geheel verdwijnen om andere wezens te laten spreken en handelen; hij kan eindelijk algemeene waarheden ontwikkelen, of regels voorschrijven voor kunsten em wetenschappen. Van daar vijf vakken, waarin de poëtische voortbrengsels kunnen worden verdeeld: het lyrische, het epische of verhalende, het beschrijvende, het dramatische en het didaktische dichtvak.

9. In al deze dicht vakken bedient zich de dichter gewoonlijk van verzen. De metriek handelt over de regels, die moeten in acht genomen worden bij het vervaardigen der verschillende verzen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken