Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche metriek (1862)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche metriek
Afbeelding van Nederlandsche metriekToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche metriek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.40 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche metriek

(1862)–Jacob Frans Johan Heremans–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

Over den klemtoon.

10. In het Latijn en het Grieksch worden de lettergrepen naar hunne kwantiteit gemeten, terwijl in het Nederlandsch de prosodische waarde eener lettergreep wordt bepaald volgends de mindere of meerdere belangrijkheid der lettergreep, volgends den minderen of meerderen nadruk, welken men er ter oorzake harer beteekenis bij het uitspreken oplegt.

11. Wanneer men een woord of eene lettergreep sterker dan andere doet klinken, zegt men, dat de klemtoon op dit woord of die lettergreep valt. De klemtoon is dus de drukking der stem op een woord of eene lettergreep.

In den zin: daar gaat mijn zoon, kan de klemtoon op daar, op gaat, op mijn, of op zoon vallen. Wil ik te kennen geven, dat mijn zoon dáár, en niet elders gaat, dan leg ik den klemtoon op daar. Indien ik wil zeggen, dat mijn zoon gáát, en niet loopt, noch rijdt, noch vaart, dan valt de klemtoon op gaat. En wil ik doen verstaan, dat het míj̀n zoon, en niet die van een ander is, welke daar gaat, dan plaats ik den klemtoon op mijn, terwijl, wanneer ik wil doen bemerken, dat het mijn zóón, en geenszins mijn broeder, noch vader is, die daar gaat, het woord zoon den klemtoon moet ontvangen.

[pagina 8]
[p. 8]

Hieruit leert men, dat de klemtoon altijd op het voornaamste woord eens volzins valt.

12. In afgeleide meerlettergrepige woorden valt de klemtoon op den wortel of het zakelijke deel; zoo als: ontkénnen, bezóéking, gróótheid, dúisternis, gelúkkig.

Aanmerking. De voorvoegsels aarts, ant, mis, on, oor, en wan ontvangen den klemtoon vóór oorspronkelijke zelfstandige naamwoorden: áártspriester, ántwoord, óndier, óórzaak, wángeloof. Voor afgeleide en samengestelde zelfstandige naamwoorden geplaatst, valt de klemtoon op het zelfstandige naamwoord: aartspríésterdom, misdádiger.

13. In samengestelde zelfstandige naamwoorden ondergaat het tweede lid der samenstelling eene wijziging door het eerste lid uitgedrukt, hetwelk aldus als het voornaamste deel wordt beschouwd, en den klemtoon ontvangt; zoo als: táálman, váderland, húísvader.

Uitzonderingen. a. Zelfstandige naamwoorden, waarvan het tweede lid een deelwoord is, hebben den klemtoon op de wortellettergreep van dit deelwoord; zoo als: menschlíévendheid, oplóópendheid.

b. Gewoonlijk heeft het woord stadhuis den klemtoon op de laatste lettergreep.

14. Afgeleide en samengestelde bijvoegelijke naamwoorden of bijwoorden hebben den klemtoon op de wortellettergreep van het laatste lid der samenstelling; zoo als: weldádig, handdádig, hooggeléérd, verantwóórdelijk, aartsváderlijk, oorsprónkelijk, ongelóófelijk, wanhópig, onréín.

Aanmerking. Het bijvoegelijk naamwoord, in welks laatste lid de klank ie voorkomt, heeft den klemtoon op de wortellettergreep van 't eerste lid; zoo als: práátziek. Men zegt onverschillig godlóós of gódloos.

15. In de werkwoorden samengesteld uit een onafscheidbaar

[pagina 9]
[p. 9]

voorzetsel en een werkwoord, valt de klemtoon op het voorzetsel; zoo als: áánspreken, ínloopen. In werkwoorden samengesteld uit een onafscheidbaar voorzetsel en een werkwoord, valt de klemtoon op de wortellettergreep des werkwoords; zoo als: doorkrúísen, ik doorkrúís, onderstáán, ik onderstá.

16. In werkwoorden met de voorvoegsels be, ge, er, her, mis, ont en ver, valt de klemtoon op de wortellettergreep des werkwoords; zoo als: begéven, gebíéden, erlángen, hermáken, misbrúíken, ontlóópen, verstáán.

17. In afgeleide werkwoorden hebben de voorvoegsels ant, oor en wan den klemtoon; zoo als; ántwoorden, óórdeelen, wánhopen.

18. In werkwoorden, waarvan het eerste lid een zelfstandig naamwoord, een bijvoegelijk naamwoord, of een bijwoord is, heeft dit eerste lid den klemtoon; zoo als: bééldhouwen, schóónmaken, líéfkozen, vríj́laten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken