Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitse orthographie (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitse orthographie
Afbeelding van Nederduitse orthographieToon afbeelding van titelpagina van Nederduitse orthographie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

XML (0.50 MB)

tekstbestand






Editeur

G.R.W. Dibbets



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitse orthographie

(1971)–Pontus de Heuiter–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Zommige regels in t'gemeen dienende om wel spellen en schriven, so wel in redensGa naar voetnoot6) als woorden.

Eerste Regel.

Alle woorden eindende met j.Ga naar voetnoot7) mahmen stoutelic schriven met ij. want reden zulx geensins tegen is gevoulendeGa naar voetnoot8) / dat vocalen in deinde der woorden komende en starc luidende / mitsdien lainc zijn / te weten: blij / ghij / zij / wij / vrij / hij / lij / mij / prij / hier int einde meest gevoulende t'geluit der lainge vocalen ij. zeer weinih die korte i. dwelc u dees navolgende woorden daer zij beide in elc woort eens komen / wijs mogen maken: beminnijnge / Ga naar margenoot+win*nijnge / vinnijngeGa naar voetnoot9) / verminderijnge / verquistijnge / berispijnge / lispijngeGa naar voetnoot10) / twistijnge met meer dees gelijcGa naar voetnoot11). In dees navolgende hoordij korte i. alleen: listih / quistih / berispihGa naar voetnoot12) / lispihGa naar voetnoot13) / twistih / verminderihGa naar voetnoot14).

[pagina 68]
[p. 68]

Oordelt desgelijx van woorden / eindende met a.e.o.u. want zelden vindij woorden die een lainge vocael zonder ander twemael hebbenGa naar voetnoot1).

II.

Schout in alle manieren als venijn gestaerte woorden / dan zelden daert nature of verchierijnge eistGa naar voetnoot2) / welke nature bouen mate zeer bemint / korte redenenGa naar voetnoot3) met gesnouide woordenGa naar voetnoot4) / waer in t'Hebreus alle bekende talen te boven gaet. Dus spreect noh schrijft niet: ene / twee / drije / vire / vive / zesse / zevene / allevene / twaleve / maer: een / twe / drij / vijr / vijf / zes / zeven / aht / negen / thien / elf / twalefGa naar voetnoot5). Desgelijx in ander woorden / latendeGa naar voetnoot6) ons Rijmmakers quade zede die dicmale woorden lelicke / onnatuirlicke staerten anhaingen / om te sluiten een qualijc klijnckende vaers.

III.

Laet varen woorden te schriven met onnotelicke vocalen en consonanten / als dicmale warden bevonden c.d.e.g.h.i.ij.p.s.w. Te weten: in oirzaecke / wat douter e. en cGa naar voetnoot7)? GhelijckeGa naar voetnoot8) / wat douter h. ij? Ick / wat douter c. of k? Verclaersen / wat douter e. en sGa naar voetnoot9)? Godt / wat douter t. of d? GeclaingkGa naar voetnoot10) / Ga naar margenoot+wat douter g? dwaingk / dwijngghen / zijngghen / toing*ghe / hoinggheGa naar voetnoot11) wat douter deen g. en h? egeneGa naar voetnoot12) / wat douter deerste e? nompt / kompt / wat doutter pGa naar voetnoot13)? schrijft oorzake / gelike / ic of ik / verclaren / got of godGa naar voetnoot14) / geclainc / dwainc / dwijngen / zijngen / toinge / hoinge / gene / nomt / komt /

[pagina 69]
[p. 69]

tis lihter / en even veleGa naar voetnoot1). Achter / achten / acht / mach / dach / zach / lach / of: ahter / ahten / aht / mah / dah / zah / lah is even vele / niet meer c. van doun hebbende dan der Latinen/ ah / en wah / zomen tvoorseide behoort te schriven / als mede al deze navolgende zonder c. en dezer gelijc: reht / sleht / kneht/ weh / niht / diht / stiht / gewiht / noh / doh / zoh / troh / gekuh / geruht / geduht / luht / niet vreems zijnde dat wij woorden met h. na vocalen sluiten / als inde letter h. voor gezeit isGa naar voetnoot2). Nieuwe / zouwen / vrouwen / brouwen / rouwen / vouwen / bouwen / touwen / mouwen / weduwe / wat hebben dees in tmiddel des woorts van doun wa. u. bide o. genouh tonende dat zij tsamen die diphthonge ou. maken / en daerom niet gescheiden mogen zijn / want waer zulx niet men zoude schriven: nievwe / zovwen / rovwen / tovwen / vrovwen / etc. dwelc want niet wezen mah daer u. vocale komt / ist genouh die voorseide woorden / en ander aldus te schriven / wilde die gewoonte: nieuë / zouën / vrouën / douën / brouën / rouënGa naar voetnoot3) / vouën / bouën / touën / mouën / weduëGa naar voetnoot4). Onderhout tzelve (diet gelieft) die de voorseide woorden met die diphthonge au schrijftGa naar voetnoot5) / vrauën / rauën / dauën / ja in alle vocalen / diphthongen en Ga naar margenoot+triphthongen / want het zoutheit int * spreken / en gemac int schriven zal breingen.

IIII.

SchoutGa naar voetnoot6) in alle manieren harde diphthongen en triphthongenGa naar voetnoot7) / an te nemen daer t'ZeusGa naar voetnoot8) en HollantsGa naar voetnoot9) om begect wort / ja zom onnotelic t'FlaemsGa naar voetnoot10) mede willen beswaren / en dat door de platteGa naar voetnoot11) uitsprake / of te dicmale melkander ontmoutijnge der vocalenGa naar voetnoot12) / dwelc die Griecken in hun Tale bemerckende / hebben gevonden die betreckende van twe vocalen in een / dat die Latinen / Contractio nommen / als voor:pi-e-o, vo-a-o, chriso-o, piö, voö, chrisoGa naar voetnoot13) om de voorseide gapijnge te vlieden / dat wij mogen volgen

[pagina 70]
[p. 70]

als harde diphthongen / of triphthongenGa naar voetnoot1) ons Tale vreemt maken / of die zelve veranderen in lainge vocalen of zouter diphthongenGa naar voetnoot2) / als voor aa. nemende ae. of ooGa naar voetnoot3). voor oai. oiGa naar voetnoot4). voor eae. ie / of eeGa naar voetnoot5). voor ao. ae.Ga naar voetnoot6) voor eo. eeGa naar voetnoot7). voor ue. oeGa naar voetnoot8) / of iet anders dat u beter behaeht alst minnelicker valt / want ider behoort te zouken zijn Tale te verzouten en verlihten / geen schande rekenende te volgen in alsGa naar voetnoot9) t'beste en natuirlicste.

[pagina 71]
[p. 71]

V.

V. ende I. consonanten schrijft zo ic hier dou / of op dees maniere / of aldus v.j. tzij die komen in dbegin of middel der woorden / maer vocalen blivende schrijft inden beginne der woorden / beginnende met een nieuë reden aldus V.I. maer komende in dbegin der woorden / van een gedurende Ga naar margenoot+redenGa naar voetnoot1) / voorts int middel oft einde van een nieuë / of gedurende * redenGa naar voetnoot2) / anders niet dan aldus: u.i.Ga naar voetnoot3).

VI.

Waht u int leste der woorden / eindende in consonant die zelve te verdoubbelen / alzo zom zonder reden doun schrivende: will / still / geschill / prill. matt / platt / vatt / datt / aff / gaff / laff en meer dezer gelijc / daer nohtans eenGa naar voetnoot4) l. f. en t. genouh zijnGa naar voetnoot5).

VII.

Alle woorden beginnende met c. nohtans luidende als k. schrijft met k. als knape / kneht / kit / komen / kopen / kou / kool / kruit / kluit / kuil / latende c. alleen plaetse int middel / en einde der woorden (als voorzeit isGa naar voetnoot6)) nimmermeer inden beginne / want tzelve in onze tale toubehoort / t'natuirlic geluit van k. WoordenGa naar voetnoot7) beginnende met sc. vouht altoos h. bij / om der voorzeider twe consonanten hartheit te verzouten / tzij inden beginne of middel der woordenGa naar voetnoot8) / als voor: scriven / scrijft / scult / scamen: schrijft / schriven / schult / schamen / en ander dezer gelijcGa naar voetnoot9).

VIII.

Gewent u te schriven s. en z. daer zij behoren deen in danders plaetse nimmermeer stellende / want met eender mouite aen neemdi goude en quade geweentenGa naar voetnoot10). Mede is hier inne gelegen een vande plompste misbruiken die

[pagina 72]
[p. 72]

onder onze Taelschrivers mogen bevonden warden / alzoGa naar voetnoot1) die twede is in tquaet gebruic der letteren x. dat ooc naerstih mout onderhouden zijn / alzo ic daer geleert en bewezenGa naar voetnoot2) hebbeGa naar voetnoot3).

Ga naar margenoot+IX.

V tale int spreken en schriven zal zeer verzahten / indien u gelieft metter tijt afbreken / en verlaten d'oude gewente van veel consonanten int middel en einde der woorden bij een te breingen / daer inde derde regel af gesproken isGa naar voetnoot4) / ende men hier uit noh mah mercken. Nederlants / Nederlantsch. Mens / mensch. wens / wensch. Crants / CrantschGa naar voetnoot5). Dans / Dantsch. Pens / Pensch / in welke woorden groote hartheit maken drij consonanten / met mouiten en slainxGa naar voetnoot6) geblaze melkander zonder noot uit den mont stotende / maer sprekende van veel / kiest dat u gelieft / menschen / Nederlantschen / of mensen / Nederlantsen / etc.Ga naar voetnoot7). Angaende mij / d'ooh altoos hebbende op een zahte tale / bezige altemet deen / altemet danderGa naar voetnoot8).

X.

Waht woorden te spreken diemen geensins zoude konenGa naar voetnoot9) schriven / maer zo zere in u is laet die penne en mont samen overkomen. Alle landen zondigen hier / maer meest Hollant / Vrieslant / en boven al Zelant / met die Flaemse zekant / sprekende vocalen en diphthongen / die geen penne zoude weten te schriven / in hou konstige geleerde hant ooc gesteltGa naar voetnoot10).

XI.

Zijt voorzihtih met verkiezijngeGa naar voetnoot11) te leren gebruiken woorden redens binnendeGa naar voetnoot12) / als zijn: ende / en / dit / dat / van / hem / haer / hun / tot / in /

[pagina 73]
[p. 73]

Ga naar margenoot+met / uit / en meer dees gelike van eender syllabenGa naar voetnoot1) / welke zo dic*male niet gebeziht mogen zijn als den mont eist / angezien zij alsdan een reden hart binnenGa naar voetnoot2) / en zonder noot en bevalGa naar voetnoot3) dicmale weder lossenGa naar voetnoot4) / maer met smake en oordel gebeziht / verzouten en verlihten die zelveGa naar voetnoot5) boven maten / dwelc igelic den tijt ende eigen oren / beter dan laingwoordige regels wijs maken zullen.

XII.

Om wel van joinx die kinderen leren die letteren tsamen vougenGa naar voetnoot6) datmen spellen nomt / voor d'eerste onthout als u thien geboden nimmermeer diphthongen / triphthongen / noh zommige consonanten te scheiden / zeggende aldus: moui-ken / koui-ë / roui-ëGa naar voetnoot7) / twe sijllaben / koui / roui / flaeuGa naar voetnoot8) / nieu / meauGa naar voetnoot9) een sijllabeGa naar voetnoot10) / behorende mitsdien al die letteren tsamen te nommen eermen twoort nomt / niet gelijc zom aldus qualic spellen: mo-uiken / ko-ui-ë / ro-ui-ë / ko-ui / ro-ui / fla-eu / ni-eu / me-au daer zij die natuir der diphthongen door breken / en hun zelven ontwennen die kennisseGa naar voetnoot11). Desgelijx dout in diphthongen / rae-ken / mae-kenGa naar voetnoot12). Onderhout tzelve als korte en lainge vocalen tsamen komen / ge-aart / ge-eert / ge-ijnct / ge-oostGa naar voetnoot13). Angaende consonanten hun nature zal igelic zelve wizen tgemackelicste en behoirlicste om spellen / zonder hier om met ideleGa naar voetnoot14) zorhvuldicheit Meesters en kinders te beladen. want nature leert datmen aldus behoort te spellen: men-schen / wen-schenGa naar voetnoot15) / pen-schen / bemerckende dat c. en h. Ga naar margenoot+hier half* overvloudih zijnGa naar voetnoot16) / dus dat niemant aldus zoude spellen: mens-en / wens-en / pens-en. Desgelijx oordeelt van andere woorden / in gelike / en ongelike zaken.

XIII.

Om kort te schriven dient zeer der Grieken Apostrophe (dat onder ander betekenissen te zeggen is verwerpijnge) bide Fransoizen van hun ontleentGa naar voetnoot17) /

[pagina 74]
[p. 74]

dwelc geschietGa naar voetnoot1) als twe vocalen (tzij korte of lainge) melkander in verscheide woorden ontmoutenGa naar voetnoot2) deen in d'einde / dander in dbeginne / verslinnende dan twoort dat met een vocale begint die leste vocale van tvoorgaende woort dat met een vocale ent / latende tot een tekenGa naar voetnoot3) in d'einde des lesteGa naar voetnoot4) woorts een half maenkenGa naar voetnoot5) / aldus ' gekeert / alzo in deze navolgende woorden blijct: onze ere ahterlatende ist al verloren. Schrijf kort aldus: onz'eer' ahterlatend'ist al verloren. Maer alzo dit in die volgende vocalen niet altoos wart geufent / mede dat onze Tale niet zere gequelt is met vocalen melkander dic ontmoutende / als doun die Grieken en Fransoizen / alzo wild'ic wel dat alle schrivers nauGa naar voetnoot6) onderhilden tkort spreken en schriven / dat wij vermogen door die consonanten d. en t. ahterlatende die mouielicke en dicmale onzen reden brekende woorden: het / den / die / dat / te / als hier: t'kort gebet / t'mouiëlic kint / t'groot geluc / t'klein verstant / t'harde geveht / d'einde des Ga naar margenoot+Jaers / d'eerste mijns levens / d'oude zede / d'eerste * plaetse / d'oude man / tsamen gaen / met ontellicke dezer gelijcGa naar voetnoot7) / daermen anders zoude mouten zeggen: het / of dat kort gebetGa naar voetnoot8) / het mouiëlic kint / het groot / het kleine / het of dat einde des Jaers / het eerste / die oude zede / die eerste plaetse / den ouden man / te zamen gaen. Maer gelijc d'Apostrophe wel en matih gebruict zeerGa naar voetnoot9) verzout / en verchiert een redenGa naar voetnoot10): alzo onmatih en hart gebeziht / onchiert / verhart en verduistert die zelve boven mate / ende meest die gene die geüfent wart niet in verscheide woorden / maer in een woort tzelve scheurende / en met grote hartheit bina van een / twe makende / gevende mitsdien die mensen invalGa naar voetnoot11) / al of ons wat onbekent nieus luste / en daeromme willens en wetens doinkerheit int schriven annemende / alzo wij zommige Rijmers en LijtdichtersGa naar voetnoot12) stout / en overvloudih nu ter tijt vinden gedaen te hebben / om haer mate in zekeren angenomen zin te houden staan / uit welker bouken wij deze lettel woorden om ander na bemereken en oordelenGa naar voetnoot13) gestelt hebben.

[pagina 75]
[p. 75]

g'loften. } voor { geloften.
hem'len. } voor { hemelen.
gh'rehticheit. } voor { gerehticheit.
lied'kens. } voor { lidekens.
scham'len. } voor { schamelen.
m'om. } voor { mijn om.
eu'ghe. } voor { ewige.
mag'ren } voor { mageren.
     
Ga naar margenoot+ongh'lucs. } voor { onghelux.
tuig'nis. } voor { tuigenis.
vleug'len. } voor { vleugelen.
ond'r. } voor { onder.
heil'ghen. } voor { heiligen.
vogh'len. } voor { voghelen.

Dusdanige / en dezer gelike / alzoGa naar voetnoot1) ic wel wilde datmense in Rhime zeer soberlic en zelden gebruicte / ia bina nergens dan daerGa naar voetnoot2) noot dwijngt: alzoGa naar voetnoot3) is mijn zinne datmenze buiten Rhime nimmermeer zal bezigen / latende die woorden geheel ende tot meerder klaerheit in haer natuirlicheitGa naar voetnoot4).

XIIII.

Tekenen die volkomen en onvolkomen redenen / met datter toubehoort bewizenGa naar voetnoot5) / volgende die Latinen neemt dezeGa naar voetnoot6): /./,/:/?/()/...Ga naar voetnoot7)

. Dit betekent de voorgaende redens einde / met een nieuë redens begin / mogende daerom die zelve nieuë redens eerste letter groot maken / ende u aseme starc verhalenGa naar voetnoot8).

, Dit betekent datmen den aseme lezende mede wel mah verhalen / maer ogen noh zinnen van tgeschrift keren / angezien datmen geheel onvolmaecte reden heeft / zo lainge dees tekenen durenGa naar voetnoot9).

[pagina 76]
[p. 76]

: Dit vermaent ons van eens redens scheurselGa naar voetnoot1) inde minste of meeste helft / daerom starker den aseme mogende verhalen dan in dit / , / teken / Ga naar margenoot+maer * niet zo starc als in dit . teken / noh des volgende redens eerste letter groot mogende schrivenGa naar voetnoot2).

? Dit zetmen als die voorgaende reden mout gelezen zijn / ofmen imantGa naar voetnoot3) starc iet vraehde / dats te zeggen tis een vraeh teken als hier blijct: hebt ghij zulke woorden gesproken?Ga naar voetnoot4).

() In dese half manen besluitmen alle redenen / die notelic in tmiddel van een begonnen reden vallen / ende om datmense in d'einde vande zelve reden niet welGa naar voetnoot5) kan breingen / wart zij in twe half manen besloten / om datGa naar voetnoot6) den Lezer zoude weten waer hij vergaderenGa naar voetnoot7) mout t'leste vande gebroken reden / met haer ander afgesneden dele / dwelc die voorseide twe half manen tonenGa naar voetnoot8). Wel is te verstaenGa naar voetnoot9) dat ic hier nomme een reden / niet een geheel volbraht hooftwercGa naar voetnoot10) / maer tzelve in hondert duizent kleine redenen gedeilt / om t'menschen verstant / oordel / en gedeincGa naar voetnoot11) in geen verstroitheit te breingen / den hoingerigen Lezer dicmale rust / ende tgedeinc in lainge schriften beter onthoudijnge te geven.

.. Deze twe puntkens boven enige vocael gevonden / leren dat die zelve met haer gebuir vocalen geen diphthonge noh triphthonge maect / maer een vocael op haer zelven blijft en alleenGa naar voetnoot12) uitgesproken mout warden / en mitsdien twoort een sijllabe lainger makende dan oft diphthonge oft triphthonge ware / als hier blijct: geäht / geënt / beïnt / geöpent / geüfent. Desgelijx verstaet Ga naar margenoot+daer lainge en korte vo*calen tsamen komen / als geäart / geëert / geijnct / geöost / geüurtGa naar voetnoot13). Voorts die vocalen komende na diphthongen en triphthongen / als naiën / vlaiën / kraiën / kouiën / mouiën / rouiën / en meer ander dees gelijc. Vande voorseide tekenen zuldij in dit en ander bouken exemplen genouh vinden.

[pagina 77]
[p. 77]

XV.

t'Nederlants een gemeingelde Tale makendeGa naar voetnoot1) / volg'ic die nature van alle lants sprakenGa naar voetnoot2) die t'zuverste hunder talen / niet juist in dit of dat lant stellen (hou wel deen Lant en Stat beter spreect dan dander) maer inder verstandihsten en meest der geleerden gewente / ende ooc ufenijnge des Edeldoms / die in alle talen altoos zeer gezoht heeft die haer te zuveren / ende uit des gemeens slijmGa naar voetnoot3) te helpenGa naar voetnoot4). Mede heb ic exempel ande Grieken genomen / die vier lants goude talen in ufenijng hebbende / te weten: Ionica, Attica, Dorica, Aeölica, die vijfste noh daer uit gesmeet hebben / die zij nommen Gemeen taleGa naar voetnoot5): aldus heb ic mijn Nederlants over vijf en twintih Jaren gesmeet uit Brabants / Flaems / Hollants / Gelders / en CleefsGa naar voetnoot6) / dwelc diet gelieft mah mij helpen beteren en riker maken: diet niet gelieft bij tzijn bliven / want mijns veranderijnx oorzakeGa naar voetnoot7) is geweest / merekende t'Flaems allene te zeer gevalst wezen / door d'oude hanterijngeGa naar voetnoot8) en bestier der FransoizenGa naar voetnoot9) / t'gemeenschap van t'lelic Zeus en ontellicke vermeerderijnge der letterenGa naar voetnoot10) en Ga naar margenoot+sijllaben / int begin / middel / en einde der * woorden: t'Gelders / Cleefs / en Gulix door handelijngeGa naar voetnoot11) der Hoohduitsen / die deze gelandenGa naar voetnoot12) na te blazen frai duinct. t'Brabants door t'gestadih gewoon der Duitse en Bourgonse PrincenGa naar voetnoot13) / heeft mede een vreemde heuikeGa naar voetnoot14) omgehaingen / en zonder datGa naar voetnoot15) ist niet te prizen / mitsGa naar voetnoot16) t'lelic gegaap der diphthongen / bina in alle woorden plaets eissende / en t'lainc geleiGa naar voetnoot17) der vocalen daer zij gout buitens lantsGa naar voetnoot18) door te kennen zijn / gelije die Hollanders door tgeblaetGa naar voetnoot19) en eigen woorden afbijtsel en half eetsel / dwelc niemant nemenGa naar voetnoot20) zal of ic met enige lants tale genuihte nameGa naar voetnoot21) te schimpen / angezien dat in alle spraken des werelts

[pagina 78]
[p. 78]

die oit geweest hebben / ende noh zijn deze verscheidenheit der uitspraken / afbitijnge / en leidijngeGa naar voetnoot1) der sijllaben / openijnge en betreckijnge des monts / door overvloudicheit der vocalen / diphthongen of consonanten / melkander dic ontmoutende altoos geweest is / ende noh blijft / niet alleen van Lant tot LantGa naar voetnoot2) / maer van Stat tot Stede / van Dorp tot Dorpe / van huis tot huize / ia van mens tot mensche / eensdeels om dat God daer door zijn almogentheit wil tonen / zo wel als door verscheidenheit van elker menschen wezen / stemme en zeden van doun: eensdeels om frai geestenGa naar voetnoot3) eerlic zinwercGa naar voetnoot4) te laten / om breingen tot bequaemheit / zoutheit en lihtheit / dat hunlij duinct wezen onbequaem / onzout en swaer. AndersGa naar voetnoot5) t'Flaems (maerGa naar voetnoot6) zuver platGa naar voetnoot7) Flaems) heeft in veel woorden zijn eigenheitGa naar voetnoot8) / en zahte uitspraec / Ga naar margenoot+mits t'klein en zaht gebruic * der diphthongen bij Brabant en Hollant te geliken. t'Brabants is in duitspreken vol van geluit / en krahtih bizonder die de diphthongen wat matigen. Thollants lerende kort spreken en ongestaartGa naar voetnoot9) / en gebreect geen minnelicheit die de vocalen andersGa naar voetnoot10) kan zout geluit geven / zo deen plaets veel meer dout dan dander. t'Gelders en Cleefs is rijc / en naerstih in tzouken van eigen woorden / geen vreemde onder t'Nederduits beminnendeGa naar voetnoot11). Want datGa naar voetnoot12) etlicke menschen willen verantwoordenGa naar voetnoot13) igelic te behoren zijn kinderen laten na spreken de tale / gemeenGa naar voetnoot14) woorden / en uitsprake zijns VaderlantsGa naar voetnoot15) / hou gevalst en belahtic die mah zijn / mercken niet dat alle talen onder die GemeentenGa naar voetnoot16) zijn geboren / maer door die Geleerden en Edelen geschaeft en gezuvert / wien die gemeente voorts gevolht is / alzo tot Athenen en Romen heeft gebleken die vol geleerde Edelmannen zijn geweest / welcke wel bemercten dat deze onderste natureGa naar voetnoot17) trect tot verwiltheit / ia dicmale mits haerder stofs onbequaemheit tot valse veranderijngen der gedaenten / en zaken die zij in bevel heeftGa naar voetnoot18) tot haer eerste natuirlicke bequaemheit te breingen / waer tegens zij zagen boven alle verstants begrijp des opperste natuirs kraht werkende / veel gouts in doun. Dus om die zelve te helpen begaven alle haer verstants krahten tot dienste der simpele gemeen mensen noot / eerst wetten en leefregels in t'geestelic en waerlicGa naar voetnoot19) Ga naar margenoot+stellende dat zij tsamen in menihten vredelic mohten leven / daer na * huizen

[pagina 79]
[p. 79]

tegens des lohtsGa naar voetnoot1) veranderijngen en bemuirde steden / tegens ongerustsGa naar voetnoot2) gewelt bouwende / voorts haer verwildeGa naar voetnoot3) taels uitsprake temmende en zuverende. Ten lesten komende tot bizonder / leerden dairdenGa naar voetnoot4) bouën / d'onkruit uit wien / die bomen snouiën / die wateren besluiten / verscheide beesten tot behouflicheitGa naar voetnoot5) temmen / die VrikonstenGa naar voetnoot6) en alle wetenheidenGa naar voetnoot7) door wijsselicke besnouijnge / scheidijnge en bepalijnge uit hun doinkere verwoustheit tot geregeltheit liht om begripen / konstelic breingen. Dit bemerckende behoort nimant verstandihs onredelicGa naar voetnoot8) te vinden in oude en ioinge mensen die tale besniden en zuveren / niet meer danmen onredelic vint / een kint geboren met een hazemont / of span-areGa naar voetnoot9) door sniden helpen / t'hooft zetten / bulten en kromme vouten/ door gouden touzih beletten/t'scheluGa naar voetnoot10) zien / tgeziht bedwijngende / t'stamelen door lansem spreken zeer helpende. Dit is d'oorzake mijnder gemeingelder spraken / van haer zelven rijc genouh te vertalenGa naar voetnoot11) / al dat t'verstant begrijptGa naar voetnoot12) / uitgenomen lettel woorden / toukomende die Vrikonsten / en datter an haingt met etlike andere dijngen die ons voorvaders niet gekent hebben dan door komste der Grieken en Romeinen / die hunlij die zaken lerende / die namen mede gelaten hebbenGa naar voetnoot13). Die wij uit t'Latijn behouden (latende nu ter tijt rusten / doordel en wanijnge van den geleerden Joannes Goropius BecanusGa naar voetnoot14)) zijn die namen der Vrikonsten / voorts: Ga naar margenoot+natuirGa naar voetnoot15) / wijn / element / fortuin / faem / let*ter / somme / triomfe / riuier / regel / exempel / testament (tot onderscheit van uterste wille) ordre / venijn / offeren / contrari / kamer / graen / conscienti / punt / poorte / muir / schriven / lezen / kandelaer / sober / fondament (zom grontwerc) wijc / papier / penne /

[pagina 80]
[p. 80]

fonteine / met veel meer ander duizenden over veel hondert jaren / onze lants poorters en burgers gewardenGa naar voetnoot1) / maerGa naar voetnoot2) te zeggen:

Ambassadeur. { daer wij hebben om zeggen { Gezant.
diligent. { daer wij hebben om zeggen { naerstih.
absent. { daer wij hebben om zeggen { ontegenwoordih.
rebel. { daer wij hebben om zeggen { weerstridih / werbauïh / weerspannih of weersporih.
venditie. { daer wij hebben om zeggen { vercopijnge / koopdah / boulhuis.
prouisie. { daer wij hebben om zeggen { bezorgijnge.
iusticie. { daer wij hebben om zeggen { reht / of rehtvaerdicheitGa naar voetnoot3).
occasie. { daer wij hebben om zeggen { gelegentheit.
ignorancie. { daer wij hebben om zeggen { onwetenheit / of onbekentheit.
perfectie. { daer wij hebben om zeggen { volmaectheit.
doleancie. { daer wij hebben om zeggen { beklagijnge.
circunstantien. { daer wij hebben om zeggen { omstanden.
accidentien. { daer wij hebben om zeggen { touvallen.
disturbancie. { daer wij hebben om zeggen { verstroitheit / of ongeregeltheit.
excusatie. { daer wij hebben om zeggen { ontschuldijnge.
administratie. { daer wij hebben om zeggen { bestierijnge.
victualie. { daer wij hebben om zeggen { notruft.
lieutenant. { daer wij hebben om zeggen { stehouder.
gouuerneur. { daer wij hebben om zeggen { bestierder.

[pagina 81]
[p. 81]

Ga naar margenoot+conuocatie. { daer wij hebben om zeggen { tsamenroupijnge.
corroboracie. { daer wij hebben om zeggen { bevestijnge.
menaceren. { daer wij hebben om zeggen { dreigen.
restitueren. { daer wij hebben om zeggen { weergeven.
condoneren. { daer wij hebben om zeggen { vergeven.
tempereren. { daer wij hebben om zeggen { matigen / of meingelen.
affectien. { daer wij hebben om zeggen { genegentheden.
passien. { daer wij hebben om zeggen { hartziecten.
partien. { daer wij hebben om zeggen { ziden.
minjoot. { daer wij hebben om zeggen { minnelic.
verjolien. { daer wij hebben om zeggen { verbliden.
banquerout. { daer wij hebben om zeggen { ahter-uit-varen.
douarie. { daer wij hebben om zeggen { bilevenGa naar voetnoot1).
bisquict. { daer wij hebben om zeggen { schipbroot.
murmureren. { daer wij hebben om zeggen { preutelen / t'onvreden zijn.
affectatie. { daer wij hebben om zeggen { belustijnge / annemijnge.
proces. { daer wij hebben om zeggen { gedijng.
none. { daer wij hebben om zeggen { middage.
definitie. { daer wij hebben om zeggen { bepalijnge.
diuisie. { daer wij hebben om zeggen { splitijnge.
communiceren. { daer wij hebben om zeggen { gemenen.
reduceren. { daer wij hebben om zeggen { weerbreingen.
plaisant. { daer wij hebben om zeggen { genuihlic.

met hondert duizent dezer gelikeGa naar voetnoot2) / die onze schrivers en rijmmakersGa naar voetnoot3) frai duinct om bezigen / en rijmen mede sluiten is al eensGa naar voetnoot4) gedaen / gelijc dieGa naar voetnoot5) hun eigen kleinogienGa naar voetnoot6) en juwelen laten inde kisten leggen bederven / en Ga naar margenoot+zonder bezigen vergaen/zoukende noh*tans met mouiten en arbeit/anderlijGa naar voetnoot7) die hun t'ontlenen of geheel onthouwenGa naar voetnoot8) / dwelc niet alleen teken is van grote onrehtvaerdicheit / maer mede van groveGa naar voetnoot9) menschen trage onahtzaemheitGa naar voetnoot10). Andere woorden / als: tornoiën / heraut / baincket / dansen / trompet / hanteren / harnas / bec / met veel dezer gelijc / houd'ic dat meer die Fransoizen vande Duitsen / dan zij vande Fransoizen geleent mouten hebbenGa naar voetnoot11) / alzo die Duitse tale veel hondert jaren ouder is dan die tegen-

[pagina 82]
[p. 82]

woordige FranseGa naar voetnoot1). Ooc wil ic niet ontkennen / dat wij etlicke woorden vande Fransoizen / of tsamen vande Latinen houden die wij niet behoren te verwerpen / angezien geen tale ter werelt zo zuver noh rijcke men vint / die niet enige bequame woorden van haer gebuiren ontleent / als wij doun in: manieren / brodderen / schrijn / met zom ander dees gelijcGa naar voetnoot2). Maer boven al wild'ic wel dat igelic hem naerstih wahte te staan na vreemde uitlantse gebuirGa naar voetnoot3) woorden / als ons den noot daer tou niet en dwijngt / welke lelicheit nu ter tijt van zommige nieusgierigeGa naar voetnoot4) Geesten / zonderlijngeGa naar voetnoot5) bemint en belust wart / om door verscheide nieuheit bide simpele GemeenteGa naar voetnoot6) in ahtijnge te komen / daer nohtans dit gebrec vande Latinen genomt: AffectatioGa naar voetnoot7): tot alle oude tiden bide geleerden als venijn / gevliet en geschout is geweest. Neemt dees lettel woorden (onder grote menihte) voor teken / en exempel:

Ga naar margenoot+verlof. { voor { oorlof.
feilen. { voor { missen / of gebreken.
gefeilt. { voor { gemist.
wederspreker. { voor { tegenspreker.
verdihten. { voor { vermeesteren.
beroupen. { voor { verzouken / of eischen.
bemouiën. { voor { mouiën.
voorgeslagenGa naar voetnoot8). { voor { voorgenomen.
tuht. { voor { deuht.
vertrouwen. { voor { betrouwen.
jver. { voor { natuir: maer wel met groote begeerlicheit of jaloursheit ergens van trecken.

[pagina 83]
[p. 83]

In welke woorden gout te mercken is dat zij vander Nederlantsen gebuiren (wonende tuschen Nederlant en Hoohduitslant) zonder noot genomen zijn / en alleen door nieusgierigeGa naar voetnoot1) onwetenheit belust / of geaffecteert werdenGa naar voetnoot2), meer dan wonder ist / dat dees menschen niet mercken natuirlicker te wezen spreken datmen terstont mah verstaen en begrepen warden / dan na laing gepeisGa naar voetnoot3) / ende dat hier om in alle talen eigen woorden gezoht en bemint warden / altoos eerst die eenvoudigen (of simplicia) ende ons dees gebrekende / dan eerst die gemaecte (of composita) nemende.

XVIGa naar voetnoot4).

Mij verstout hebbende t'oirdelen van wel Nederduits te schriven ende Ga naar margenoot+spellen / zal mij voorts ver*vorderenGa naar voetnoot5) die Neerlantse Schoolmeesters mijnen zinGa naar voetnoot6) t'openenGa naar voetnoot7) / hou zij haer Schoolkinderen inden beginne behoren t'ufenen. Als zij dan die letteren zullen beginnen te leren / wahtGa naar voetnoot8) hun die zelven van ahterenGa naar voetnoot9) te doun opzeggen / alzo dat zonder bateGa naar voetnoot10) tgedeincGa naar voetnoot11) beswaert / ende haer joinc klein ongeüfent oordeelGa naar voetnoot12) boven maten verdoinckert / maer vraeht altemetGa naar voetnoot13) inden a.b.c. wat letter is dit / of wat letter is dat / zonder t'getal of haer plaetse anzien / om te weten of zij leren als menschen / of als papegaiën. Den a.b.c. wel kennende leertse spellen / naerstih onderhoudende tvoorseide en gaislaende op de nature der vocalen en consonanten / die niet gescheiden willen zijn / als mede op die nature der diphthongen en triphthongen zo voor gezeit is / ende dat zulx hun leerbouc inhoutGa naar voetnoot14) / dwelc ic altoosGa naar voetnoot15) wel wilde dat voor deerste wel gespelt Neerlants wareGa naar voetnoot16). Want indien zij in haer eerste bouc / gewennen aende oude quade spellijnge / niemant is zo sleht van oordeelGa naar voetnoot17) / of hij kan openlic bemercken / datmen met grote mouiten en verdrietelickenGa naar voetnoot18) arbeit / die joinge verstandekens qualic zal op een nieuweGa naar voetnoot19) doun verleren / dat zij eens angenomen hebben ende dwijngen aen te nemen / dat hunlij ongehoort en ongezien isGa naar voetnoot20) / breingende

[pagina 84]
[p. 84]

en werpende tuschen haerlij oirdelGa naar voetnoot1) en gedeincGa naar voetnoot2) / ongeschicte berourijnge tot grote kreinkijnge en verstroiijngeGa naar voetnoot3) der zelven / welke twe godlicke krahtenGa naar voetnoot4) der zielen / een wijs en verstandih Meester / niet min en behoort te Ga naar margenoot+zouken om te breingen tot der Eingelen gelikenisseGa naar voetnoot5) / (daer alle grote verstanden na porren) als die zelven te vervollen / met t'gene dat hij gaerne leren zoude / want door dickeGa naar voetnoot6) veranderijnge van meestersGa naar voetnoot7) / van bouken / en maniere van leren / wart hunlij gedeinckeGa naar voetnoot8) of memorie gekreinct: d'oordel geen vasticheit noh plaets konende nemen / verstroit / dat is door wanijngenGa naar voetnoot9) of opinien die inde joincheit tot geen slotGa naar voetnoot10) konen geraken / noh hunlij daer tou gebreingen (ic swige hier van menschen in geenderhande disciplinen behoorlic geüfent) boven alle geloof verdoinckert / welc mishantGa naar voetnoot11) mout niet alleen in alle menschen / maer mede in alle jaren van ons leven geschoutGa naar voetnoot12) warden / die andersGa naar voetnoot13) een weinih wil kruipen uit onwetenheits grote en afgrijsselicke veltlegerGa naar voetnoot14) / daer menih mens (God wilt beteren) zeer deerlicken / noh met groot behagen ende opgeblazenGa naar voetnoot15) hartmoutGa naar voetnoot16) zeer wel in te vreden leeft / nergens door bedroogen danGa naar voetnoot17) eigen zinnelicheitGa naar voetnoot18) / die de menschen onmenschende / metter tijt geheel beestelic maect / al dwelc waer te wezen openlic in alle houken des werelts bethonen / die wercken ende vruhten komende van ende uit alzulke verleide bedrogen menschen / waer in zeer te beclagen is t'verdoinckeren des redensGa naar voetnoot19) / kreincteGa naar voetnoot20) des gedeinxGa naar voetnoot21) / ongestadicheit des oordelsGa naar voetnoot22) / blintheit der vijf zinnen / ontschakijngeGa naar voetnoot23) des Godlicke beeltsGa naar voetnoot24) / ende mitsdien een gehele gemene ontmenschijnge / dwelc Ga naar margenoot+haer bedrigelicke / onkonstelicke woorden met boze * wercken gemeingt altoos uitgevenGa naar voetnoot25). In dezer zake materij nebbe ic mij wat lainger laeten treckenGa naar voetnoot26) / dan dit bouxkens voornemeGa naar voetnoot27) wel is eissende / mits die grote genegentheit die ic altoos hebbe gehat / tot die goude en behoirlicke instructie die alle joincheit behoort te hebben / als haer notelic wezende om voorts te geraken / ende dat met zo lettel quetsijnge haerlieder oordelsGa naar voetnoot28) ende gedeinxGa naar voetnoot29) / alst mogelic kan wezen. Dus laet (als voorseit is) haerlij eerste leer-bouken / wel gespelt Nederlants zijnGa naar voetnoot30) / om daer in / ende an te gewennen. Dit boucGa naar voetnoot31) / twe / drij / viermale (nade verstanden zijn) uitgespelt hebbende / weder tot den beginne kerende leertse lezen / dwelc vast hebbende laet haerlij t'bouc van buiten

[pagina 85]
[p. 85]

leren / tot gedoctoortGa naar voetnoot1) in d'eerste bouc datter nietGa naar voetnoot2) op valt te zeggen / en desgelijx int twede / zij met t'derde mogen die penne anvaerdenGa naar voetnoot3) (zijn zij niet te joinc / anders laet hun vrij in doude bouc den tijt versliten / om rasGa naar voetnoot4) te warden int lezen en spellen / want vrouh school gaen heeft dees deuhtGa naar voetnoot5) in / dat ghij geen straetvarkens vout) maer al vore zal den meester hun deze mine LettertafelGa naar voetnoot6) / op een blats zide gestelt uitschriven oft doun kopen / tot dartikel daer ic spreke vander letteren nature en krahtGa naar voetnoot7) / tzelve doun van buiten leren ende wel verstaen eer zij beginnen letteren te maken / haerlij dicmael vragende vande scheidijnge der letterenGa naar voetnoot8) / want die scheiwoordenGa naar voetnoot9) betekenen / en waerom die letteren gescheiden mouten zijn (te weten om de Ga naar margenoot+kraht te leren kennen) waer * op volkomen van buiten wetende t'antwoorden / geeft haer stoutelicGa naar voetnoot10) voorschriftGa naar voetnoot11) / pen / ijnc / en pampier om leren na schriven / nau touziende op tmaecsel der letteren en spellijnge der woorden inde consonanten / vocalen / diphthongen en triphthongen altemetGa naar voetnoot12) hun een woort dounde schriven dat in haer voorschrift niet en staet / hebbende een triphthonge / twifelahtige diphthonge / of lainge vocael van doun / waer door zij in korten tijt zeer gewent en geüfent zullen warden tot der zelverGa naar voetnoot13) onderhoudijngeGa naar voetnoot14) / maer gelijc ic zeer begere / dat zij inde voorseide maniere van spellen ende lezen geüfent zullen warden: alzo begere ic wel zo zere/ datmen haerlij voor deerste een Meester bezorge die welGa naar voetnoot15) schrijft / om te gewennen aen een klare / ronde effen letterGa naar voetnoot16) (al kan icze zelve niet maken) schuwende doinckere / gekante / oneffen / en alle spitige beluste letterenGa naar voetnoot17) / want die ioincheit terstont aen neemt / ende zeer liht volht dat natuirlic is / dout arbeit zonder baet / in tgene dat belust of geäffecteertGa naar voetnoot18) wert. Indien dieGa naar voetnoot19) schole komen outahtihGa naar voetnoot20) / of ankomendeGa naar voetnoot21) van begrijp zijn / meuht deze wel terstont naden a.b.c. geleert te hebben der letteren scheidijnge mede doun leren / want alsdan den Meester en leerjoinge min mouiten zullen hebben in t'spellen. Maer die te joinc of te laet ankomende zijn / geensinsGa naar voetnoot22) om geen verstanden t'overvallen / noh inden beginne vervaren / welke twe punten hondert duizent ioingers die VrikonstenGa naar voetnoot23) hebben doun verlaten Ga naar margenoot+(gelijc menih * ioinc man die Vrikonsten verlaet / menende genouh te weten /

[pagina 86]
[p. 86]

ende van alsGa naar voetnoot1) behoirlicGa naar voetnoot2) volleert te zijn eer hij daer wel halfGa naar voetnoot3) in is) waer tou geen schrivers iaren konen stellenGa naar voetnoot4) / maer mouten tzelve bevelenGa naar voetnoot5) die wijze inzihticheit (die in dees zake alleen mout wercken) dees Meesters kinderen last anvarendeGa naar voetnoot6) / welke niet verstants genouh hebbende om zulx t'onderscheiden waren bequamer / swinen en kouiën te houiën dan joingers te leren. Waeromme alle bestierders der Gemeenten en Overheden niet min touzihs hier behoren te bezigen / dan die zelven door behoorlicke eerlicke Gehoorzaemheit / in rust en vrede te houden.

voetnoot6)
zinnen.
voetnoot7)
Bedoeld is de lange vocaal i.
voetnoot8)
omdat het met geen enkele regel in strijd is.
margenoot+
83
voetnoot9)
vinding.
voetnoot10)
gelispel.
voetnoot11)
Zowel in blij als in winnijnge hoorde De Heuiter dus een lange vocaal; vlg. hiervoor D, p. 101-104.
voetnoot12)
geneigd tot berispen.
voetnoot13)
Wsch. geneigd tot lispen; vgl. WNT VII, kol. 2499 waar deze plaats als enige vindplaats wordt opgegeven.
voetnoot14)
geneigd tot verminderen.
voetnoot1)
Het gaat hier duidelijk over geschreven taal.

voetnoot2)
behalve in die gevallen waar uitspraak of taalverfraaiïng het noodzakelijk maken.
voetnoot3)
zinnen.
voetnoot4)
korte woorden.
voetnoot5)
Zoals uit de woorden van de voorafgaande regel I blijkt is De Heuiter, geen voorstander van de Hollands-Brabantse e-apokope: waarschijnlijk was die hem geheel onbekend. De Heuiter verzet zich hier tegen een zuidwestelijk, met name Oostvlaams, dialectverschijnsel: van een aantal lagere telwoorden komen daar naast onverbogen ook verbogen vormen voor; vgl. D, p. 98 en Goropius Becanus, Francica, p. 25: ‘() sed sic, vt à Flandro quopiam instructus videretur, maximè dum Seuene pro septem, & eleue pro vndecim, Twaleue pro duodecim pronunciaret’.
voetnoot6)
nalatende.

voetnoot7)
Tekst: ‘c:’.
voetnoot8)
Tekst: ‘Ghelijcke wat’.
voetnoot9)
Kende De Heuiter deze gesproken nevenvormen van verklaren niet? Of verzet hij zich misschien tegen deze - voor hem mogelijk onbeschaafde - Vlaamse vorm? Vgl. D, p. 165-166 en A. Weijnen, De oriëntatie van de dialectstudie, Zutphen 1958, p. 7-8.
voetnoot10)
Tekst: ‘Geclaingk wat’.
margenoot+
84
voetnoot11)
hong. Merkwaardig genoeg verwerpt De Heuiter deze dialectvorm naast hing niet.
voetnoot12)
Hier geldt hetzelfde als vermeld op p. 83, noot 9: kende De Heuiter het zuidelijk gesproken egene niet, of vond hij het onbeschaafd?
voetnoot13)
Ook hier weer: hij kent de uitspraak met p niet, zodat kompt naar zijn mening niet overeenkomt met het gesprokene, of hij verwerpt de uitspraak kompt als onbeschaafd; vgl. D, p. 147-148. Ook door Duitse grammatici werd deze epenthetische p wel verworpen; vgl. Jellinek I, p. 140, noot 2.
voetnoot14)
Vgl. p.44.
voetnoot1)
De Heuiter verzet zich dus tegen het schrijven van letters die voor het weer-geven van het gesprokene volkomen overbodig zijn, en tegen letters die wel werden uitgesproken, maar hem onbeschaafd voorkwamen of waarvan hij niet wist dat ze in bepaalde streken gehoord werden.
voetnoot2)
P.49.
voetnoot3)
Tekst: ‘rovën’.
voetnoot4)
Bij Sexagius vinden we slechts voorbeelden met de diftong in absolute auslaut; ook hij schrijft daar geen w. De Heuiter spelt slechts zelden de w, zoals nieuwe (p. 23), vrouwen (p. 26); zie D, p. 142.
voetnoot5)
Hoewel hij in deze woorden au op p. 71 heeft afgewezen.
margenoot+
85

voetnoot6)
Brabants-hollands voor: schuwt.
voetnoot7)
Ook gezien de voorbeelden duidt De Heuiter hier niet op de diphthongi propriae die o.a. op p. 72 en 73 besproken werden.
voetnoot8)
Vgl. ook p. 93-94.
voetnoot9)
Vgl. ook p. 41, 79 en 80.
voetnoot10)
Vgl. ook p. 41, 79 en 93.
voetnoot11)
gewone, gebruikelijke.
voetnoot12)
Vgl. p. 77: ‘Ooc is waer datmen hoort door die Nederlanden diphthongen spreken en vocalen / die onmogelic waer met onze letteren uit te drucken / dus datmen die naest gebuiren neme / of die gemeen sprake totter letteren nature gewen te dalen’.
voetnoot13)
Vgl. voor de juistheid van deze mededeling Niedermann, p. 87.
voetnoot1)
Vgl. n. 7 vorige p.
voetnoot2)
Tekst: ‘diphthonge’.
voetnoot3)
De groepering van deze reeks is Nederduitse Orthographie niet geschematiseerd en dus wat onduidelijk. Mijn indeling berust dan ook op waarschijnlijkheid. De vervanging van aa door ae lijkt in tegenspraak met p. 41: ‘() daermen qualic die Diphthonge ae. schrijft’. Maar op p. 41 sprak De Heuiter over het teken ae dat de gehoorde klank niet voldoende weergeeft, terwijl hij hier ervoor pleit niet aa te zeggen, maar ae, de wat palataler klank. Waarschijnlijk was aa voor De Heuiter wat ‘wijdergapende’ (Van der Schuere p. 40; vgl. D, p. 110) dan ae en vond hij dit geen fraaie klank. Hij kiest dan voor het Hollands, tegen Brabants en Vlaams (vgl. p. 70, ae). Waarop zijn voorstel aa door oo te vervangen steunt, is me niet duidelijk. Misschien dat Twe-spraack, p. 19: ‘De Ionici van ouds ende nu de Westphalinghen ende Overlanders sprekenze (t.w. aa) uyt de mond wat rond treckende ende klinckt bynaast als onze afghetekende / ó’ een bijdrage tot verklaring van De Heuiters uitlating vormt. Weijnen, Dial., p. 211 wijst erop dat met name o.a. in Vlaanderen en Brabant aa verdonkerd wordt tot oo. De Heuiter zou dan dus voorstellen om het teken aan de klank aan te passen.
voetnoot4)
Het teken oi doet bij De Heuiter dienst o.a. voor Nnl. ooi. Deze laatste klank werd soms als oai gerealiseerd; vgl. Lambrecht, p. D IIIv: ‘oai of oay. Es wel voughende / in de naaruolghende ende dierghelike sillaben ende woorden / als Hoay / doaiën / beroaid / goaiën / vloaiën / broaiën / op zijn Brabánts / voor broaden: noaid / etc.’. Zie voor Goropius Becanus p. 81, noot 9. Vgl. ook Twe-spraack, p. 37: ‘() maer in móy, póy, hóy, róy, ghóy, dóy, óyt, beróyt, hóórdy voor de / y / het gheklanck vande /ó / by ons afghetekent t'welck zommighe wel ghemerckt hebben die oayt, beroayt, etc. zó ghezeyt is schryven’. Ook Twe-spraack, p. 32-33: ‘() óóck is de / oi / de óy in móy, beróyt, nóyt alte ghelyck / hoe wel in deze wóórden het gheluyd vande ó ende niet van / o / voor de / y / ghehóórt word / t' welck andere voor ons óóck wel ghemerckt hebben schryvende moay, beroayt, etc. maar de / oa / is gheheel vreemd / ende nieu’.
voetnoot5)
Bedoelt De Heuiter hier dezelfde woorden als die Lambrecht, p. C viiiv, met ea schrijft: ‘Eakappel / eaden / eafvrauwe / deagh / weak / gheheal / leanen / ean / leap / earbaar / heasschen / heat / gheau / meaze etc.’? Zelf schrijft De Heuiter in deze woorden inderdaad ee of ie, vgl. p. 74.
voetnoot6)
De Heuiter verwerpt hier waarschijnlijk de Vlaamse uitspraak van aa die hij op p. 41 al signaleerde.
voetnoot7)
Eo verwerpt De Heuiter ook op p. 81 als een ‘harde onbequame’ diftong. Doelt De Heuiter hier op dezelfde woorden als Goropius Becanus met eo opgeeft in het citaat op p. 81, noot 9?
voetnoot8)
Vgl. ook p. 75 over oe ‘die zom zeer hart met eu. en ander noh harder en onbehoorlicker met ue. schrivende’ en de verwerping van ue op p. 81. Lambrecht schrijft met ue de woorden met Nnl. eu. Vgl. Twe-spraack, p. 36-37: ‘Der koeyen eyghen gheluid zyn wy ghewoon uyt te beelden met / oe / in zoet, ghoed, vroed, boet, hoeden, roeden, voeden, etc. welck gheluid ghemeenschap hebbende met het gheklanck van / o / ende / e / meen ick daar mede by ons ouders wel afghebeeld is: zommighe bezighen hier voor / ue / niet menende het scrale gheluid by ons voren de / u / toe-gheëyghent: maar der Westfalinghen / u / die zonder / e / by henluy dit zelve gheluyd in du. bykans uytbrengt’.
voetnoot9)
alles.
margenoot+
86
voetnoot1)
een aan de gang zijnde zin.
voetnoot2)
zin.
voetnoot3)
Vgl. p. 55 en D, p. 106-107, 138, 149-150; in hoofdletter is er voor De Heuiter dus geen verschil tussen j en i en v en u.

voetnoot4)
één.
voetnoot5)
De Heuiter schijnt zich hier te verzetten tegen spelling volgens de regel van de gelijkvormigheid die we b.v. zien toegepast in Hanneken Leckertant en gepropageerd door De Hubert, vgl. D, p. 89. Het vb. gaff maakt echter waarschijnlijk dat De Heuiter het principe van deze spelling niet doorzag.

voetnoot6)
Vgl. p. 50-51 en 64 + aant. en D, p. 155-156.
voetnoot7)
Tekst: ‘woorden’.
voetnoot8)
De Heuiter spreekt hier niet van het slot, wsch. i.v.m. regel IX op p. 87.
voetnoot9)
Verzet De Heuiter zich tegen sk-uitspraak van Noord-Holland, de Meierij en zuidoostelijk West-Vlaanderen; vgl. D, p. 169? Of verwerpt hij alleen de spelling sc die we b.v. aantreffen in de werken van Cornelis Everaert?

voetnoot10)
gewoonten. Uitvoerig sprak De Heuiter hierover op p. 60-62.
voetnoot1)
zoals.
voetnoot2)
laten zien.
voetnoot3)
Vgl. p. 59-60 en aant.

margenoot+
87
voetnoot4)
Vgl. p. 83-84 en aant.
voetnoot5)
De C is tegen het principe dat hij in r. VII nog maar juist herhaald heeft. De spelling met ts (ch) komt ook bij Kiliaan en in de Teutonista voor; mogelijk in zwang gekomen i.v.m. ontlening uit het Duits; Duitse invloed misschien ook in het volgende woord dat overigens aan het Frans danse werd ontleend. In Dantsch is misschien ook, gezien Dans, te denken aan een drukfout.
voetnoot6)
slangen; vgl. p. 48 en 54.
voetnoot7)
Vgl. ook p. 88-89.
voetnoot8)
De Heuiter verwerpt dus sch-spelling in absolute auslaut, in tegenstelling tot Sexagius die onderscheid maakt tussen woorden met en zonder ogm. sk; vgl. D, p. 168-169.

voetnoot9)
kunnen.
voetnoot10)
Vgl. De Heuiters opmerkingen op p. 41, 85, 93-94.

voetnoot11)
graagte, voorkeur.
voetnoot12)
woorden die woorden verbinden. Gezien de voorbeelden bedoelt De Heuiter andere woorden dan Twe-spraack, p. 69: ‘welcke de reden binden dat zyn Kóppelinghen, ()’ of Van Heule I, p. 70: ‘Koppelinge is een woort / welk de woorden Spreuken ofte Redenen te zamen Koppelt ofte vougt ()’. De Heuiters verzameling is een allegaartje.
margenoot+
88
voetnoot1)
In het verband van woorden die bestaan uit één lettergreep, is het eerste voorbeeld wel misplaatst.
voetnoot2)
Gezien de voorbeelden bedoelt De Heuiter ook hier: woorden die op een of andere wijze verbanden leggen.
voetnoot3)
zonder dat het nodig en fraai is; vgl. ook p. 72 voor dit woord.
voetnoot4)
Gebruik van deze woorden kan dus ook tot gevolg hebben dat de verbanden losser komen te staan.
voetnoot5)
T.w. de opgesomde woorden.

voetnoot6)
Vgl. p. 36, 41 en 69.
voetnoot7)
Tekst: ‘rou-ië’.
voetnoot8)
Tekst: ‘flaes’; gewijzigd gezien ‘fla-eu’ verderop.
voetnoot9)
meeuw; vgl. p. 79-80 + aant.
voetnoot10)
Vgl. p. 36.
voetnoot11)
bekendheid ermee, inzicht erin; event.: herkenning ervan.
voetnoot12)
Deze beide voorbeelden zijn voor De Heuiters doen merkwaardig gespeld met ae (vgl. D, p. 110).
voetnoot13)
Op p. 92-93 zal De Heuiter in deze woorden het trema schrijven.
voetnoot14)
nutteloze.
voetnoot15)
Tekst: ‘wen-chen’.
margenoot+
89
voetnoot16)
Vgl. p. 87.

voetnoot17)
Vgl. Livet, p. 23: ‘En effet, à l'exemple des Grecs, nous mettons d'ordinaire, après la dernière consonne d'un mot, une apostrophe (). Les Latins ne marquaient jamais la suppression d'une lettre ou d'une syllabe ()’.
voetnoot1)
T.w. de verwerpijnge.
voetnoot2)
Vgl. Lambrecht, E Ir: ‘Apóstrophus, es te zegghen tzámen hortijnghe van vocálen’.
voetnoot3)
Tekst: ‘tekenen’.
voetnoot4)
laatstbesproken.
voetnoot5)
Lambrecht, p. E ir: ‘ean half maantgin’.
voetnoot6)
nauwkeurig.
margenoot+
90
voetnoot7)
Vgl. Goropius Becanus, Hermathena, p. 58: ‘& vt in magna copia & varietate breues simus; omnia vocabula, quoad eius commodè fieri potest, ad vnam syllabam redigimus, vel capite, vel medio, vel cauda refecta. Sic pro het hoot / dicimus Thoot; pro des mans / Smans; pro des Vrous / Svrous. In compositione item vocum non frequentes modò sunt syllabarum excisiones; sed, quo maior etiam lenitas esset, aspirationes crebrò exclusae. Porrò si quando monosyllaba vocula breuitate sua non satis expletura videtur aures; in fine E adiicimus, postrema consonanti aliquando duplicata. Sic pro Bed / Bedde; pro Heb / Hebbe; Goot / Goode’. Vgl. ook Van der Schuere, p. 62.
voetnoot8)
Waren voor De Heuiter het en dat aan elkaar gelijk, of wil hij zeggen dat het teken t' zowel het als dat kan voorstellen. Opvallend is het in elk geval dat De Heuiter zeer vaak die schrijft waar het lidwoord de verwacht zou worden.
voetnoot9)
Tekst: ‘zeer’.
voetnoot10)
zin.
voetnoot11)
idee, indruk.
voetnoot12)
Lieddichters. Voor deze ij-spelling, vgl. p. 74.
voetnoot13)
om andere woorden aan de hand van deze voorbeelden te zien en te beoordelen.
margenoot+
91
voetnoot1)
omdat.
voetnoot2)
bijna nergens dan alleen maar.
voetnoot3)
daarom.
voetnoot4)
ware gedaante.

voetnoot5)
duidedelijk maken, verduidelijken.
voetnoot6)
Tekst: ‘deze. /’.
voetnoot7)
Tekst: ‘0 / .. /’. Ook Lambrecht besteedt aandacht aan de leestekens, Sexagius niet. De Heuiter beschouwt, zoals uit het volgende zal blijken, de leestekens niet alleen als symbolen met syntactische functie, maar ook als tekens die het goede lezen (technisch) bevorderen. Zie D, p. 173 en Joha. Greidanus, Beginselen en ontwikkeling van de interpunctie, in't biezonder in de Nederlanden, Zeist 1926, p. 223.
voetnoot8)
Vgl. Lambrecht, p. E iir: ‘. es in Griecsche ghenaamd periodus, in Latíne clausula, of terminus, dats slot of hende der réden / ende werd ghesteld thenden eanen vullen zin’.
voetnoot9)
Naast, treffen we ook / als kommateken aan:, na Romeinse letter, / na Gotische; vgl. D, p. 173. Lambrecht, p. E iv-Eiir: ‘, of aldus / es in Griecsche ghenaamd Comma: in Latíne incisio, dats een sneeikin of schrabbekin / het welke men zett naar eanen halụen / of ghebróken zin / in tverhálen zijns hasems / tgheend datter naar volght / van stonden an daar by voughende’.
voetnoot1)
scheiding.
margenoot+
92
voetnoot2)
Lambrecht, p. E iir: ‘: es in Griecsche ghenaamd Colon, in Latíne membrum dats leddeal / of middelmatigh tusschenschead der réden / het welke men zett achter eanen twifelachtighen / dats vulhenden / maar niet zo vulhendt / of tgheen datter naụolght / en maghcher noch bistaan / om den vullen zin t'hebben’.
voetnoot3)
Tekst: ‘jmant’.
voetnoot4)
Lambrecht, p. E iir: ‘? in Latíne ghenaamd Interrogatio, dats vrághe / alsmen ieman/of hem zelụen iet vraaght: zomtijds beslutende den ghehealen zin / ende zomtijds niet: ende alsse den vullen zin sluutt / dan moeter een hoafdletter naarụolghen’.
voetnoot5)
goed.
voetnoot6)
opdat.
voetnoot7)
verbinden.
voetnoot8)
Lambrecht, p. E iiv: ‘() es in Griecsche ghenaamd Parenthesis, in Latíne Interpositio, dats tuschenstellijnghe van eanigh propoost /op hem zelụen / tusschen twea half cirkels: zonder twelke / de begonnen zin / blijft éụen wel in zijn gheheale’.
voetnoot9)
Men houde hier goed voor ogen.
voetnoot10)
geheel uitgesproken gedachte.
voetnoot11)
denkvermogen.
voetnoot12)
afzonderlijk.
margenoot+
93
voetnoot13)
Tekst: ‘geaärt / geeërt / geijnct / geöost / geüurt’, waar dus in de eerste twee gevallen het trema onjuist geplaatst is. Merkwaardig is ‘geijnct’ in deze reeks, waar we ons kunnen afvragen of we met een trema te doen hebben. De eerste vier voorbeelden ook op p. 88, waar blijkt dat het trema achterwege blijft wanneer een afbrekingsteken wordt gebruikt.
voetnoot1)
Vgl. p. 30.
voetnoot2)
dialekten.
voetnoot3)
modder.
voetnoot4)
Vgl. Erasmus, kol. 921: ‘Laudantur in hoc genere quidam, qui non ita pridem exorti, medium genus inter Monachos et Laicos, domi suae docendis pueris quaestum uberem facere dicuntur, quanquam hoc aucupium et a Monachis quibusdam affectari coepit’ en Twe-spraack, p. 11-12: ‘Dan dit is zwaarlyck ghemene mans bedryff / Ghód zal moghelyck enigh Vórst daar toe verwecken (als hy in Vranckryck an Franciscum ende in Italyen an verscheyden Princen ghedaan heeft) die de Nederlandse gheleerdheid vorderen zal’.
voetnoot5)
Het koine.
voetnoot6)
Deze streektalen zal hij voor een groot deel hebben gehoord tijdens zijn reizen en omzwervingen; vgl. D, p. 20-24.
voetnoot7)
de aanleiding tot mijn (voorstellen tot) spellingwijziging.
voetnoot8)
omgang, verkeer.
voetnoot9)
Vgl. Twe-spraack, p. A5v-A6r: ‘Dat nu onzer voorouderen Nederlandsche tale zó verstandigh ende ryck is gheweest / zietmen in hare schriften ghants vreemd zynde van alle schuim der vreemder talen: de welcke namaals door vreemde Heren ende vreemdtongighe landvooghden met der zelver ghezinde / begraven is gheweest met invoeringhe eens bastaards tale. Deze heeft tót nóch toe als een slavonische Ismael den meester ghemaackt ende t'huis inne ghehad’. Ongetwijfeld duidt ook Spiegel hier op de Franse invloed op het Nederlands.
voetnoot10)
Vgl. zijn verzet tegen de s in verclaersen op p. 83.
margenoot+
94
voetnoot11)
verkeer, omgang.
voetnoot12)
de bewoners van deze streken.
voetnoot13)
Vorsten.
voetnoot14)
mantel.
voetnoot15)
afgezien daarvan.
voetnoot16)
wegens.
voetnoot17)
klank, geluid; vgl. D, p. 130.
voetnoot18)
buiten hun gewest.
voetnoot19)
Vgl. ook p. 41.
voetnoot20)
opvatten.
voetnoot21)
alsof ik er plezier in had met enig dialekt.
voetnoot1)
Als tegenstelling t.o.v. afbitijnge; rekking.
voetnoot2)
van streek tot streek.
voetnoot3)
schrandere vernuften.
voetnoot4)
loffelijke (of: nuttige) verstandelijke arbeid.
voetnoot5)
Van de andere kant.
voetnoot6)
te weten.
voetnoot7)
gewoon.
voetnoot8)
karakteristieks. Het nu volgende gedeelte is te zien in tegenstelling met het voorafgaande, waarin de verkeerde eigenschappen van de dialecten werden besproken.
margenoot+
95
voetnoot9)
zonder einde, zonder slot; de Hollanders spraken immers geen slot-n uit.
voetnoot10)
tenminste.
voetnoot11)
M.b.t. deze typisch Gelders-Kleefse puristische tendens heb ik nog geen andere getuigenissen kunnen vinden.
voetnoot12)
‘Want dat’: omdat.
voetnoot13)
verdedigen.
voetnoot14)
gewone, gangbare.
voetnoot15)
streek.
voetnoot16)
het volk.
voetnoot17)
‘onderste nature’ hier wsch. gebruikt in de betekenis: lagere volk (in tegenstelling tot geleerden en edelen).
voetnoot18)
‘in bevel heeft’: moet.
voetnoot19)
wereldlijk.
margenoot+
96
voetnoot1)
weersgesteldheid.
voetnoot2)
onrust, opstand, oorlog (als zn. niet in WNT).
voetnoot3)
verwilderde, onbeschaafd geworden.
voetnoot4)
Vgl. voor deze spelling p. 69.
voetnoot5)
behoefte; nut?
voetnoot6)
Artes liberales.
voetnoot7)
wetenschappen.
voetnoot8)
onverstandig, dom.
voetnoot9)
vergroeiing van de tongriem.
voetnoot10)
Vlaamse vorm voor scheel.
voetnoot11)
in (Nederlandse) woorden uit te drukken.
voetnoot12)
Dit woord gebruikt in de hedendaagse betekenis, of in die van omvat, in zich heeft.
voetnoot13)
Een opvatting die ook Lipsius voorstond; Van der Mijle, Lingua Belgica, p. 100 verzet er zich tegen.
voetnoot14)
Goropius Becanus verkondigde immers in zijn werken dat het Nederlands de oudste taal zou zijn; vgl. Twe-spraack, p. 103: ‘nochtans acht Becanus de onze / voor de outste ende volkomenste taal des werlds / uyt de welcke meest alle talen haren oorsprong hebben. () Hy bruickt na myn óórdeel ghoet bescheyd’, waarna Spiegel de verdere argumentatie geeft.
margenoot+
97
voetnoot15)
Vgl. Twe-spraack, p. 111: ‘ia datmen alser enighe wóórden voorvallen diemen meent uyt het Latyn te spruyten / daar van wy gheen andere der zelver betekenis hebben / als natuur, glory, ende zulcke / die wel naarstelyck na zócht om te spueren / ófse óóck uyt onze grondwóórden bestaan: want zó Becanus acht / komt natuur van na ende ur, dat beghin óf oorspronckelyckheit betekent (), alzó óóck natuur, na-het-ur, na het oorspronckelyke’ etc.
voetnoot1)
Ook Jan van den Werve, Den Schat dev Duytscher Talen (Antwerpen 1577) en Lambrecht, Het Naembouck (Gent 1562) verzetten zich niet tegen het gebruik van deze woorden. Vgl. hiervoor en voor de juistheid en onjuistheid van De Heuiters etymologische schets D, p. 70.
voetnoot2)
Tekst: ‘maert’.
voetnoot3)
Tekst: ‘rehtvaerdiheit’; vgl. bv. ‘onrehtvaerdicheit’, p. 99.
margenoot+
98
voetnoot1)
vruchtgebruik (o.a. van een door de man aan zijn vrouw geschonken huwelijksgoed).
voetnoot2)
Ook Van den Werve en Lambrecht (vgl. p. 97, noot 1) schijnen zich tegen het gebruik van deze woorden in het Nederlands te verzetten; vgl. D, p. 71-72.
voetnoot3)
dichters.
voetnoot4)
volkomen hetzelfde.
voetnoot5)
degenen die.
voetnoot6)
kostbaarheden.
margenoot+
99
voetnoot7)
aan anderen.
voetnoot8)
onrechtmatig in bezit houden.
voetnoot9)
weinig beschaafd.
voetnoot10)
onverschilligheid.
voetnoot11)
Volgens geraadpleegde etymologische woordenboeken is De Heuiters bewering zeker niet voor alle woorden staande te houden; vgl. D, p. 72-73 en aant. en W. von Wartburg, Französisches Etymologisches Wörterbuch, Tübingen 1968-heden.
voetnoot1)
Vgl. Twe-spraack, p. 2: ‘Eerst moet ghy weten / dat de Fransóysen ghesproten zyn vande Vranken die nóch Vranken-land bewonen ende Duits spreken: óóck dat de huydighe Franse taal / na den onderghang des Roomschen Rycks / uyt de Roomsche óf Latynsche ende Duitsche spraack / gheraapt is: ende dat het Duits een oude eyghen taal is’.
voetnoot2)
Wat manier en schrijn betreft is De Heuiters bewering zeker juist. Van brodderen is de etymologie niet duidelijk. De Heuiter propageert dus zeker geen extreem purisme, vgl. D, p. 68-69 en Twe-spraack, p. 110-111: ‘Int verryken onzes taals / zoud ick verstaan datmen uyt elcke verscheyden Duytsche spraack / ia uyt het Deens, Vries, ende Enghels, de eyghentlyckste wóórden behóórde te zoecken / van de welcke de ene deze / de ander de andere alleen int ghebruyck ghehouden hebben: ia datmen alser enighe wóórden voorvallen diemen meent uyt het Latyn te spruyten / daar van wy gheen andere der zelver betekenis hebben () die wel naarstelyck na zócht om te spueren / ófse óóck uyt onze grontwóórden bestaan’. Spiegel wil dus gaan annexeren, zoals ook Goropius Becanus zo vaak doet.
voetnoot3)
uit aangrenzende landen.
voetnoot4)
op nieuwigheden beluste.
voetnoot5)
zeer.
voetnoot6)
het gewone volk.
voetnoot7)
gekunsteldheid; vgl. Quintilianus VII iii 56-58.
margenoot+
100
voetnoot8)
In de tekst ontbreekt de punt.
voetnoot1)
op nieuwigheden uit zijnde.
voetnoot2)
‘geaffecteert’ verwijst uiteraard naar ‘Affectatio’ van p. 99. Spiegel maakt geen onderscheid tussen Hoogduits en Nederduits blijkens Twe-spraack, p. 110: ‘Ick spreeck (met Becanus) int ghemeen vande duytse taal / die zelve voor een taal houdende / dóch dat de zommighe wat te hóógh / andere wat te laegh spreken / ende dat de Nederzaxense óf Mysense spraack (vande welcke wy ghekomen zyn) de middelbarichste ende vriendelyckste is / de welcke van Brug af tot Ry ende Revel toe streckt / wel iet wat inde uytspraack verschelende’.
voetnoot3)
nadenken.

voetnoot4)
Tekst: ‘XVII’.
margenoot+
101
voetnoot5)
proberen.
voetnoot6)
opvatting.
voetnoot7)
duidelijk maken.
voetnoot8)
pas ervoor op.
voetnoot9)
in omgekeerde volgorde.
voetnoot10)
nut.
voetnoot11)
geheugen.
voetnoot12)
inzicht.
voetnoot13)
nu en dan.
voetnoot14)
en dat dit de inhoud van hun leerboek is.
voetnoot15)
in elk geval.
voetnoot16)
dat het allereerst in een goede Nederlandse spelling zou zijn geschreven.
voetnoot17)
dom.
voetnoot18)
moeilijke, onaangename.
voetnoot19)
weer.
voetnoot20)
wat ze nog nooit gehoord en gezien hebben.
voetnoot1)
inzicht.
voetnoot2)
geheugen.
voetnoot3)
verzwakking en bederf, verwarring.
voetnoot4)
T.w. ‘oirdel en gedeinc’.
margenoot+
102
voetnoot5)
Vgl. 2 Sam. 14, 20.
voetnoot6)
veelvuldige.
voetnoot7)
Tekst: ‘meesters’.
voetnoot8)
geheugen.
voetnoot9)
ideeën.
voetnoot10)
samenhang.
voetnoot11)
fout, of: ongerief.
voetnoot12)
geschuwd.
voetnoot13)
tenminste.
voetnoot14)
kamp.
voetnoot15)
gezwollen.
voetnoot16)
hoogmoed, innerlijke stemming.
voetnoot17)
dan door.
voetnoot18)
behagen in zichzelf, tevredenheid over zichzelf.
voetnoot19)
verstand.
voetnoot20)
verzwakking.
voetnoot21)
geheugen.
voetnoot22)
verstand, inzicht.
voetnoot23)
Tekst: ‘ontscakijnge’; vgl. p. 87, onder VII; het wegroven.
voetnoot24)
Vgl. Gen. 1, 26-27.
margenoot+
103
voetnoot25)
opleveren.
voetnoot26)
gaan, meeslepen.
voetnoot27)
bedoeling.
voetnoot28)
verstand.
voetnoot29)
geheugen.
voetnoot30)
Vgl. p. 101.
voetnoot31)
T.w. dit leerboek.
voetnoot1)
volleerd.
voetnoot2)
niets.
voetnoot3)
ter hand nemen.
voetnoot4)
snel, vaardig.
voetnoot5)
voordeel.
voetnoot6)
Vgl. p. 38-41.
voetnoot7)
P. 41.
voetnoot8)
P. 39.
voetnoot9)
termen (gebruikt bij het verdelen van de letters in vocalen, consonanten etc.).
margenoot+
104
voetnoot10)
zonder angst.
voetnoot11)
model, geschreven voorbeeld.
voetnoot12)
soms.
voetnoot13)
T.w. van lange vocaal diftong en triftong.
voetnoot14)
goed gebruik.
voetnoot15)
goed.
voetnoot16)
een duidelijke, rondgeschreven, regelmatige letter.
voetnoot17)
onduidelijke, hoekige, onregelmatige en alle vervelende, van lussen voorziene letters.
voetnoot18)
van krullen (lussen) voorzien en gekunsteld (op onnatuurlijke manier geschreven).
voetnoot19)
zij die.
voetnoot20)
ouder.
voetnoot21)
lett.: groeiend; i.c. snel.
voetnoot22)
moet u het zojuist gezegde niet doen.
voetnoot23)
Artes liberales.
margenoot+
105
voetnoot1)
alles.
voetnoot2)
in voldoende mate.
voetnoot3)
half volleerd.
voetnoot4)
ten aanzien waarvan schrijvers niet kunnen zeggen wanneer het zover is.
voetnoot5)
overlaten aan.
voetnoot6)
op zich nemende.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken