Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nederduytsche Grammatica ofte Spraec-konst (1953)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nederduytsche Grammatica ofte Spraec-konst
Afbeelding van De Nederduytsche Grammatica ofte Spraec-konstToon afbeelding van titelpagina van De Nederduytsche Grammatica ofte Spraec-konst

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.17 MB)

Scans (10.31 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Editeur

W.J.H. Caron



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nederduytsche Grammatica ofte Spraec-konst

(1953)–Christiaan van Heule–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 4]
[p. 4]

Ga naar margenoot+Aen den Lezer.

Dewijl eene sprake in een oordentlikGa naar voetnoot1) onderscheyt der woorden bestaet, zo moet alle misoordenGa naar voetnoot2), nootsakelik eene onbescheydenheytGa naar voetnoot3) in het spreeken veroorzaken, dit heeft ons Beminde Lezer beweegt, om zulk eene verwerringe, door eene Tael beschrijvinge te voorkomen, een werk welk ook eenige Amsterdamsche Tael-schrijversGa naar voetnoot4) over eenige jaren voorgenomenGa naar voetnoot5) hebben maer overmits zy in dat werk, verscheyde deelen (na ons goetdunkenGa naar voetnoot6)) voorby gaen ofte nalaten, zo hebben wy alle de delenGa naar voetnoot7) der SprakonstGa naar voetnoot8) na de manier der Latijnen beschreven, op dat de gene welke inde Latijnsche Grammatica, eenige kennisse hebben na eene gemeyne ende gewoone ordenGa naar voetnoot9) zich in dit tegenwoordigGa naar voetnoot10) zullen mogen oeffenen ende den onervarenen en zal ook zonder twijffel de langbeproufde oorden, der Latijnen, niet onvruchtbaer zijn.

Overmits wy mede getracht hebben alle KonstwoordenGa naar voetnoot11) (die tot dezer zake behooren) in het Nederduyts te vertalen, zo zoudenGa naar voetnoot12) het wel mogen wezen, dat eenigheGa naar voetnoot13) door hare nieuwicheyt, oneygenGa naar voetnoot14) ofte verwerpelik zoude mogen, schijnen, hierom wouden, wy den goeden Lezer wel gewaerschout hebbenGa naar voetnoot15), dat hy in dat deelGa naar voetnoot16), niet en oordeele, het gene dat nieuw is, gebrek te zijn, ook zouden wy den goeden Lezer wel willen waerschouwen van eene manierGa naar voetnoot17) welke allenelik by de schrijvers in onze Tale gebruykt wort, welke men gansch in het gemeyn spreeken nae laet. Want van outs ende noch tegenwoordich hebben de Nederlanders eenige manieren gebruykt, die den Grieken ende Ga naar margenoot+Latijnen eygen waren, ende dit geschiet inde gevallenGa naar voetnoot18) vanden (A3) Gever18), Aenklager18) ende Ofnemer18) (gelijk men dat naemt) ende het onderscheyt dezer gevallen, en is beneffensGa naar voetnoot19) dat het vreemt is, ook zonder een zeeker ende ervaren oordeel niet wel mogelic te onderscheyden.

Voorts hebben wy doorgaensGa naar voetnoot20) de beromsteGa naar voetnoot21) schrijvers zo oude als nieuwe nae-gevolgt, ende nouwelikx iet door eygen oordeel gesteltGa naar voetnoot22), indien nu yemant

[pagina 5]
[p. 5]

acht dat by ons yet vreemts ofreGa naar voetnoot1) verworpelix aengeteykent is, zulk een mach bedenken, dat wy in ons voornemen, bedwongen geweest zijn, ons zelven nae het gemeyn gebruyk ende niet het gebruyk, na ons eygen oordeel te vougen. Dat nu eenige Voortreffelicke persoonen, alle gevallen (behalven den Barer) verwerpenGa naar voetnoot2), gelijk als daer is, De beroemde Symon Stevijn, welke het wonderlik vermogen, onzer Tale door zijne schriften bethoontGa naar voetnoot3) heeft, ook Iacob Kats, welke door zijne Rijmen, grooten Lof verkregen heeft, welke Schrijvers de GeleerdenGa naar voetnoot4) Hugo de Groot, in veele dingen naer volgt, zo laten wy nochtans dat geschil, in het oordeel van alle geleerdenGa naar voetnoot5).

De nutticheyt die de goede Lezer, eyndelik hier door wel zoude mogen bekoomen, is de grondige kennisse aller woorden ende redenenGa naar voetnoot6), het welk vervolgens (door Godes zegen) eenen wech ofte opene deure tot alle wetenschappenGa naar voetnoot7) opent, Vaert wel.

margenoot+
[A2vo]
voetnoot1)
De oo is aanduiding van lange kwantiteit (onder invloed van de volgende r).
voetnoot2)
verwarring, het tegenovergestelde van oordentlik onderscheyt; en met -n van (oorspr.) n-stam.
voetnoot3)
ongeregeldheid, misstand.
voetnoot4)
Misschien drukfout voor Tael-beschrijvers. Op p. 3 noemt v.H. hen letterkonstenaers; het zijn de leden der Amsterdamse Kamer In Liefde Bloeyende, inz. Spiegel.
voetnoot5)
ondernomen.
voetnoot6)
mening.
voetnoot7)
onderscheidingen.
voetnoot8)
Phonetische spelling (cf. B 150), of (minder aannemelijk) door den zetter ingekort, daar de regel juist vol was.
voetnoot9)
volgens een algemene en gebruikelijke methode.
voetnoot10)
het hier gegevene [werk].
voetnoot11)
termen van de ‘ars’ (grammatica).
voetnoot12)
Met n voor h.
voetnoot13)
nl. Konstwoorden.
voetnoot14)
niet goed passend, ongeschikt.
voetnoot15)
doen zijn.
voetnoot16)
wat dat aangaat.
voetnoot17)
wijze van verbuiging, nl. van Gr. en Lat. woorden in Ned. teksten.
margenoot+
A 3
voetnoot18)
naamvallen: dat., acc., abl., b.v. Platoni, Platonem, Platone; z. A 28, B 57/8 en Inl. § 2b.
voetnoot19)
behalve.
voetnoot20)
steeds.
voetnoot21)
beroemdste; cf. in v.H.'s uitgave van Dathenus' psalmen rommen en rom (ps. 150). Volgens B 151 zijn roem en roemen verouderde vormen.
voetnoot22)
Formulering van het humanistisch gramm. principe: de taal der beste schrijvers, van ‘les gens bien appris’, moet het voorbeeld zijn.
voetnoot1)
l. ofte.
voetnoot2)
Gelijk v.H. zelf doet (A22), evenals Spiegel, Tw. 76. Blijkbaar bedoelen allen de verbuiging der m. en onz. substantieven. Niet der lidw., pron. en adj. gelijk hun aller practijk toont.
voetnoot3)
In de Weeghconst betoogt Stevin tot lof der Ned. taal, dat zij a) zoveel eenlettergrepige woorden bezit; b) composita kan vormen; c) de ‘Consten’ (artes) ‘grontlick’ onderwijst; d) ‘den Hoorderen heftelick tot des sprekers voornemen’ beweegt.
voetnoot4)
Met -n voor h.
voetnoot5)
v.H. weet, dat de regel soms niet opgaat; cf. A22: Gode en enige onz. woorden ‘die in den Gever gebogen worden’ vormen uitzonderingen. De regel gaat evenmin op voor feminina, cf. A 26 ‘Behalven’.
voetnoot6)
zinnen.
voetnoot7)
De grammatica werd algemeen beschouwd als ianua scientiarum.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken