Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Socratische school of Wijsgeerte voor de negentiende eeuw (3de verbeterde uitgave) (1860)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Socratische school of Wijsgeerte voor de negentiende eeuw (3de verbeterde uitgave)
Afbeelding van De Socratische school of Wijsgeerte voor de negentiende eeuw (3de verbeterde uitgave)Toon afbeelding van titelpagina van De Socratische school of Wijsgeerte voor de negentiende eeuw (3de verbeterde uitgave)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.03 MB)

XML (1.53 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/filosofie-ethiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Socratische school of Wijsgeerte voor de negentiende eeuw (3de verbeterde uitgave)

(1860)–Philippus Wilhelmus van Heusde–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 102]
[p. 102]

Overzigt dezer proeven van wijsgeerige navorschingen in de talen.

Inleiding.

Hoe komt de mensch tot waarheid?

Aanvang der wijsgeerte volgens Soerates en Plato met de liefde. Liefde ligt in het ϕιλοσοϕία der Grieken en in dit ons wijsgeerte. Niets is schoon volgens Plato's aesthetica, dan hetgeen tevens waar is. Waarheid in tweederlei zin. In onze uitdrukkingen, zoo dikwijls wij van de schoone kunsten spreken, zijn wij gewoon te verwerpen valsch vernuft, valschen smaak, faux brillant, en stellen daar dus het ware, hetgeen waarlijk schoon is, tegen over. Ziedaar uit de talen al terstond eenige wenken voor den eersten trap der wijsgeerte, de wijsgeerte van het schoone. Maar nu de tweede trap, de wijsgeerte van het ware.

Hoe tot het ware, of liever, in de eerste plaats, tot kennis van zaken te komen? Plato is ver van alle empirismus verwijderd. Uit den inwendigen zin des menschen leidt hij alles af. Maar die leer ligt geheel in de talen opgesloten en wordt er zelfs door verklaard en bevestigd. Men geve slechts acht op de grondbeteekenis onzer woorden: waarheidsliefde, waarheidszin, zintuigen, Sinnwerkzeuge, oordeelen, cernere, ϰρίνειν, discernement, vatten, bevatten, begrijpen, comprendre, cogitare, combiner; bijzonder merken,

[pagina 103]
[p. 103]

opmerken, opmerkzaamheid, kenmerk, oogmerk. Door dit een en ander drukken wij van zelfs de leer van Zeno en de art des signes der Fransche school, maar tevens en voornamelijk den voortgang van 's menschen geest tot kennis en waarheid uit. - Maar tot kennis van zaken wordt vooral het hoogste onzer zielsvermogens, de rede, vereischt. Wat is rede? Onze taal verklaart het ons even als de wijsgeerte van Plato. Zij is volgens de beteekenis des woords, alsmede volgens die van het Grieksche λόγος, het spreken van den mensch met zich zelven. Rede toch en λόγος geeft zoo wel gesprek, als dat zielsvermogen des menschen te kennen. Reden geven, λόγον διδόναι. Rede, in den zin van verhouding.

Zoo dan komt men uit en door zich zelven tot kennis; maar hoe brengt men daartoe een' ander? Wat is de regte manier van onderwijzen en opleiden? In de wijsgeerte van Socrates en Plato wordt dit volledig verklaard; maar deze woorden zelve, onderwijzen en opleiden doen het ons van zelfs inzien. De leer der slaitredenen. Wat moet het besluiten, het concludere voorafgaan? Ontvouwen, ontwikkelen, aperire, apeubareń. Wat geeft disputare en overreden te kennen? - Doch dit alles heeft nog meest betrekking tot de zigtbare wereld. Om tot waarheid te komen, moeten wij, volgens Plato, in de denkbare wereld met het oog der ziel de ideën aanschouwen. Zijne leer der ideën en idealen. Wij vinden haar in ons denkbeeld en voorbeeld, en duidelijker nog in deze woorden, dan in zijne schriften zelve.

En zoo komen wij eindelijk op de vraag: wat is waarheid? Plato's antwoord daarop. Dat zelfde antwoord ligt in ons wezen, wezenlijk, wezenlijkheid. Opmerkelijk is onze benaming der Godheid, als zijnde het Opperwezen.

In dezen voortgang des menschen tot waarheid zijn bijzonder opmerkelijk, vooreerst de woorden, die op onzen inwendigen zin betrekking hebben, als zintuigen, organen: zij moeten ons voor empirismus behoeden: en ten andere zijn ons oordeelen, ons oordeelkunde en alle uitdrukkingen, volgens welke wij door scheiden en verbinden tot waarheid komen, de beste behoedmiddelen tegen idealismus.

Hoe komt de mensch tot deugd?

Lijdelijk is volgens Plato de mensch in zijne begeerten en hartstogten, hoe werkzaam hij er zich ook daarbij vertoone. Even zoo komt hij ons voor in de grondwoorden der talen, πάθη, passions, neigingen, Leidenschaften, aandoeningen, begeerlen, hartstogten: - Liefde, de hevigste aller begeerten en hartstogten, is in de Platonische wijsgeerte uit behoefte afkomstig. Plato's voorstellingen van den oorsprong der liefde. Het doorsnijden der menschen in twee helften. De liefde uit Penia en Porus geboren. Maar ook in de talen heerscht dat

[pagina 104]
[p. 104]

begrip: het desiderare der Latijnen. De man noemt zijne gade bij ons zijne wederhelft, sa moitié. - De liefde, uit behoefte afkomstig, is bij Plato het beginsel van kracht, van deugd, van leven, zeer zedelijk leven. Even zoo in de talen. Verwantschap van licven en leven, van Licbe und Leben. Wij zeggen diensvolgens: geen leven zonder liefde. Het Tugendliebe der Duitschers reeds bij Horatius in het: oderunt peccare boni virtutis amore.

Zoo mag dan wel de liefde het beginsel onzer deugd en onzer geheele moraal zijn. Doch zij is daartoe volgens Plato niet genoegzaam. Tweederlei soort van liefde bij hem, de hemelsche en gemeene. Strijd van beide in zijn' Phaedrus, als die van een ongelijksoortig tweespan paarden, door de rede geregeerd. Hetzelfde in de talen. Tegen liefde staat wellust over. In kwaden zin amor habendi, auri sacra fames. En zoo ook het oppergezag der rede in de talen. Zij breidelt, zij beteugelt de lusten.

Doch is de rede met de zucht voor het goede genoegzaam, om ons standvastig den weg der deugd te doen bewandelen? Plato spreekt van θυμός: ons drift, aandrift, geestdrift verklaart ons die leer van Plato.

Het beeld van Plato's staat van den slechtsten en besten der menschen ligt geheel in onze woorden en uitdrukkingen. Ontwikkeling van hetgeen er in ons menschelijkheid en menschheid ligt. Dit zocht Plato reeds eenigermate met dat beeld te kennen te geven. 's Menschen zedelijke natuur dieper in onze Germaansche talen, dan in de schriften der ouden uitgedrukt. Het denkbeeld in onze talen van zedelijke vrijheid, zedelijke zelfstandigheid, zedelijke volmaking. De onderscheidene handelwijze van Galileo en Luther. Dat alles ligt in het verschil, gelijk wij 't noemen, van hoofd en hart.

Ziedaar, wat er toe behoort om tot deugd te komen; maar hoe nu dus den mensch, als zedelijk wezen, te vormen? De zedelijke vorming en opleiding des menschen in Plato's wijsgeerte ligt geheel, en met de beelden, door Plato en de ouden gebruikt, in de talen. Ons indrukken krigen, ons inprenten, ons inscherpen, ons karakter, ons inplanten. Doch dit voor de kindschheid des menschen; voor zijne jeugd eene andere leiding bij Plato, en ook alweder even zoo in de talen, zoo als die uitgedrukt wordt in de woorden réfléchir en faire réfléchir, tot inkeer doen komen, doortrokken worden, in het imbuere der Latijnen, eindelijk in ons opkweeken. Zoodanig dan is, volgens Plato en de talen, 's menschen vorming tot de deugd; maar de talen zoo wel, als Plato, doen ons inzien, dat, om standvastig op het pad der deugd voort te gaan, rede en bijzonder verstand vereischt wordt. Verstand van staan, vaststaan, als ἐπιστήμη van ἱστάναι, afkomstig.

En zoo komen wij op het beginsel onzer deugd en onzer geheele moraal terug. Het is liefde; maar hoe verheven komt die ons nu voor, na dit onderzoek volgens Plato en de talen van 's menschen zedelijke natuur! Liefde is daarenboven volgens beide het beginsel der leer van 's menschen onsterfelijkheid: en is ons te voren de Godheid voorgekomen als het Wezen aller wezens, nu verstaan wij wat het zegt: God is liefde. Is er een beter behoedmiddel tegen materialismus aan den eenen en stoïcismus aan den anderen kant, dan dusdanige navorschingen in de talen,

[pagina 105]
[p. 105]

op Plato's wijsgeerte gegrond? Zoo dan opent zich voor ons oog het rijk van waarheid en deugd.

Hoe moeten wij eenmaal tot wijsheid komen?

Wat leert ons daaromtrent het sapientia der Latijnen? Wij moeten beginnen met smaak voor het ware te krijgen en dien smaak door het beoefenen der kunsten en wetenschappen te verfijnen en te veredelen.

Maar moet niet de wijsgeerte ons inzonderheid tot wijsheid brengen? Het begrip van wijsgeerte in Plato's schriften. Zij is in den mensch. Is zij dat ook niet volgens de beteekenis van dit ons woord: wijsgeerte? Zij is volgens Plato de opleiding des menschen door de kunsten en wetenschappen. Zeggen wij niet even zoo, dat de wijsgeerte ons leidt, ons opleidt? Maar hoe haar daartoe doelmatig te beoefenen? Zij moet voor ons, volgens de aanduiding van het Duitsche Weltweisheit, ophouden schoolsche philosophie te zijn. Maar wat maakt haar schoolsch? Het gebruik der methoden? Het volgen van de regelen der dialectica? Maar zonder methode, zonder dialectica is zij de weg des blinden! Dit dus niet; maar het verdeelen van haar in wetenschappen, zoodat zij zelve ophield wijsgeerte te zijn en op de wetenschappen heilzamen invloed uit te oefenen: dat is 't, wat haar na Socrates en Plato schoolsch en onnut heeft doen worden. Wat dus te doen, om haar weder Weltweisheit te doen zijn? Socrates en Plato tot leidslieden te nemen, gelijk wij gedaan hebben bij het ontwikkelen der eneyclopedie uit hunne grondbeginselen. Wij verdeelden haar niet in stukken, maar, het verschil van afscheiden en onderscheiden in aanmerking nemende, onderscheidden wij de trappen, langs welke zij ons voortleidt om tot wijsheid te komen. Overzigt van onzen voortgang en trapswijze opklimming.

Maar is ook godsdienst ons niet noodzakelijk om tot wijsheid te komen? Gelijk de oude wijsgeerte, zoo brengt ons het Christendom op woorden en uitdrukkingen, die ons die vraag doen beantwoorden: bijzonder geloof. Het is in de talen het midden tusschen bijgeloof en ongeloof. Volgens deze beide uitersten matigt men zich het weten aan; maar hij die gelooft, bekent, dat hij nog niet weet, maar onderzoekt en hoopt door onderzoek eenmaal van gelooven tot aanschouwen en zeker weten te komen. Dit voor het verstandelijke: maar wat is geloof voor het zedelijke? Het blijkt uit het Latijnsche fides.

En nu eindelijk de vraag: wat is wijsheid? Weisheit is van wissen d.i. weten afkomstig. Geene wijsheid dus zonder weten. Daarheen streefde de Platonische philosophie, en volgens haar waren in onze encyclopedie de zuivere wetenschappen de grondslagen van de hoogere. Maar even zoo in deze onze wijsgeerige navorschingen in de talen.

Het is hier de plaats voor algemeen overzigt. Bij het beantwoorden der vragen: hoe komt de mensch tot waarheid? hoe komt hij tot deugd? hoe moeten wij eenmaal tot wijsheid komen? is ons uit de talen gebleken, dat inzonderheid daartoe het weten noodzakelijk is, maar tevens, dat,

[pagina 106]
[p. 106]

zonder met gelooven te beginnen, de hoogste wijsheid niet te bereiken is. Ziedaar ons dan eindelijk door deze navorschingen der wijsheid in de talen, het rijk van waarheid en deugd binnengetreden: en zoo zien wij, dat 't hier is, waar de tempel der wijsheid op vaste grondslagen is gevestigd, en ook tevens, hoe de wijsgeerte, hoe inzonderheid het Christendom ons tot die hoogte moet opleiden.

Besluit. Wat hebben wij in deze taalnavorschingen gepoogd? Hoe moet men verder op dezen weg voortgaan? Men moet alles nog dieper onderzoeken en aan het onderzoek meerdere uitgebreidheid geven. - Daartoe moet men de woorden, die gewrochten van wijsgeeren en tijden zijn, van de uitdrukkingen wel onderscheiden: ten voorbeelde wijsgeerte en Weltweisheit. Hoe het laatste langzamerhand aan deze hoogere beteekenis is gekomen. - Daartoe ook in de analogie der talen de analogic van 's menschen begrippen bij zijne zielsontwikkeling na te sporen. - Maar vooral zoeke men, wat wij tot eenige weinige talen bepaald hebben, zoo veel mogelijk tot alle talen, bijzonder de Oostersche, uit te breiden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken