Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Heuvings haardstee (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Heuvings haardstee
Afbeelding van Heuvings haardsteeToon afbeelding van titelpagina van Heuvings haardstee

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.69 MB)

Scans (83.48 MB)

XML (0.53 MB)

tekstbestand






Illustrator

Anton Pieck



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Heuvings haardstee

(1950)–Johan Hidding–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 100]
[p. 100]

[Hoofdstuk 10]

Als Albert de volgende morgen uit bed stapt, slapen de spinsters nog. Hij hoort haar kalme ademhaling. Hij schiet zijn broek aan en rolt meteen ondersteboven.... Hij komt met zijn gezicht terecht in de hulst, die hij daar 's avonds neergesmeten heeft. Het blijkt, dat één van de broekspijpen onderaan dichtgenaaid is. Het blijkt ook, dat de spinsters niet meer slapen, maar klaar wakker zijn. Ze snikken het uit van de pret.

Als ze even de deur uit zijn om zich te wassen, bekijkt Albert voor de spiegel zijn schrijnend gezicht. Er tekenen zich een stuk of wat aardige krassen af - net of hij langs bramenranken is gesleurd. Het jonkvolk zal daar 's avonds nog wel even over praten.

Tja, 't is wat te zeggen.

Hij steekt de pijp aan. Maar die is ook niet zoals 't hoort - daar is zeep in gestopt.... Och, lieve mensen - die akelige wichter! 't Is allemaal bar lastig - en allergruwelijkst grappig!

Het wordt een mooie dag, al regent het ook, al is buiten ook alles grijs en triest. Onder het oude dak schijnt de zon, overal, in alle hoeken - de zon van de gezelligheid.

Van allerhande gekheid wordt er uitgehaald, in de keuken en het achterhuis. Albert steekt beide wichter kippeveren in het haar. Er staat een hele voorraad achter de baanderklamp, waar ze bewaard worden om later dienst te doen bij het wannen. Nu worden de spinsters er mee versierd. Maar inplaats van dankbaar te zijn, verstoppen ze even later zijn klompen. Hij achtervolgt die twee rare gasten op kousenvoeten over de deel, maar ze zijn ongelofelijk vlug. Ze vliegen als katten het laddertje op naar de hilde. Dan stormen ze daar over dat oude, halfvermolmde zoldertje boven de koestal, maar als Albert haar voorbeeld volgt, trapt hij er doorheen. Hij schiet pardoes een eind naar beneden. De schrik schokt door hem heen, maar 't loopt best af, want hij komt met zijn voeten terecht op de rug van een koe. Het beest schrikt blijkbaar net zo erg als hij en dat is werkelijk geen wonder. Hulpvaardig naderen de wichter en sjorren de achtervolger weer omhoog. Gedrieën wijken ze voorzichtig terug van het wak. Een paar

[pagina 101]
[p. 101]

passen verderop zetten ze zich neer op een stapeltje planken, Albert tussen de wichter in. Eerst krijgen ze een kus van hem, omdat ze hem gered hebben. Als zij hier niet geweest waren - dan was hij er vast niet doorgezakt! Maar kom, nu moesten ze elkaar maar eens wat vertellen, ze zijn nu bij elkaar. Wat gebeurt er zo allemaal in Elp?

Ja, wat gebeurt hier allemaal?

Hier niks.

In Elp ook niks.

Dan is 't dus overal een saaie boel, behalve op de hilde.

Ja. Nou, en dan vertellen ze elkaar tòch maar eens wat. Heel bijzondere verhalen. En allemaal eerlijk waar gebeurd. Net zo waar, als dat zíj hier op de hilde zitten.

Maar zitten ze hier niet mooi?

Heel mooi!

Ze genieten als kinderen. Vanaf hun hoge, schemerige, gezellige plekje kijken ze uit over de deel. Ze hebben een mooi uitzicht op dat lage, lemen binnenplein, waarlangs zich de stallen rijen. Door de raampjes komt het matte namiddaglicht. Op het dak, boven hun hoofd, ruist de regen. Hier, aan de onderkant, hier is het goed, is het beter dan ergens elders. Waar haalt Willempien nou ineens die zuurtjes vandaan, die kakeien? Uit haar zak. Dat is aardig! Toch een goed wicht, om daar maar zo op kakeien te gaan trakteren!

Behaaglijk zitten ze te zuigen op die zoete zuurtjes. Het wordt er nog kinderlijker van. Ze zien oude Jans voorbijgaan over de deel, maar ze houden zich stil. Ze zien daarna ook Egbert, maar ze zwijgen. Als echter Stina uit de keuken komt, rondkijkt, mompelt en tenslotte maar in 't wilde weg roept dat de koffie klaar is, dan roeren ze zich toch eindelijk.

Stina kijkt verbluft, als zij het gezelschap ziet zitten. Vervolgens kijkt zij ontstemd. Het wordt blijkbaar te bar in haar ogen.

‘Hoe krie'j 't in 't zin,’ zegt ze afkeurend.

Lachend dalen ze af naar de deel. Daar haalt Albert eerst het spinrag, dat in Marchiens haar geraakt is, er weer uit, onderwijl zij haar aandacht aan Willempien wijdt. En dan gaan ze koffie drinken.

Terwijl ze daar mee bezig zijn, komen er nog twee meisjes bij. Hillechien Huiing en een spinster. Die komen Heuvings wichtertroep uitnodigen voor die avond.

Dus voor die avond zijn ze ook weer onder de kap. En de jongens natuurlijk eveneens, al worden die niet openlijk verzocht.

Ze komen wel weer binnen, als het hun tijd is. Ze zingen weer mee, de vrolijke en weemoedige liedjes. Maar als dan het grote ogenblik weer aangebroken is, dat ze op de meisjes afgaan, dan is Rieks Reinds er als de kippen bij - daar staat hij al bij Marchien en past één van de manieren toe, om het bewegen van de voet nutteloos te maken. Snel breekt hij de

[pagina 102]
[p. 102]

draad waaraan zij spon.... Hij kijkt haar daarbij lachend aan.

Maar Marchien lacht niet terug en als hij haar het voorstel doet samen de keuken uit te gaan, dan weigert ze botweg. Woedend, met een rood gezicht, keert Rieks terug, terwijl de andere jongens jouwen.

Even later verdwijnt Albert met Marchien en een stoel, zoals de vorige avond - en hij blíjft ook weer bij haar. Hij is niet bij haar weg te slaan. Maar Jan Krumpel en Hillechien Huiing komen niet weer bij elkaar. En Willempien en Willem Kamping evenmin. Willem brengt de avond met Stina door. Albert wordt dat allemaal naderhand gewaar. En ook, op welke wijze de overgeschoten jongens zich schadeloos hebben gesteld. Ze hebben een paar metworsten uit de wieme gehaald en opgepeuzeld. Dat is niet erg. Maar bovendien hebben ze uit de kelder een groot krentenbrood opgediept, een plas, die door Huiing en zijn vrouw bestemd was als presentje voor familie in Flintelo, waar een zoon geboren was. Ze waren van plan, om die plas er morgen heen te brengen, maar dat hoeft nu niet meer, want hij is al op. Er wordt beweerd, dat hij lekker geweest is.... Huiing en zijn vrouw zullen wel beteuterd kijken, als ze gewaarworden, wat er gebeurd is. Hillechien is in een slechte stemming, net als gisteren. Maar Albert is weer net zo best te spreken als toen. Hij heeft weer een mooie avond gehad. Hij kan niet anders zeggen, dan dat die spinstertijd een geweldig móóie tijd is!

Nu kuiert hij met Marchien naar huis terug. Hij draagt haar spinnewiel. Dicht naast elkaar gaan ze door de donkere hof van Huiing. Als ze alleen hier langs moest, zou Marchien vast aan 't dwalen raken, maar Albert loopt niet mis. Hij weet, waar ze langs moeten, waar ze over de omheining kunnen.

‘Hier is 't stikseltien, Marchien. Wacht maar, ik zal wel vooropgaan.’

Inwendig heeft hij pret. Hij heeft een plannetje bedacht. Hij zal het eerst over de omheining gaan en als Marchien dan volgt, dan vangt hij haar op en geeft haar nog eens een dikke kus!

Hij zet zijn voet op de ene helft van de verhoging, stapt over de omheining heen, daalt af.... en dan wordt hij opgevangen.... In de gauwigheid weet hij niet, wat hem overkomt.... Hij stapt in water.... springt opzij, struikelt over een lage wand.... Daar ligt hij op de berm....

Verbouwereerd krabbelt hij weer overeind.... In de wereld, wat overkomt hem hier.... Hij hoort, dat Marchien vraagt, wat hij doet.... Zit hij in 't water?

Dan heeft hij zich hersteld. Hij grijpt de kuip, die daar neergezet was, sleurt het ding woest opzij. Intussen komt Marchien al over het hek. Ze vraagt nog eens, dringender, wat hij uitvoert.

‘Och,’ zegt hij wrevelig, ‘een streek van de een of ander. 't Betekent niks.’

Maar zijn stemming is bedorven. Met natte benen gaat hij de laatste dertig, veertig schreden naast Marchien voort. Zijn broekspijpen slaan koud en

[pagina 103]
[p. 103]

zwaar heen en weer. Rondom zijn voeten siepert het....

Als ze dicht bij huis zijn, ontdekt Albert een verdikking aan één van de eikestammen. Daar staat iemand, bewegingloos. Met een paar driftige stappen heeft Albert hem bereikt.

‘Wat moet ie hier?’ grauwt hij.

De gestalte grinnikt hatelijk. Het is Rieks Reinds.

Twee tellen later is het gegrinnik overgegaan in nijdig geschreeuw. Albert heeft de vent vastgegrepen en sleurt hem weg. Rieks spartelt heftig tegen, maar hij komt niet los. Albert voert hem mee, steeds verder - tot aan het hek, tot aan het punt waar de overstap is, en waar de kuip met water wacht.... Daar wordt Rieks netjes in gesmakt.

Als Albert dan terugkeert, moet hij ineens weer denken aan een voorval uit zijn jeugd. Dat had hier wel wat van. Toen hij Rieks met de neus in de eierbrij duwde, daar bij die wal met hulst, waaronder ergens goud verborgen was....

 

Snel gaan de dagen heen, de dagen van deze wondermooie spinstertijd, de dagen - en de avonden. De avonden zijn wel het allermooist.

De allerlaatste van de vreugdevolle reeks is ook voorbijgegaan. Nog eenmaal zaten ze tezamen in de vertrouwelijke stilte.

Morgen vertrekt Marchien, maar Albert hoopt haar spoedig een bezoek te brengen, want toen hij haar gevraagd heeft of dat mocht, heeft zij zacht geantwoord dat het goed was.

Beiden liggen nog uren wakker in deze laatste nacht. De een denkt aan de ander. Er is een groot geluk gevonden onder dit oude dak.

Lang mijmert Marchien na over de goede dagen, die zij hier verbleef. Het was een feest, dat oneindig diepere vreugden bracht dan zij tevoren ooit had ondervonden.

Nu zullen zij dan straks uiteengaan. Maar zij heeft de herinneringen, en de verwachtingen van de volgende tijd, als Albert telkens komen zal bij haar. Wat nu geweest is, was nog maar de inzet.

Haar handen zijn gevouwen en zij dankt.

‘.... Ik had niets verdiend, Heere. Maar wil mij toch ook verder leiden. Dat ik voortga naast U. Dat ik Uw hand niet loslaat. En geef, dat ook Albert altijd U volgt. Dat wij beiden altijd op Uw wegen gaan. Ja Heere, dat wij nooit vergeten, dat wij Uw kinderen zijn. - Om Jezus' wil.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken