Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Heuvings haardstee (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Heuvings haardstee
Afbeelding van Heuvings haardsteeToon afbeelding van titelpagina van Heuvings haardstee

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.69 MB)

Scans (83.48 MB)

XML (0.53 MB)

tekstbestand






Illustrator

Anton Pieck



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Heuvings haardstee

(1950)–Johan Hidding–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 115]
[p. 115]

[Hoofdstuk 13]

Het is zo duizelingwekkend snel gegaan, deze val in de dood. De gedachten blijven achter bij zo'n verbijsterende vaart.... Albert kan dit de eerste uren niet verwerken.... Rauw klonk zijn roep, toen hij de keukendeur opengooide: ‘O, kom eens gauw!’

Ze stormden naar de deel. Er klonken verschrikte uitroepen van Stina en Jans, en er volgde een stamelend antwoord van Albert. Toen viel de stilte, zwaar....

Ze zaten gehurkt en geknield naast de dode, terwijl over hun wangen de tranen gleden. Stina streelde het haar, en Jans legde ineens zijn hoofd zijwaarts op Egberts hart, alsof hij twijfelde. En bij dat gebaar van de oudere, wijzere man, die reeds zovele doden had gezien, rees ook bij Albert twijfel, werd een moment zijn overtuiging ondermijnd.... Maar Jans schudde het grijze hoofd, toen hij het ophief van het verstilde hart, en in zijn ogen stond de zekerheid.

Egbert was dood. Na deze korte val van het koren was zijn leven geeindigd. Nu lag hij roerloos op de deel, waarop hij zo veelvuldig had gelopen, waarop hij regelmatig de roggekorrel had losgeklopt uit de aren.... Zo lag daar nu zijn lichaam als een lege aar....

Zwijgend zag Albert op naar Stina. Vreemd verwrongen was haar gezicht, alsof de uitgang naar het volledig verdriet versperd was. Zij snikte even, ze barstte niet in een onstuimig schreien los.

Over de wangen van de oude knecht gleden traag enkele tranen. Hij richtte zich moeizaam op van de deel en zei toen dof, dat ze Egbert in de keuken zouden dragen. En zwijgend en eerbiedig brachten zij hem daarheen. Stina stutte daarbij zijn hoofd.

Daarna werden de buren gewaarschuwd, zoals de gewoonte dat vroeg. Zonder verwijl liepen zij weg uit hun morgenwerk en kwamen snel, onthutst. Ook zij moesten tijd hebben om de ontzettende gebeurtenis te verwerken; als overrompelden stonden ze bijeen, vragend, verward. Ze zagen het aan, ze wezen elkander op de plaats, waar hij gevallen was. En een

[pagina 116]
[p. 116]

enkele zei in zijn verbijstering, dat hij hem kort tevoren nog had horen praten.

Daarna doet men zijn plicht, de buren en de familie uit het dorp. Men besteedt zijn zorg aan de dode. Men staat elkander bij in vreugd en rouw. Oortwijn en Kamping beklimmen de ladder naar de hilde. Albert, die tegen de kozijnstijl van de zijdeur leunt, begrijpt, wat ze gaan doen. Ze gaan de eiken huishoudplanken halen, het hout dat voor de kist bestemd is, dat voor dit doel reeds lang geleden opzij gelegd werd. En meteen staat voor zijn geest die dag, dat hij naast Marchien op diezelfde stapel zat, lachend en gekheid makend. Toen was alles zo vreugdevol, toen dacht hij niet eens aan het droevig doel van dit hout....

Hij zucht en wendt zich af. Hij dwaalt verwezen door de uren van deze zwarte dag. Hij zit een tijdlang in de wagenschuur en schreit, want hij beseft, dat zijn vader hier nooit meer komen zal, dat die nooit meer een wagen naar buiten zal trekken, nooit meer de paarden zal aanspannen, om naar het land te rijden. Dat heeft hij voor de laatste maal gedaan. Aanstonds zullen de paarden van de buren hem op een wagen wegbrengen, het erf af - naar het graf.... Zijn krachtige en toch goedmoedige roep, waarmee hij eigen paarden tot aanzetten bewoog, zal nu nooit meer klinken.... Zijn mond zwijgt en zijn hand ligt stil. Daar liggen nooit meer de leidsels in, die zaait nooit meer het zaad.... De stille hand, de stille mond.... Het einde van een goedheid en een kracht, die Albert nu opeens in volle grootheid ziet....

Het is voorbij. Hij ligt roerloos onder het oude dak. Men maakt hem gereed voor het graf....

En Albert gaat vermoeid en doelloos langs de dingen en de plaatsen, die door zijn vaders hand en voet voorgoed verlaten zijn. De ploeg, de eg, het paardetuig, de stallen.... en de zeis.... Die neemt hij nooit meer in zijn hand - de maaier is geveld. En huis en erf, en alles wat daarbij behoort, is triest en grauw geworden.

Hier, op het bonte baanderstraatje, staat Albert nu alleen. Nooit zal zijn vader meer naast hem staan, nooit zal diens hartelijke lach meer klinken, nooit meer zal hij diens warme woorden horen, over het werk en het gewas, over de vruchtbaarheid van een seizoen.... Die goede stem, die opklonk in het klaterende zomerlicht en zacht werd in de avondschemer.... Schemerig is nu alles, verlaten en kil....

Hij staat daar maar en mijmert. Hij staart over het eenzame erf. En als hij zich eindelijk lusteloos afwendt, glijden zijn ogen weer over het eenzaam geworden huis, waar elke steen en elke stijl vertrouwd is en vol zwijgend leven. Ze glijden moe langs alle dingen. Ze blijven even rusten op de letters in de baanderstijl, woorden die daar eenmaal door de hand van een onbekende werden ingekerfd en die hij al zo dikwijls heeft gelezen. Oude woorden, vervaagd door de invloed van tijd en weer:

[pagina 117]
[p. 117]


illustratie

‘God wil dat huys bewaren’.

Dat huis....

‘Men hecht er aan.’

De laatste woorden, die hij van zijn vader hoorde.

 

In de schemering staat ineens Jans naast hem en vraagt met zachte stem, of hij het de bijen niet melden moet. En veelbetekenend ziet hij hem daarbij aan.

Maar Albert haalt de schouders op.

‘Och, waar zou 't goed voor wezen? Is dat nodig?’

‘Mij dunkt van wel,’ antwoordt de oude man. ‘Dat is 't ouwe gebruuk.’

Albert ziet de noodzaak van de voorgestelde handeling niet in. Even bedenkt hij, dat zijn vader er misschien wel om lachen zou, zoals die lachte om veel dingen, die Jans in waarde hield.

‘Och,’ zegt hij nog eens, ‘al die gebruken, Jans.... wat heeft 't voor zin?.... Wat begriept die dierties d'r van?....’

‘Dat weet wij niet. Waarom wordt zulks dan daan?’

Albert haalt nogmaals de schouders op. Hij weet, dat Jans hardnekkig vasthoudt aan voorschriften, die hij erfde van zijn volk. Ze mogen zinloos zijn in de ogen van een ander, hij houdt ze in waarde, want de ouden hebben deze dingen gezegd en gedaan en bij de ouden heeft grotere wijsheid berust.

Jans volgt hun spoor. Wanneer hij merkt, dat Albert de melding waardeloos acht, gaat hij zelf.

In de zware avondschemer begeeft hij zich naar de bijenstal. Dan bukt hij zich en klopt op elke korf, en meldt het volk dat hun baas is gestorven.

Wie zegt, dat dit niet is verstaan? Wie heeft elk geheim doorgrond? Zoals de schemering de verten verbergt, zo zal er veel verborgen blijven voor het hart. Maar wat de ouden voelden, zullen hun volgelingen niet veronachtzamen....

Zwaar peinzend keert hij naar het oude huis terug. Hij heeft zijn plicht gedaan. De bijen weten nu, wat ramp hen allen trof....

 

De buren hebben de sombere boodschap aan de familie gebracht en op de dag van de begrafenis is men gekomen, bloedverwanten uit de omgeving en uit verder gelegen plaatsen in het Oude Landschap. Uit véle plaatsen komen zij, want Heuvings stam is wijd verspreid.

De kist wordt op de baar geplaatst en door acht buren over de deel gedragen, naar de wagen, die voor de baander wacht.

[pagina 118]
[p. 118]

De paarden zetten aan.

Twee aan twee volgt het volk.

Egbert Heuving wordt naar het graf gebracht.

 

De torenklokken hebben bonzend geluid. De kist is neergelaten. De aarde heeft de dode overdekt. De levenden zijn naar de kerk gegaan. En in de stilte heeft het woord geklonken, dat de dominee voorlas uit de Bijbel - het woord waar hij vervolgens over spreekt. Het is een gedeelte uit 1 Korinthe 15. Over de opstanding der doden.

‘Het lichaam wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt opgewekt in onverderfelijkheid; het wordt gezaaid in oneer, het wordt opgewekt in heerlijkheid; het wordt gezaaid in zwakheid, het wordt opgewekt in kracht.’

Ja, die gelooft in Christus, die zal deel hebben aan grote heerlijkheid.

Albert voelt de troost, die er uitgaat van Gods Woord.

 

‘Het lichaam wordt gezaaid....’

Die avond, in de stilte, laat, neemt Albert de Bijbel van de schouw en legt hem voor zich op de tafel. En achter in het oude Boek schrijft hij, naar oud gebruik, onder het handschrift van zijn voorgeslacht, de woorden van de tekst, waarover dominee gesproken heeft.

Daarna zit hij een tijdlang te mijmeren.

De hand, die de voorgaande regel schreef, was zijn vaders hand.

De tekst, die daar staat opgetekend, werd uitgesproken toen Zwaantien Kamps begraven werd, Zwaantien - de moeder van Albert.

 

Het blijft stil in het oude huis, ook na de begrafenis, alsof de dode duizend geluiden meegevoerd heeft in het graf, alsof het niet alleen zijn eigen stem was, die nu voorgoed is verstomd. De stemmen der anderen zijn verdoft en het gerucht van hun werkzaamheid schijnt aan klank te hebben ingeboet. De klatering van Egberts leven is vergaan. Hij was als de wind, die Heuvings eiken beweegt en ruisen doet, hij bracht vrolijkheid en vaart onder zijn huisgenoten. Nu hij rust bij de toren, nu wordt dat duidelijk.

Nu zitten ze in de avonden stil bijeen, ze staren veel in de vlammen van het vuur en ze praten weinig.

‘'t Kon wel eens vriezen willen vannacht,’ zegt oude Jans en Albert knikt daarop.

Was Egbert er geweest, dan zou er nu geen stilte zijn ontstaan. Dan had er vermoedelijk na korte tijd een lach geklonken en misschien had Jans daarop iets uit vroeger jaren verteld. Nu is er slechts de stilte, die vertelt van een leven, dat geëindigd is. Egbert rust in het graf, in de hof bij de toren, de plaats waarheen zijn vader is gebracht, de verzamelplaats der ge-

[pagina 119]
[p. 119]

slachten. Daar komen ze bijeen, maar pas dan wanneer hun stemmen zwijgen en geen geheim kan worden overgedragen van mond tot mond....

 

Hoe goed is het, dat Albert Marchien heeft, dat hij naar haar toe kan gaan. Haar waarde schijnt verdubbeld te zijn. Marchien - hij voert de stilte uit zijn huis mee in het huis van haar. Maar zij begrijpt hem zo wondergoed. Trouwens, ook van Jans en Stina ondervindt hij veel steun in deze zware tijd. Ze overleggen, wat ze hebben te doen. Ze zijn het er over eens, dat er hulp moet komen, dat er een werkkracht in Egberts plaats moet treden. Er moet een knecht bij komen. En er wordt werk van gemaakt. Ze hebben geluk, ze slagen uitstekend. Het is een zekere Gerrit Kraal, uit de buurt van Elp, een flinke jongkerel, die van aanpakken weet. Hij heeft bij Marchien in de klas gezeten, zij kent hem goed en het is dan ook door bemiddeling van haar en van haar volk, dat Heuvings volk hem krijgt als knecht.

Zo kan het werk weer voortgaan in het huis en op het land. Huis en land - het werd alles uit Egberts handen genomen en in de handen van zijn zoon gelegd. Hij, die het los moest laten, heeft steeds met blijmoedige zorgvuldigheid gewerkt en gewaakt voor dit bezit - en zou hij, die zijn vader verving, ook niet diens zorgvuldigheid vervangen, al is het nog onmogelijk om daarbij zo blijmoedig te zijn?

Ontroerd heeft Albert het erfgoed overgenomen. Het is nu aan hem toevertrouwd.

Toen hij een kind was, is het wel eens gebeurd, dat zijn vader een dag afwezig was en dat aan hèm dan de zorg voor het een of ander was opgedragen. Dan stelde hij er een eer in, om die opdracht te vervullen, zo goed, ja beter nog dan zijn vader van hem verwachtte. Nu is hij volwassen, maar hij verricht zijn werk in deze dagen soms, alsof hij nog een kind is, alsof hij nog op vader wacht, vader, die zijn werk zal keuren, wanneer hij weergekomen is....

Het valt in de eerste tijd soms moeilijk, om volkomen in de werkelijkheid te staan, om er steeds klaar van doordrongen te zijn, dat vader niet weer door de baander treedt, niet weer over de deel zal gaan, niet weer vragen zal naar het werk....

Maar als de dagen voortgaan, wordt Albert gewaar, dat men aan alle dingen went, ook aan de grootste leegten. Hij doet zijn vaders werk en hij overlegt daarbij veel met Jans. Die zwakkere man is de sterke stut, die hem steunt in de rug. Jans kent beter de maatgang van het werk, hij heeft meer ondervinding. Hij weet, hoe er gehandeld dient te worden in deze en die omstandigheid en Albert regelt zich dankbaar naar zijn aanwijzingen. Behalve wanneer het een van Jans z'n zonderlinge beschouwingen betreft, zijn bijgelovigheid. Daar stoort hij zich niet aan, zomin als zijn vader dat deed. Daar lacht hij wat om - zoals zijn vader placht te doen.

[pagina 120]
[p. 120]

Was dat ongeluk met zijn vader niet gebeurd, dan zouden ze natuurlijk een bruiloftsfeest gevierd hebben - nu trouwen ze aanstonds zonder vertoon. En Stina en Willem eveneens.

In weemoedige stemming rijdt Albert voor het laatst door de nachtelijke heide naar huis. De trouwdag is nu heel dichtbij.

Het is voorjaar, maar de lucht is zoel als in de zomer.

Een wulp roept zacht achter de Schattenberg. De sterren zijn bijna verborgen achter een wolkenwaas.

Als hij het oude huis genaderd is, ruikt hij de bloei der perebomen. De geur zweeft door de nacht. De witte bloemen lichten op, tegen het donker van het huis.

Er is een leegte in dat huis.

Maar straks wordt die gevuld.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken