Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Heuvings haardstee (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Heuvings haardstee
Afbeelding van Heuvings haardsteeToon afbeelding van titelpagina van Heuvings haardstee

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.69 MB)

Scans (83.48 MB)

XML (0.53 MB)

tekstbestand






Illustrator

Anton Pieck



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Heuvings haardstee

(1950)–Johan Hidding–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 111]
[p. 111]

[Hoofdstuk 12]

Dit is dus voor elkaar!

Stormachtig snel jaagt Albert terug, na dit zo goed geslaagd bezoek. Zijn gedachten zijn er vol van. En tevens, van dat, wat hem uit de toekomst tegenlacht. Een nieuw punt op het pad is gepasseerd. Hij jaagt door de heide, hij jaagt naar huis. En na verloop van tijd zal Marchien daar ook komen. Ze trekken op de trouwdag los. Wat kan een mens gelukkig zijn. Rieks Reinds vindt zijn geluk op een andere manier. Die vindt het in de drank. Als Albert de volgende avond door het dorp komt, hoort hij ineens de stem van Rieks. Hij praat opgewonden met dikke Evert Oortwijn. Hij is die morgen met paard en wagen naar de markt gereden en nu is hij terug - maar zonder wagen. Nee, die heeft hij niet verkocht, kun je begrijpen, nee, die is hij onderweg kwijtgeraakt. Ergens in 't veld. Ja kerel. Ergens in 't veld. Hij weet niet krek meer wáár. Hij is eerst dwars door een dikke heg gereden. Een heg, zo dicht, dat er geen kat en geen konijn doorheen konden - maar híj heeft het klaargespeeld! Dwars er doorheen! Met paard en wagen! Maar verderop is hij de wagen kwijtgeraakt. Ergens in 't veld - hij weet niet krek meer wáár! Hij heeft gereden - bar! Op een gegeven ogenblik, daar bleef de wagen achter. Die kon niet meer meekomen. Die bleef daar staan, met de dissel steil omhoog.... Ergens in 't veld. Hij weet niet krek meer wáár. Maar híj is toch in elk geval weer thuisgekomen. Met 't losse paard. Kerel, hij is er dwars doorheen gegaan. Och, wat een heg!....

‘Ja, dat doen ze je allemaal niet na,’ zegt Evert droog, en Albert beaamt dat meesmuilend in stilte. Het gaat met Rieks een rare koers uit. Hij is een slaaf van de drank.

Een slaaf is ook Marissen Scholtemeier - maar dan van zijn zuster. Hij wacht maar af, wat zij beslissen zal. Hij hoopt maar op een gunstig besluit. Hij laat zijn recht niet gelden. Ja, het is toch àl te gek. Albert krijgt er geen hoogte van. En Willem Kamping evenmin. En ze zijn het er roerend over eens, dat Annechien dit allerminst verdiend heeft.

‘Jonge, Marissen,’ zegt Albert op een morgen, als de scheper voorbijkomt, ‘hoe wordt dat toch met je?’

[pagina 112]
[p. 112]

‘Met mij?’

‘Ja, met jè en Annechien. Hoe zit dat toch met je zuster?....’

‘Ja.... och.... die is nog wat weigerachtig....’

‘En dat zal ze blieven òk! Wat ik je zeg!’

‘Och, dat weet ik niet....’

‘Ik wel! Ik voorspel 't je. Ze heeft al lang begrepen, dat ie niet doorzet. Ze houdt je klein, mien jonge!’

‘Och nee, Albert.... ik geloof, dat 't wat metvalt.’

‘Voor háár. Ja. Niet voor jè. Tenminste - as ie zo doorsukkelt.’

‘Och, wie zal dat nou zeggen?’

‘Ik - en iedereen. En d'r wordt nog wel méér zegd ook, Marissen. Misschien heb ie dat nog niet hoord....’

‘Wat bedoel ie?....’

‘Dat de mensen 't er over hebt, om er een andere mouw an te passen. Om met mekaar je zakien op poten te zetten. Het wordt te bar - dat zegt ze. En as ie niet doorzet, dan doet anderen 't aanstonds - dat zegt ze óók! Dan zal 't volk wel zorgen, dat je zuster makker wordt. Ie begriept 't misschien wel.’

Jawel. Marissen heeft het wel begrepen. Het volk zal zich er mee bemoeien - tenzij hijzelf doortastendheid toont. Het volk zal ingrijpen - maar dat is zijn eer te na! Het volk maait zijn rogge. Dat is regel. Dat is recht. Omdat hij scheper is. Omdat hij voor de schapen der gemeenschap zorgt, zorgt de gemeenschap voor zijn oogst. Maar als zij ook zich híéraan wijden wil, dan houdt dat schande in, voor zijn zuster - en evengoed voor hem. Dan wordt zijn halfheid aan de kaak gesteld....

De hele dag op de heide blijven zijn gedachten bij dit ene dreigende feit. Hij zal zijn zuster er van op de hoogte brengen, dat de dorpsgenoten maatregelen willen treffen. Hij hoopt haar daarmee klein te krijgen.

‘Mij dunkt,’ zegt hij die avond, ‘wij hebt nou lang genoeg geduld had, ik en Annechien.’

‘Wàt Annechien,’ valt zijn zuster vinnig in. ‘D'r bint er zoveel!’

‘Praterij van niks, Janna. Ik bin d'r zat van!’

‘Van Annechien? Gelukkig!’

‘Janna - nou is 't oet!’

‘Met Annechien? Gelukkig!’

‘Ie weet, wat ik bedoel! En ik dacht, dat ie d'r nou wel eens een keer wat anders over zouden denken....’

‘O. En waarom?’

‘Omdat ze d'r allemáál anders over denkt!’

‘Wie allemaal?....’

‘Hier 't volk.’

‘Wat? 't Volk? Loop ie te klagen?’

‘Ie bint niet wies!’

[pagina 113]
[p. 113]

‘Ie zeker wèl!’

‘Janna,’ zegt hij beheerst, ‘ik zal je vertellen, wat of ze tegen mij zegd hebt. Ze hebt tegen mij zegd, dat ze zich er met bemoeien wilden, as dat zo door moest gaan. Nou hoor ie 't. En as je dat nou mooi toe liekt, om 't hele dorp op 't dak te kriegen....’

Daar barst ze los. Ze is woedend. Woedend op alles, op Marissen en Annechien en het volk, het volk dat overal de neus in steekt, dat zich schamen moest, dat een ander de wetten stelt. 't Is een schandaal!

‘Ja,’ zegt Marissen. ‘Dat is 't. 't Is een schandaal, zoals ie te keer gaat. En wie wil een ander de wetten stellen?’

Zij blijft doorgaan, totdat ze plotseling in snikken uitbreekt. Nou zullen ze daarstraks Annechien bij haar indrukken, een wildvreemd wicht. En zij moet het maar toelaten, zij zal er machteloos tegenover staan.... Begrijpt Marissen niet, wat hij haar aandoet? Begrijpt hij dan helemaal niet, wat het voor haar betekent?....

‘Ja, best!’ Hij zegt het ijzig.

 

Janna Scholtemeier weet nu, dat het volk aanstalten maakt om in te grijpen. En hoewel ze niet weet, wat dat precies inhoudt, beseft ze best dat het voor haar allesbehalve aangenaam zal zijn. Op alle mogelijke manieren zal haar het leven zuur worden gemaakt. Dat moet voorkomen worden. Bovendien wil ze niet graag doorgaan voor een feeks en daar draait het op uit. De omstandigheden dwingen haar met geweld om bij te zwenken. Laat Annechien dan maar komen....

Er wordt nog overwogen, het huis te doen verbouwen, zodat de één de ander uit de weg kan blijven, maar de ruimte leent zich daar bijster slecht voor, de bezwaren zijn te groot.

Als Janna nu op een visite is en er wordt gepraat over het feit dat Marissen trouwen gaat, dan zegt zij, dat het eindelijk zo ver is, ja. Dat ze er eerst nogal wat over geredeneerd hebben, Marissen en zij, hoe ze het best zouden kunnen handelen: alles zo laten of een beetje verbouwen, hè? Maar dan werd het toch, goed beschouwd, een prutserij van niks, nietwaar? En daarom hebben ze maar besloten, om het bij het oude te laten, dat bracht ook geen onkosten mee, dat scheelde ook nog weer. Marissen achtte dat tenslotte ook het beste.

Zo veegt zij haar paadje schoon. Haar tong is een beste bezem. Maar wie zal verzekeren, dat die bezem zich in de toekomst nooit tegen Annechien zal keren? Bepaald aanlokkelijk staat het er voor het wicht niet voor.... Maar Annechien wil het beste hopen.

Zelf zorgt zij ondertussen voor een opvolgster. Een jongere zuster van haar, Fennechien, die in Brummelo dient, heeft ze warm weten te maken voor Heuvings huis. Dit schijnt een stee te zijn die goed bevalt en dat staat Egbert reusachtig aan.

[pagina 114]
[p. 114]

En dat Albert gaat trouwen eveneens. Hij is blij met de jongen.

En hij is blij met Stina. Dat ook die het zo best getroffen heeft.

Het ligt in de bedoeling, dat zij en Willem trouwen zullen kort na de andere twee. Zij trekt bij Kamping in. Zij blijft dicht in de buurt. Ook dat is iets, waar Egbert blij om is, want hij beschouwt haar haast als een dochter. Zij is zo lang bij hem in huis geweest.

‘Stina zal 't eerst wel vreemd vinden, als zij hier niet meer woont,’ zegt hij op een keer, wanneer hij met Albert op de deel is en aanstalten maakt voor het morgendorsen.

‘Dat denk ik ook. Nou, ik zou 't niet graag willen, oet hoes.’

‘Men hecht er an,’ zegt Egbert, terwijl hij de ladder opgaat naar het koren. En tijdens het neerwerpen van de garven op de dorsvloer denkt hij nog eens terug aan de tijd dat Stina hier kwam, de tijd dat zijn vrouw nog leefde.... Zoals zijn handen telkens weer een nieuwe schoof aanvatten van de opgetaste voorraad, zo vatten zijn gedachten telkens een herinnering.... Ze glijden langs de dagen van zijn groot geluk, een bloei, kortstondig als de bloesemtijd der bomen.... Het is te hopen, dat Albert z'n vrouw langer mag houden dan hij. Zwaantien.... als zij dit eens beleefd had.... wat zou ze blij geweest zijn....

Ineens - hij slaat zijn handen uit, ze grijpen mis.... Hij stort omlaag.... De lucht suist - dan....

Als Albert toegeschoten is, vindt hij zijn vader dood op de harde deel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken