Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Liefde in het oude landschap (ca. 1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Liefde in het oude landschap
Afbeelding van Liefde in het oude landschapToon afbeelding van titelpagina van Liefde in het oude landschap

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.16 MB)

Scans (106.70 MB)

XML (0.48 MB)

tekstbestand






Illustrator

J. de Vries



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Liefde in het oude landschap

(ca. 1946)–Johan Hidding–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Tiende hoofdstuk

TOT nu toe had geen mens in Koba's hart gezien.

In de nacht na deze overweldigende avond, gaat zij haar leven tot op heden na, haar leven bij een moeder, die geen vertrouwen vroeg en een vader, die geen vertrouwen waard was, omdat hij geen enkel recht op haar deed gelden.

Toen ze, als schoolmeisje, voor het eerst gewaar werd, dat haar toekomst al in kannen en kruiken was, drong de betekenis daarvan niet dadelijk volledig tot haar door. Wel kreeg ze sinds die dag een angstig gevoel, zovaak ze Arnold zag. Speelde ze met haar vriendinnen op straat, terwijl hij naderde, dan schuifelde ze ongemerkt wat achteruit, en was ze alleen, dan probeerde ze zich bijtijds te verstoppen. Kwam hij eens een keer bij haar ouders wanneer zij toevallig thuis was, dan sloop ze haastig naar buiten, om veiligheid te zoeken bij de vriendin, die het verst van haar af woonde.

Zo ging ze hem jaren uit de weg. Maar terwijl haar vriendinnen zo groot werden, dat ze vrijwel ongehinderd haar gang konden gaan, was voor haar elke beweging beperkt. Arnold stond steeds dreigend op de achtergrond en wachtte nog slechts op het sein van haar moeder.

Dat sein kwam op haar zeventiende verjaardag. Ze zaten 's avonds met z'n allen in de keuken, zij in haar nieuwe jurk, die ze die dag gekregen had en die ze op aanraden van haar moeder had aangetrokken - en toen ze daar dan zo zaten, kwam Arnold er in. Hij stapte op haar toe en feliciteerde haar. Met keek ze verwezen naar de gouden broche, die in haar hand lag, een prachtige broche, veel en veel mooier dan die, welke ze van haar grootmoeder had geërfd en tot nu toe 's Zondags gedragen. Ze wist zo gauw niet, wat ze zeggen moest, zo verwarde haar dit alles.

‘Nou?’ vroeg haar moeder eindelijk, met onderdrukte ergernis in de stem, ‘wat zeg ie wel van Arnold zien presentien?’

Ze opende haar mond - op hetzelfde ogenblik nam Arnold het sieraad en speldde het haar op de borst. Ze liet het toe, al moest ze zich inspannen om niet te rillen...

‘Dat kleurt merakel mooi bij de jurk,’ hoorde ze haar moeder stuntelig loven.

‘Ja, merakel,’ stemde Griet willig mee in.

De ogen prikten op haar borst, ze voelde, dat ze bloosde en durfde niet opzien. Maar de vloer kwam onder haar in beweging, ze werd draaierig en zo naar, dat ze zich omkeerde en langzaam naar de deur liep. Ze liep zo langzaam, om haar duizeligheid te verbergen.

[pagina 83]
[p. 83]

Hij hoefde niet te zien, dat ze helemaal van streek was, dat ze een gevoel had alsof ze zou stikken en snakte naar lucht...

Ze leunde tegen de kozijnstijl van de openstaande zijdeur en ademde in de voorjaarsavond. Nu was het dus zover gekomen, nu werd ze opgeëist... Lang had ze het teruggeduwd; wanneer ze vroeger touwtje sprong en haar vriendinnen wezen haar plagerig, of met een zeker ontzag, op Arnold die voorbijging, dan was het toch ook altijd juist weer dat voorbijgaan, dat haar min of meer gerust stelde... En ook later nog, toen diezelfde vriendinnen haar eerste vrijerijtjes hadden, iets waar zij buiten stond, omdat zij reeds aan Arnold was verzegd, had zij zich zelf nog wel eens proberen te troosten, door zich voor te houden, dat het immers nog niet zover was, dat hij toch in ieder geval wachten moest op het sein...

Nu was dat sein gegeven... Toen ze zich omdraaide, omdat ze gerucht vernam, stond haar moeder met een duister gezicht in de keukendeur en beduidde haar, dat ze binnen verwacht werd.

Ze kwam - wat moest ze anders? Ze ging weer zitten op haar stoel; naast haar zat de dampende en pratende Arnold, maar de zin van zijn woorden drong niet tot haar door. Slechts van één ding was ze zich helder bewust: dat ze nu de verschrikkelijke avond beleefde, die ze steeds in stilte als iets onafwendbaars had gevreesd...

Toen ze een poosje later mee opstond, om een wandeling te maken, had ze nog geen vijf woorden gezegd.

Het was nog gelukkig, dat ze niet met hem door het dorp hoefde; ze sloegen de landweg in, die langs de akkers naar de weiden leidde en de enige dien ze ontmoetten was haar oom. Jan Nanning had zeker zijn mooie haver eens bekeken, zijn gezicht stond zo opgeruimd. Maar toen hij zag wie hem daar tegenkwamen, trok er plotseling een rij rimpels boven zijn ogen. Hij zei somber goeie avond en toen ze hem een eind voorbij waren, voelde zij, dat hij hen nakeek. En wat hij daarbij dacht voelde zij ook, want zij had hem eens, een paar jaar geleden, haar moeder de les horen lezen over Arnold. Uit wat zij toen opgevangen had, wist ze met zekerheid, dat hij haar beklaagde. En dat hij niet de enige was die er zo over dacht, had zij daarna meer dan eens vernomen...

Ze schrok op, doordat het ineens zo stil werd om haar heen. Arnold moest een tijdlang gepraat hebben, ze had er niets van gehoord, maar nu hij zweeg suisde de stilte in haar oren. Nu voelde ze ook ineens weer zijn knellende arm, die haar vasthield alsof ze opgebracht werd. Er kwam een slapte in haar benen, die haar deed struikelen op het oneffen pad, maar zijn arm greep haar nog hechter vast en hield haar overeind.

Hij vroeg - op zijn misselijke overdreven manier - of ze misschien vermoeid raakte en stond meteen stil.

Ze zwegen beiden. Alleen het zwakke zuchten van de wind was er en heel in de verte telkens een vogelkreet. Toen, tussen twee kreten in, kuste hij haar...

Het kwam te snel, te onverwachts, om hem af te weren. Haar hart bonsde zwaar en ze begon te gloeien... Een hevige woede was plotseling opgestaan...

[pagina 84]
[p. 84]

En toen hij haar weer kussen wilde, sloeg ze hem op de mond. Ze keerde zich om en liep rustig terug naar het dorp.

Het was geen natuurlijke rust, het was wat onbegrijpelijks. Maar op dat ogenblik wist ze, dat haar angst voor hem nu voor altijd was veranderd in verachting.

Ze keek niet om. Ook niet, toen ze de broche losmaakte en in het drabbige veenwater keilde, bezijden de weg.

Toen ze de keuken weer binnenkwam, zonder Arnold en zonder broche, werd het verontrustend stil. Dreigend riep haar moeder haar ter verantwoording; wat was er gebeurd?

Ze voelde zich klein worden; een meisje van zeventien jaar, dat zich te verdedigen had tegen een statige strenge moeder...

Ze had grote moeite, om haar zenuwen de baas te blijven, maar het gelukte en uiterlijk kalm vertelde ze, dat ze bij Arnold was weggelopen en zijn speldje lag in het veen. Zij had een hekel aan hem, dus ook aan zijn presentje. Zij begeerde dat niet te dragen...

Toen... ze hoorde slechts de eerste woedende woorden van haar moeder aan, ze ging meteen de deur uit, naar de kamer waar de bedstee was van haar en Griet. Toen die na verloop van tijd bij haar kwam, hield ze zich slapende, met haar gezicht naar de achterwand gewend. Haar zuster hoefde niet te weten, dat ze geschreid had, want die begreep haar toch niet. Dat die tien minuten later reeds rustig slapen kon, was daarvoor het beste bewijs...

De enige die hier in huis op haar hand was, die begrijpen moest wat het voor haar betekende, was Koop. Die had vanavond, toen Arnold er zat, soms net gekeken als Jan Nanning. Maar er over praten had ze ook met hem nooit gedaan. Wat zou hij, als jongen, beginnen tegen de plannen waartegen niemand iets uitrichten kon...

Niemand? Maar wat had zijzelf dan gedaan deze avond? Zij had zich toch verzet? Kon zij zich dan in de toekomst niet blijven verzetten?...

Zij dacht daar lang over na. Haar moeder had haar aan Arnold toegezegd, onder beding dat hij er voor zou zorgen, dat zij later doktersmevrouw werd. Zo was het toch eigenlijk?...

Maar als zij nu een hekel aan hem had, was zij dan toch verplicht om hem te nemen, omdat haar moeder dat nu eenmaal zo bedisseld had en er al zoveel geld had ingestoken? Zij had toch om zo'n voorbarige verzorging nooit gevraagd?

Welnu...

Die nacht sliep zij in, met het vaste voornemen om nooit toe te geven. Zij zou zich blijven verzetten, zij had het recht daartoe!

Maar haar moeder mocht dan de volgende morgen al wat gekalmeerd zijn, niettemin gaf ze haar wel eventjes uitdrukkelijk te verstaan, dat ze geen verdere tegenwerking verwachtte. Ze had wel vaker gemerkt, dat zìj er tussenuit kneep, zodra Arnold zich maar even liet zien, maar nu hij uitsluitend kwam voor haar, nu moest het uit zijn met die kunsten. Zij was toch geen klein kind meer, ze kon nu toch zo langzamerhand wel begrijpen wat de bedoeling was...

Die begreep ze ook wel, ze begreep best, dat de bedoeling van haar moeder goed was en ook, dat het sneu voor haar moest wezen,

[pagina 85]
[p. 85]

dat die niet meer gewaardeerd werd, maar werkelijk, ze kon niet anders. Ze stelde er geen prijs op. Ze hield nu eenmaal niet van Arnold...

Apekool! Stel je voor, zij hield niet van Arnold...

Nee. En ze nam hem niet tegen haar zin. Dat deed ze niet, nooit!

Wel, nu nog mooier. Wat had ze op dien jongen tegen, dat ze dadelijk zo onzinnig tekeer ging. Het was een knappe jongen en hij leerde voor dokter - Griet moest maar eens in haar schoenen staan, die zou zich niet lang bedenken!

Best mogelijk, maar zìj had een hekel aan hem!

Van zoveel vastbeslotenheid stond haar moeder toch een ogenblik versteld. Of ze dan misschien een ander op het oog had, vroeg ze argwanend.

Nee.

Niet? Nou, wat deed ze dan zo'n kabaal te maken. Alles moest toch zeker eerst even wennen...

Kon wel zo wezen, maar aan Arnold wende ze nooit. Ze mocht hem voor haar ogen niet zien en ze dacht er niet aan, hem te nemen!

Haar moeder keek haar nog eens aan, met een tikje goed nagemaakte meewarigheid in de ogen en alsof ze het verder niet de moeite waard vond, er nog meer woorden om vuil te maken, besloot ze met een hoofdgebaar van: praatjes - en daar bleef het bij.

Daar is het al die jaren bij gebleven. Zij stond op haar stuk, maar ook haar moeder hield haar eindje vast - en Arnold zat in het schuitje. Die meende allicht, net als haar moeder, dat ze op de duur stellig bijdraaien zou. Van die slag op de mond repte hij nooit, die was hij naar het scheen vergeten.

Alsof dat kon, alsof die slag niet voorgoed over alles had beslist... Dat hij daar nooit meer op terug kwam, maar zelfs deed of er niets was voorgevallen, was voor haar het overtuigendst bewijs, dat hij geen greintje eergevoel bezat...

Trouwens, dat bewees ook wel zijn minder fraai gedrag daarginds. Daar lekte wel eens wat van uit en haar moeder gaf hem dan ook wel eens de wind van voren - maar nooit waar zìj bij was. Dat was immers nergens goed voor?...

O, ze kon zich zonder moeite die hele sluwe omzichtige gedachtengang van haar moeder voorstellen. Hoe minder zij van Arnolds fouten wist, hoe eerder zij zou bijdraaien. Want bijdraaien deed ze vast; het kwam allemaal wel voor mekaar. Jonge mensen waren nu eenmaal een beetje wispelturig, maar al moesten ze daarvoor zo nu en dan eens op de vingers getikt worden, mettertijd kwam dat best terecht. Zo goed als de één het tot dokter zou brengen, zou de ander zover komen dat ze graag zijn vrouw zou willen zijn...

Zo, op die manier, moest haar moeder wel denken, anders zou ze immers nooit toegestaan hebben, dat Griet verkering aanknoopte met een boerenjongen uit Brummelo? Eerder had ze de ene dochter door de andere laten vervangen, dan het risico te nemen, dat Arnold geen van beide kreeg...

Er was geen risico! Het kwam wel goed!

Zij wist intussen wel beter. Het zou nooit in orde komen! Zovaak

[pagina 86]
[p. 86]

zij, tijdens een bezoek van Arnold, door haar moeder schijnbaar toevallig een poosje met hem alleen gelaten werd, voelde ze grif dezelfde afkeer weer van vorige malen. Soms kon die zo erg worden, dat ze naar de pomp moest, om water te drinken. Als het dan weer wat afgezakt was, keerde ze naar de keuken terug, nam haar naai- of breiwerk weer op en zat weer als tevoren. Zei hij wat, dan antwoordde ze, maar uit zichzelf zou ze nooit een gesprek beginnen. En als ze voelde, dat hij naar een bepaald onderwerp toe praatte, zweeg ze, net zolang tot hij inzag, dat elke poging tot toenadering nog steeds even nutteloos was.

Zo hield ze steeds halsstarrig vol in haar verzet tegen Arnold en haar moeder. Ze toonde geen zwakheid; dat ze 's nachts wel eens stil lag te schreien, wisten ze niet. Maar God wist het - en altijd weer opnieuw bemoedigde Hij haar.

Toch, ondanks dit, kon alles soms ineens zo benauwend worden, dat ze het thuis niet langer uithield, dat ze weg moest tussen die voortdurende beklemming, die de lucht zwaar en het ademen moeilijk maakte. Dan ontvluchtte ze als het ware het huis, bracht ze de avond door bij haar oom en tante, aan de overkant, of bij een van haar vriendinnen. En wanneer ze daar dan zat en ze praatten gezellig, dan bracht dat vrije en ongedwongene van zo'n avond haar zelfs wel eens haar vroegere vrolijkheid terug; de goede zorgeloze uitbundigheid van haar kinderjaren. Maar als ze daarna thuis de keukendeur opende, was het alsof ze in een kelder kwam. Triester en killer dan ooit, leek haar na zo'n bezoek het leven...

En toen kwam Tijs. Hij kwam vragen om hulp voor Albert-Jan en zij beloofde hem, te zullen komen. Was het alleen om haar oudoom te gerieven, dat zij ging?

Zij weet wel beter; van het begin af heeft zij wel geweten, dat het meer nog was om Tijs...

Want dadelijk, die eerste avond al, toen hij bij zijn binnenkomen, tijdens die wegerij op de deel, meteen gemoedelijk begon mee te praten over de verschillende gewichten, waarbij hij dat van haar wat al te laag aansloeg, had zij zijn waarde zuiver getaxeerd.

Hoe dat mogelijk was, weet ze nog nooit; het ging onbewust en laat zich nog steeds evenmin beredeneren, als de afkeer die ze van meet af aan van Arnold had.

Zij ging naar Bentebarg en zette daar de zaak weer wat op poten. Ze moest met Albert-Jan optrekken als met een kind, maar kon het toch ook niet laten om Tijs een beetje te bemoederen.

En zo, geleidelijk aan, werd het haar duidelijk, dat hij was, zoals Arnold had moeten zijn... Was Arnold zo geweest, dan had zij van hem kunnen houden...

Ja, met zulke voorzichtige gedachten heeft ze zich nog een poosje gepaaid. Het was dwaasheid natuurlijk, het was al lang te laat om zo voorzichtig te zijn...

Waarom was ze anders in haar hart zo blij, toen ze hoorde dat hij bij haar oom Jan Nanning kwam?

Waarom ook wijzigde zich anders van lieverlede weer haar houding tegenover Arnold? Naarmate zij Tijs meer leerde kennen, kon zij hem moeilijker in haar nabijheid dulden. Ze ontweek hem weer.

[pagina 87]
[p. 87]

Tot nog toe was het louter haar onwil geweest, die hem in de weg stond. Nu had Tijs zich tussen hen gesteld.

Of hij dat wist? Soms meende ze wel iets te merken... Maar dan nog, al wist hij het - zou haar verhouding tot Arnold, ondanks haar duidelijk getoonde tegenzin, voor hem niet de grote belemmering zijn?... Niet licht werd op de dubbele wacht van Arnold en haar moeder een aanval gewaagd. En zijzelf, als meisje, mocht niet beginnen; een meisje mag immers nooit de eerste zijn?

Die onverbiddelijke wet maakte Tijs' nabijheid voor haar ondraaglijk. Hij woonde aan de overkant van de straat, ze zagen elkaar dagelijks - en toch waren ze onbereikbaar voor elkaar. Zij leefde in een ontoegankelijk land, een plaats waar hij niet komen kon.

En nu, vanavond, is hij toch gekomen...!

Vanavond heeft zij ervaren, dat er nog grote wonderen zijn!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken