Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Liefde in het oude landschap (ca. 1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Liefde in het oude landschap
Afbeelding van Liefde in het oude landschapToon afbeelding van titelpagina van Liefde in het oude landschap

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.16 MB)

Scans (106.70 MB)

XML (0.48 MB)

tekstbestand






Illustrator

J. de Vries



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Liefde in het oude landschap

(ca. 1946)–Johan Hidding–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Elfde hoofdstuk

EN hoe het nu verder gaan moet? Geen van beiden kan daar een antwoord op geven, zolang elke gelegenheid om te overleggen ontbreekt.

Ze kunnen elkaar groeten en vertellen hoe het weer is. En zelfs kunnen ze een keer een onopvallend praatje maken, als Tijs de heg knipt, op het tijdstip dat Koba met een zware karbies van de winkel komt, maar dat is dan ook de uiterste grens, waar het noodgedwongen bij moet blijven.

Maar eindelijk, na een paar martelend lange weken, komt er een kans. Jan Oosterveld en de vrouw zijn vijf en twintig jaar getrouwd; Martinus is een volle neef, dus moeten hij en Trui naar de bruiloft en ook Jan Nanning en Jeichien, als naaste buren. Maar die zijn in zulke gevallen altijd aangewezen op een oppasser, want een paar kleine kinderen alleen thuis te laten, dat is niet vertrouwd. En nu heeft Tijs wel bewezen, een heel geschikte kinderverzorger te zijn, maar Jeichien wil er toch liever geen gewoonte van maken, zolang het niet nodig is. Zolang Koba nog kan komen oppassen, is hij vrij van dat karweitje.

Nou, Koba komt met alle plezier. Prompt op tijd staat ze bij Jan Nanning in de keuken, waar Jeichien haar de nodige aanwijzingen geeft, wat koffiewater en fopspenen aangaat.

Tijs staat zijn pijp te stoppen.

‘Is Koop in huus?’ vraagt hij tussen Jeichiens geratel door.

‘Ja, die zit in de keuken.’

‘'k Wou maar, dat ik ook in huus blieven kon,’ bromt Jan Nanning. ‘Anders niet; ik ga altied geern naar 'n bruloft. Maar 't treft nou zo ongelukkig. Net in de bouw. Dan komt men liefst niet te veel slaap te kort. Men is al bliede, as men 's avonds ligt... Ik ben niet van plan, om laat weerom te gaan, vrouw... Jeichien! Ik zeg, wij gaat niet zo laat weerom.’

[pagina 88]
[p. 88]

‘Maar wij moet toch tot 't einde blieven...’

‘Ja, ku' j' begriepen! Ik zal daar tot 't einde blieven. Nergens voor nodig. Jan Oosterveld kan ook wel begriepen, dat mien pokkel niet van iezer is. Half elf op zien hoogst. Langer blieve wij niet uut. Dan wil Koba ook wel geern naar bedde.’

Ze openen de deur, terwijl Tijs, die intussen de brand in de pijp getrokken heeft, bezig is zijn pet te zoeken.

‘Nou, dan ga wij maar.’

De deur wordt gesloten en Tijs blijft even staan luisteren naar de stappen, die wegsterven over de deel. Als ook de baanderdeur gesloten is, wendt hij zich om naar Koba, om haar vraag, of hij zijn pet nog niet heeft, te beantwoorden met een ontmoedigd schudden van zijn hoofd en de berustende, maar lusteloos klinkende toevoeging: ‘Nou moet ik van nood wel in huus blieven’...

Hij trekt een stoel bij.

‘Maar hoe moet dat nou met Koop?’ bedenkt hij dan ineens hardop. ‘Die rekent natuurlijk dat ik hem gezelschap kom houden.’

‘Nee, daar rekent hij niet op.’

‘Hè?’

‘Hij weet er alles van,’ verklaart ze zacht.

‘Heb ie...’

Ze knikt.

‘Hij mocht het toch wel weten?’ vraagt ze schuchter, als hij blijft zwijgen.

En daarna, dringender: ‘Het kon ja geen kwaad?’

‘Och nee... dat denk ik ook niet... tenminste... Wat zee hij er van?

‘Hij keek vreemd op...’

‘Dat zal wel, maar ik vroeg, wat hij er van zee... Stond 't hem een betien an? Of...’

‘Heel best!’

‘Nou dan, daar ben 'k bliede om.’

‘Ik wist 't vooruut wel,’ zegt ze. ‘Ik kon wel voelen, hoe Koop d'r over dacht...’

‘Maar ie hòefden 't hem toch nog niet te vertellen?’

‘Ik wou 't zo graag...’ bekent ze haperend. Ze kijkt hem een beetje schuldbewust aan. ‘Mocht 't niet, Tijs?...’

‘Och wichien,’ zegt hij warm en trekt haar tegen zich aan. Hij begrijpt het zo goed. Het is haar grote vreugde, die ze onmogelijk voor zich houden kon, waarvan ze iemand deelgenoot moest maken.

Zij heeft haar hoofd tegen zijn schouder gelegd. Hij rilt van geluk en woelt met zijn hand door haar haren. Het is toch vreemd, mijmert hij, dat dat nu zo maar mag, dat hij die haren strelen mag en vrij tussen zijn vingers door laten glijden.

Maar mag het werkelijk wel? Ondanks alles doorflitst hem plotseling die lichte twijfelvraag... Speelt hij nu eigenlijk niet met het bezit van een ander?

Hij begint daar sterk over na te denken, zijn vingers liggen stil...

Maar alsof zij zijn gedachten raadt, perst ze ineens haar hoofd tegen zijn schouder, met zo'n onstuimigheid, dat het hem meteen

[pagina 89]
[p. 89]

weer volkomen en nu voorgoed duidelijk is: zij gééft zich - en dat heeft zij nooit tevoren gedaan.

 

Ook hij doet deze avond iets, wat hij nog nooit gedaan heeft. Hij laat haar het portret van zijn moeder zien.

Hij heeft daar nooit toe kunnen komen - nu is hij blij dat hij het doen kan, dat hij zijn moeder aan zijn meisje kan tonen.

Hoeveel lange grijze jaren liggen er tussen die twee? Nu, op dit ogenblik, beseft hij hoe groot de eenzaamheid geweest is, sinds hij zijn moeder verloor...

En toch heeft die schijnbaar doelloos lege tijd alleen gediend, om, een nieuw hart te vinden...

‘Hielden ie veel van haar?’ vraagt ze zacht.

Hij knikt en ziet haar niet aan, want hij weet, dat niet ieder zo'n antwoord kan geven... En zonder er meer van te zeggen, bergt hij het portret weer weg.

Ze drinken zwijgend koffie.

Daarna vertelt zij hem, hoe het allemaal gegaan is, vanaf haar jeugd, tot haar komst bij Albert-Jan. En zij verzwijgt niet, dat hij mee de reden was, dat zij kwam. O nee, niet dat zij hem naliep, nee, het was wat anders, meer een onbewuste drang om hem te helpen...

‘Was dat verkeerd, Tijs?’

Weer dat schuldbewuste in haar ogen; alsof ze de grootste misdaad begaan heeft...

‘Wichien, wichien,’ lacht hij. ‘Wat heb ie 't er toch moeilijk met... Eerst is 't een last om van de ene te houden... en dan is 't lastig dâ j' werkelijk van de ander houdt...’

 

Een kwartier nadat de klok tien uur geslagen heeft, durft Tijs het niet langer te riskeren. Hij vindt zijn pet, zet die op en gaat naar buiten, waar hij in de duisternis van Meulemakers baanderhoek wacht op de thuiskomst van Jan en Jeichien.

‘Het feest was volgens oom Jan nog in volle gang,’ vertelt Koba, als ze kort daarop bij hem komt en hem mee voert naar binnen.

Het is hem best naar de zin, dat bericht; als Koop nu maar niet meer op is...

Ze vinden de keuken leeg.

‘Zou Koop al op bedde liggen?’ vraagt hij nog voor alle zekerheid.

‘O jawel; al lang, reken ik. Die voelde z'n benen wel, vanavond.’

‘Slaapt hij achter?’

‘Ja.’

‘O.’

Gerustgesteld zet Tijs zich neer.

Koba heeft de blinden gesloten en steekt de lamp aan. Dan haalt ze brood uit de spinde, want ze blijken allebei hongerig te zijn.

Maar ze hebben nog maar enkele happen gedaan, als er gerucht komt bij de baander... Die wordt geopend... Onregelmatige stappen naderen... Ineens een rare overslaande stem, die zingt.. Karro slaat aan...

[pagina 90]
[p. 90]

‘Koest hond - hou je stil, Martinus,’ sist Trui nijdig.

In de keuken zijn ze opgesprongen. Koba is zo wit als een laken. Nader komen de strompelstappen. Tijs kijkt verwilderd rond, maar er is geen uitweg, er is alleen maar die deur naar de deel, waar de stemmen nu vlak bij zijn...

Martinus heft een nieuw bruiloftslied aan.

‘Stil, lawaaischopper!’

Onbekommerd zingt Martinus door.

‘Stil, zeg ik je!’

Martinus stáát stil. Het bevel is hem niet duidelijk.

Dat oponthoud is Tijs' geluk. Hij heeft de hele tijd verwezen naar de deur gestaard - nu grijpt Koba hem bij de arm, rukt een bedsteedeur los... en als tien tellen later de feestgangers binnenkomen, zit hij bevend op de dekens, de ogen strak gericht op de lichtstreep, die de deuren doorlaten.

‘Goeie avond!’ kraait Martinus. ‘Goeie avond, Koba. Wij zijn allemaal bruiloftsgasten! Falder...’ Bom. Een stoel valt ondersteboven. Trui kijft.

Koba's stem is midden in de keuken. ‘Wat ben ie ja vroeg.’

Het komt er onvast uit. Het is duidelijk te horen, hoezeer ze van streek is.

Maar dat schijnt Trui door de herrie te ontgaan.

‘Ja, vroeg tòch!’ schimpt die. ‘Vroeg zéker! Maar wat moe' j', as één van beide zien fatsoen niet meer houden kan? Wie wil er met 'n dronken kerel bij Jan Oosterveld zitten? Helemaal boven zien theewater. 'k Heb nog nooit zo wat beleefd. En dan zo vroeg op de avond, hoe krig hij 't klaar. 't Is ja schandalig!’

‘Wat zeg ie?’ vraagt Martinus onnozel.

‘Dat 't een schandaal is!’ sneert Trui. ‘Een schandaal!’

‘Ik heb honger,’ zegt Martinus.

Hij heeft zeker het brood op tafel ontdekt, vermoedt Tijs. Meteen komt hij zelf tot de ontdekking, dat hij de boterham waaraan hij bezig was, nog in de hand gekneld houdt... Nou, zoveel te beter, besluit hij. Dan ziet Trui ook geen ongerechtigheden en hij zelf heeft wat te doen voor tijdverdrijf. Want het zal nog wel een tijdje duren, voordat hij hier weg kan...

Maar dat is het ergste niet! Hij houdt het wel zolang uit.

Hij trekt zijn ene been wat bij, verschikt zijn schouder een beetje. Zo - en nu maar een poosje geduld.

De regelmaat in zijn hartslag is langzaamaan hersteld. Hij haalt diep adem. Het ruikt hier wat muf; de deuren schijnen niet vaak open te komen; zeker een slaapgelegenheid voor gasten. Toch gruwelijk gewiekst van Koba! Maar stel je nou eens eventjes voor, dat ze in de gauwigheid de verkeerde bedstee genomen had... Hij moet er niet aan denken.

In de keuken is het nu kalm. Het is duidelijk, dat Martinus zich te goed doet aan het brood; zijn gesmak dringt tot hier door.

Trui zegt geen boe of bah meer. Blijkbaar is het haar te min, om nog meer woorden aan hem te verspillen. Uit een zonderling zacht geruis valt zonder moeite op te maken, dat ze begonnen is, zich uit te kleden.

[pagina 91]
[p. 91]

‘Welterusten,’ wenst Koba. Haar stem is nog steeds bedrukt, en stil, als een schuldig kind, gaat ze de deur uit.

Haar moeder is blijven zwijgen. Maar het venijnige geklets met kleren vertelt niet minder duidelijk dan haar mond, hoe woest ze nog steeds is. Had ze hen in deze toestand betrapt, de gevolgen waren niet te overzien geweest, bedenkt Tijs huiverig.

Sloffen worden driftig uit de weg geschoven, een stoel naderbij gesleurd en hardhandig neergezet. Een half onderdrukte grauw, een stap op de stoel - daar laat ze zich in de aangrenzende bedstee ploffen. De onderlaag kraakt onder het gewicht.

‘Hè hè...’ geeuwt Martinus. ‘Ik gaap.’

Hij drentelt nog wat rond om de tafel. Dan stommelt hij hier, dan daar. Telkens als hij voorbij komt, onderschept hij het schijnsel, zodat de lichtlijn tussen de deuren verdwijnt. Hij bonkt een paar keer tegen de wand.

‘Slaap ie nog niet, vrouw?’ vraagt hij dan vriendelijk. ‘Ik kom zo bij je, hoor, wacht maar even...’

‘Wisse, ik zal je wat lachen! Wat dacht ie, dat ik je hier hebben wou? Ie stinkt ja naar de borrels!...’

‘Maar ik moet toch ergens slapen...’ roept Martinus huilerig.

‘Dan kruup ie maar op 't andere bedde! Hier kom ie niet!’

Het is Tijs, of hem het hart stil staat. De ontzaglijke schrik verlamt hem... Hij beeft, een ijzige kou golft door hem heen... Nog enkele tellen, dan zullen de deuren open gaan - en zo dronken is Martinus niet, dat hij hem niet zal zien zitten... En dan...

‘Ik zal 't nachtlampien ansteken,’ kondigt Martinus dwaas aan.

‘En nou zal ik de grote lamp uutblazen... Fft... uut. Ziezo... en nou zal ik dan maar eens zien, dâ 'k er op kom, op bedde.’

Strompelend en sloffend komt hij nader... Sidderend schuift Tijs achterwaarts, naar de wand. Het zal vergeefs zijn, een bedstee is geen kamer; de ruimte is eng, geen verre hoek kan hem verbergen voor het licht. Maar toch - wat doet een mens in nood? Werktuiglijk wijkt hij terug, al weet hij dat het niet zal baten. Zweet staat klam op zijn huid. Zwaar en moeilijk haalt hij adem... hij hijgt... er is geen lucht mee.

Bats... gerinkel - verdwenen is de lichtkier...

‘Martinus!’ gilt Trui.

Geen antwoord.

‘Martinus! Wat doe j'!’

‘'t Lampien is uut, vrouw...’

‘Ie hebt 't omgooid, sufferd! Knullies dâ j' bent!’

‘'t Is kapot,’ stelt Martinus onbenullig vast.

‘Ik wou, dâ j' ogenblikkelijk op bedde gingen!’ vaart Trui uit.

‘Stil maar vrouw, dat was mien plan ook. Welterusten.’

Tastende stappen komen naderbij. Tijs perst zich tegen de achterwand en maakt zich zo mager mogelijk. Dit ongeluk kan uitkomst betekenen, als het hem gelukt, buiten Martinus' bereik te blijven...

Hij hoort de deuren opengaan... gezucht, gesteun... dan een doffe smak...

‘Hè hè... ik lig - vrouw, ik lig.’

Geruk aan de dekens, een voet raakt Tijs' knie...

[pagina 92]
[p. 92]

‘Hè...’ mompelt Martinus behaaglijk. ‘Hè...’ en nog eens: ‘Hè...’ Een lange rij van zachter wordende zuchten, die van lieverlede overgaan in gesnork.

Trui, aan de andere kant van het tussenschot, stemt weldra mee in.

Tijs verroert zich. Behoedzaam richt hij zich op en luistert. Zijn hart bonst benauwend... maar er is geen onraad, het zagen houdt aan...

Dan, steunend op de bedsteeplank, stapt hij resoluut over Martinus heen en laat zich op de vloer zakken... Een paar snelle geruisloze passen - de deur. Hij is in veiligheid.

En daar staat Koba te wachten; in de verwarring botst hij bijna tegen haar op. Ze zegt niets, ze slaat haar armen om hem heen en rilt. Dat rillen wordt een koortsig sidderen, als hij vertelt, hoe haar plan nog bijna in duigen viel. Een ogenblik is het, alsof ze verslapt.

‘O, Tijs...’ brengt ze dan eindelijk met moeite uit.

Het blijft stil. Ze schijnen beiden aan hetzelfde te denken.

Het moèt een keer bekend worden - maar...

En toch zegt geen van beiden, wat zijn we begonnen...

Zo staan ze daar een tijdlang, zwijgend.

Dan ontsluit zij de baanderdeur en laat hem uit. Maar buiten blijft hij weer dralen. Zij staat naast hem en wacht.

Het is een drukkende nacht, zonder wind en licht.

Er waart een onbestemde dreiging door de duisternis die hen omringt. Hij voelt een beklemming naar zijn keel kruipen.

Hij bedenkt: wat is er nu deze avond overlegd... Ze hebben toch zo naar dit samenzijn verlangd. Waarom hebben ze dan geen besluiten genomen?

Hij schudt zijn hoofd. Alsof dat kan, besluiten nemen... Ze kunnen immers niet? Wat moeten ze?...

Zij staat nog naast hem en in een onberedeneerde drang drukt hij haar tegen zich aan.

‘Tijs... wij kunt mekaar wel vaker spreken,’ zegt ze dan zacht. ‘Een vriendin van mij, die is verleden jaar 'trouwd en die woont an de vaart, tussen hier en Brummelo. As ie bij de brug rechtsaf gaat, dan kom ie bij een vonder, zo'n draai, nou en daar woont ze vlak bij.’

‘En ga ie daar nog al es naar toe?’

‘Ja, daar kom ik vaak. En het is een stille weg, daar an de vaart langs...’

‘Dat is zo,’ knikt hij nadenkend. ‘Dan kun wij daar mooi praten, as dat zo uutkomt.’

‘Ja, vind ie ook niet?’

Blij met die oplossing staan ze nog even bij elkaar.

Maar als hij daarna naar huis loopt en bij Jan Oosterveld een bruiloftslied hoort schallen, dan kan hij het toch niet laten om te zuchten bij deze tegenstelling: Daar feest, omdat er een paar vijf en twintig jaar getrouwd zijn, terwijl zij hier moeten teren op een enkele heimelijke ontmoeting...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken