Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Liefde in het oude landschap (ca. 1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Liefde in het oude landschap
Afbeelding van Liefde in het oude landschapToon afbeelding van titelpagina van Liefde in het oude landschap

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.16 MB)

Scans (106.70 MB)

XML (0.48 MB)

tekstbestand






Illustrator

J. de Vries



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Liefde in het oude landschap

(ca. 1946)–Johan Hidding–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Dertiende hoofdstuk

TWEE dagen later, 's avonds aan de vaart, vertelt Koba, hoe haar moeder tekeer ging, toen ze het gewaar werd van Arnolds afstraffing. Op de tegenwerping, dat hij een flink stuk in de kraag had, was ze niet ingegaan. Dat akkefietje kon natuurlijk beter onder vier ogen behandeld worden... Nee, Koba had verstandiger moeten zijn en niet met Tijs door het dorp trekken, waar was dat nodig voor? Dat ringrijden was nog tot daar aan toe geweest, maar toen bleek dat Arnold er weer was, had ze met hem naar de prijsuitreiking moeten gaan, inplaats van met Tijs. Zij altijd met haar kunsten, het raakte kant noch wal. Geen wonder, dat Arnold uit zijn vel sprong, toen hij haar in de gaten kreeg. En dat zo'n vent, zo'n Tijs, hem toen ook nog zo toetakelde, dat was gewoonweg een schandaal.

Of dat dan geen schandaal was, dat Arnold hem overal voor uitmaakte, had Koop nog gevraagd, maar Trui had nijdig gesnauwd, dat hij zich er niet hoefde in te mengen. Er werd hem nergens naar gevraagd. Arnold zou 't haar wel precies weten te vertellen, als hij kwam.

Als hij kwam - maar hij komt voorlopig niet. Waarschijnlijk heeft hij onraad geroken, want zonder even ingekeken te hebben is hij gister weer vertrokken, om een nieuwe tocht op touw te zetten met zijn kornuiten. Koop hoorde dat vanmiddag van den mulder, die het weer had van Arnolds broer.

[pagina 99]
[p. 99]

‘Nou, ik kan er niet om treuren,’ zegt Tijs, als hij op zijn beurt het bericht uit Koba's mond vernomen heeft. ‘Hoe wieder uut de buurt, hoe beter. Wat zeg ie?’

Het duurt even voor ze wat zeggen kan, voor zijn lippen haar mond loslaten. Het is een kostbaar ogenblik, waaruit de dreiging wijkt.

Maar lang laat die zich niet verdringen; hij keert terug.

‘Het kon toch allemaal zo mooi wezen, hè?’ verraadt zij haar gedachten.

Ze staart over zijn schouder heen naar de lichten van Delleveld en ze kan het niet helpen, dat het voor haar ogen sterretjes worden...

Hij ziet de tranen glinsteren.

‘Stil nou maar... het kan ja wel goed komen?’

Maar het is moeilijk om te troosten, zolang men geen moedgevend voornemen kent.

Ze zwijgen.

Dan legt ze haar handen op zijn schouders.

‘Ik zee laatst, dat ie er es met oom Jan over praten zouden. Dat kan toch wel es, Tijs?’

En als het antwoord op zich wachten laat: ‘Of durf ie 't niet wagen?’

‘Dat is 't niet,’ zegt hij haastig. ‘Ik heb er wel over 'dacht om 't te doen, want het is waar, hij is heel wat mans. Maar ik vraag mij toch ook weer af, wat kan hij an zo'n geval as dit, nou eigenlijk verhelpen...’

‘Och Tijs...’

Ze neemt zijn hoofd tussen haar handen en kijkt hem strak aan.

‘Ik wou toch zo graag, dâ j' 't es deden.’

‘Goed,’ belooft hij warm, in een plotselinge opwelling. ‘Ik zal 't doen, hoor wichien.’

 

Hij wacht er nu niet lang meer mee. Op een middag, onder het aardappelrooien, wanneer hij met Jan Nanning alleen op de akker is, vertelt hij zijn verhaal.

In het begin gaat het niet vlot; het valt niet mee, om met zoiets voor de dag te komen. Hij steekt dan ook verwoed tussen de stammen, onderwijl hij de eerste zinnen wat haperend loslaat. Maar gaandeweg raakt hij beter op dreef.

Als hij uitgesproken is, wacht hij in spanning.

Jan Nanning heeft geen enkele vraag gedaan, geen enkele opmerking gemaakt, hij heeft zwijgend geluisterd.

Maar nu het verhaal uit is en hij nog maar steeds blijft zwijgen, kan Tijs het toch niet laten, om een snelle blik op zijn gezicht te werpen. En dan ziet hij in een paar ogen, die twinkelen alsof ze alles wisten en zich nu vermaakt hebben met een overbodige bekentenis.

En nog maar steeds komt er geen woord.

Tijs krijgt een onbehaaglijk gevoel. Het lijkt er veel op, dat hij voor de gek gehouden wordt.

‘Wisten ie d'r misschien wat van?’ vraagt hij ineens licht geprikkeld.

[pagina 100]
[p. 100]

Jan Nanning schudt ontkennend zijn hoofd.

‘Nee,’ zegt hij. ‘Weten deed ik niks. Maar ik dacht wat.’

‘Denken?’

‘Ja. Daar kon ik toch niks an doen, dat ik wat dacht?’

‘Maar dan moesten ie daar toch een reden voor hebben...’

‘Vanzelf. Die had ik ook.’

Plagerig knijpt Jan Nanning zijn ogen tot spleetjes. Even maar, dan vervolgt hij op ernstiger toon:

‘Nee werkelijk, Tijs, ik heb al een tiedlang wat 'dacht. En daar had ik een reden voor ook. Dat liekt je misschien raar toe. Ie hebt natuurlijk altijd 'meend, dâ j' niks door lieten schemeren. En 't is waar, uut je houding tegen mekaar kon ik ook niks met zekerheid opmaken. Maar ik zal je laten zien, dat zelfs de handigste gladjanus nog fouten maakt... Ie hebt je blootgeven - door je houding tegen Arnold!’

Jan Nannings ogen schitteren nu leep.

‘Kiek es. Wat hadden ie d'r an, om die jong in 't water te laten tumelen? - Ja, ik hoorde dat de andere dag toevallig van de smid. - Arnold zelf had nergens geen erg in. Eenvoudig omdat die niks tegen je had. Daarom, die kon niet best anders denken, of 't was 'n ongeluk. De smid, die wel 'zien had dat 't geen ongeluk was, dacht an 'n grappien. Maar ik kende je wat langer as de smid. En het kwam mij dan ook wat raar voor, dat ie zulks as 'n grappien beschouwden. As Ep Strik dat nou nog 'leverd had. Die was er niks te goed voor. Maar ie... nee. De smid kon dat wel denken - ik wou er niet an.’

Een korte stilte, waarin Jan Nannings ogen vorsend boren in die van Tijs.

‘Voordat ik nou het tweede geval nuum, nog wat anders.

Het gebeurde tussentied. Arnold was 'n poos weg 'weest. 't Was mij niet opvallen. Maar ie riepen op een goeie dag, dat hij weer boven water was. Het leek net, of ie daar 't grootste belang bij hadden. Ie konden er wel naar uut'keken hebben, zo kwam 't er uut. Toen dacht ik bij mij zelf, nou...’

Als om dat woordje zoveel mogelijk betekenis te geven, weer een korte stilte.

‘Toen kwam daar laatst dat andere geval. Die afstraffing was net een tikkeltien te venienig. - Nee, dat heb ik dit keer niet van horen zeggen. Ik was d'r bij en heb 't met eigen ogen 'zien. - En nou weet ik wel, het volk zag in je handelwieze niks geen bijzonders. Ze kenden je geeneen van allen goed genoeg, om te kunnen zien dat dit je aard niet was. Maar net as de eerste keer, voelde ik ook nou wel, dat er wat achter zitten moest. As een andere angeschoten vent er zulks uut'gooid had, hadden ie je d'r vast niet zo heet om 'maakt... Nou, had ik reden om wat te denken, ja of nee.’

‘Ja, maar ik neem mien pet af voor zo'n speurneus. Ie hadden rechercheur moeten worden!’

‘Wie weet, wat of ik nog een keer doe.’

‘Wie weet, ja... Maar nou wat anders. Ik ben je zeker wel 'n betien tegen'vallen, niet, door Arnold zo te behandelen.’

[pagina 101]
[p. 101]

‘Nou... het mag wel niet helemaal in de haak wezen, maar as ik in je schoenen stond, had ik niet anders 'daan. Dat zegt dunkt mij genoeg, is 't niet? Die vent...’

Dezelfde minachting die Koop voor Arnold heeft, uit zich nu plotseling niet minder fel bij Jan Nanning. Het kon opgekropt zijn, met zo'n heftigheid komt het er uit:

‘Niks aan gelegen, aan de hele Arnold. Wie durft het in zijn hoofd te halen, om zijn tijd te verboemelen, als hij op andermans kosten studeert? De windbuul,’ zegt Jan Nanning nijdig. ‘Wind, wind en nog eens wind. Hij leerde nog maar net, toen was hij het Drents al vergeten. Hij praatte Hollands in 't vervolg. Nu hij studeerde, kon het niet langer zonder een flink stuk branie. Alsof de lui hem niet dadelijk door hadden... Nee, dan Roelof Nijdam indertijd! Die mochten ze hier liever. Tijs noemde daarnet het woord rechercheur, maar dat was er nou een. Hij had bij Jan Nanning in de klas gezeten, een gewone boerenjongen, maar een met een studiekop, want hij bracht het maar eventjes tot rechercheur. Nou, en toen hij dat dan was, toen kwam hij een keer thuis met verlof. En 's avonds vanzelf als vanouds de straat op, naar de jongens. Allemaal oude bekenden. Maar de veldwachter die kende hem niet, want die was hier nog maar pas. En die zag hem daar staan, een doodgewoon ventje, met een heel stel jongens om zich heen, die z'n revolver bekeken. Nou, dat was vanzelf geen zuivere koffie, hij er op af. Wat of dat moest met die revolver. Wel, die revolver was van hem, zei Roelof. Zo, nou dan moest hij die maar handig overreiken, zei de veldwacher, want met zo'n wapen mocht hij niet lopen. O nee? Dat wou Roelof dan nog wel eens zien. Asjeblieft, hier was zijn penning: rechercheur... Nou, toen was 't vanzelf: pardon en neem me niet kwalijk... Maar zie je, juist dit, dat de veldwachter nergens erg in had, dat was het beste bewijs, dat Roelof dezelfde gebleven was van vroeger. Maar Arnold!...’

Jan Nanning wordt heftig. Er is verbetenheid in zijn stem en wie de woorden niet verstond, zou denken, dat hij bezig was met Tijs er van langs te geven...

Maar met dat al wordt het er weinig anders van. Dit losbranden helpt per slot van rekening bitter weinig. Raad, daar was het om te doen.

Maar wat kan Jan Nanning hun raden?

Koba moet haar moeder op de hoogte brengen, vindt hij, al begrijpt hij heel goed, dat ze daar geweldig tegen opziet.

Het blijft een poosje stil op die woorden.

Maar dan heeft Jan Nanning toch nòg iets. Hij zegt het ernstig en ziet Tijs daarbij doordringend aan.

‘Ie bent nou wel bij mij om raad 'komen. En ik wil ook niks liever doen, as je helpen. Maar toch, jong, één ding moe' j' niet vergeten: Ie bent hier niet an 't hoogste adres’...

 

Ach ja, dat weet Koba ook wel...

Ze staan weer bij elkaar op het donkere pad en Tijs heeft haar daareven alles verteld. De woorden van Jan Nanning, ook die merkwaardige laatste woorden, die zo veelzeggend zijn...

[pagina 102]
[p. 102]

Ach, zij weet het wel... het is geen duister gezegde voor haar, al heeft Jan Nanning het nog zo schuchter onder woorden proberen te brengen... Wij praten nu eenmaal moeilijk over die dingen, bedenkt zij. Maar is ons vertrouwen er minder om? Nee. Het is immers niet zo, dat zij nu plotseling herinnerd wordt aan iets, dat ze nog steeds verzuimde? Gelukkig niet. En ook weet ze met dezelfde zekerheid, dat Tijs evenals zij gehandeld zal hebben. Zij ziet dat aan zijn ogen, die vol en zuiver glanzen in het sterrenlicht.

Maar toch... hoe waar Jan Nannings woorden ook mogen wezen, en hoe goed het haar ook doet, te bedenken dat nog een Ander hun zware moeiten kent - toch... Zij is een meisje; is het zo'n grote zwakheid, dat zij zuchten moet om de ontzaglijke slag, die ze heeft op te vangen?...

Het is haar taak, heeft Jan Nanning gezegd, en zij kan hem geen ongelijk geven. Maar toch...

Hulpbehoevend ziet zij in de trouwhartige ogen vóór haar. Alles heeft hij voor haar over, weet zij - en toch, hoe graag hij haar zou willen helpen, in dit noodweer staat zij alleen...

Zij huivert.

Hij ziet haar aan. En alsof hij voelt, dat die huivering niet van de avondkilte komt, zegt hij zacht:

‘Denk er nog maar es over na. Het komt toch op een dag niet an, wel?’

Hij legt zijn arm beschermend om haar heen.

Zij geeft geen antwoord.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken