Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuwe liedekens (onder pseudoniem G. Hendrikssone) (1861)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nieuwe liedekens (onder pseudoniem G. Hendrikssone)
Afbeelding van Nieuwe liedekens (onder pseudoniem G. Hendrikssone)Toon afbeelding van titelpagina van Nieuwe liedekens (onder pseudoniem G. Hendrikssone)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.38 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuwe liedekens (onder pseudoniem G. Hendrikssone)

(1861)–Emanuel Hiel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 80]
[p. 80]

Liefde.

I.

 
HIJ.
 
Mijn Jane, mijn schoone Jane.
 
't is nacht,
 
hoe streelend en zacht
 
glijdt boven ons de mane.
 
Hier heb ik bloemekens uitgespreid.
 
zoo weeldrig heb ik 't leger bereid,
 
mijn Jane, mijn schoone Jane.
 
 
 
'k Verneem door de donkre lane,
 
haar gang
 
hoe hijgend en bang
 
jaagt hare boezem... 'k wane...
 
ge liept zoo spoedig, hertliefken mijn,
 
om gauw aan mijne zijde te zijn,
 
mijn Jane, mijn schoone Jane.
 
 
[pagina 81]
[p. 81]
 
Mijn zoentjen verwekt een trane,
 
kom kust
 
mij weder vol lust;
 
nog vindt uw blik de bane
 
naar mijne ziel; doch uw liefdegloed
 
verflauwt.. Wat zijt ge kwijnend nog zoet
 
mijn Jane, mijn schoone Jane.

II.

 
Zij.
 
Hert, mijn vurig herte
 
Zijt nu blij te moe;
 
want er lacht uit 't wiegsken
 
u een jongsken toe.
 
Schonk mij steeds uw liefde
 
zoete vrolijkheid;
 
zie, mijn dierbaar schaapken
 
schenkt mij zaligheid.
 
 
 
't is in wee gekomen,
 
maar wat is de smert,
[pagina 82]
[p. 82]
 
als ik 't kind mag drukken
 
aan mijn moederhert?
 
Mannen gij voelt 't heil niet,
 
dat een moeder heeft,
 
als zij aan heur wichtjen
 
bloed en leven geeft.
 
 
 
Kom nu hier mijn jongsken
 
spartelt in mijn' schoot
 
met uw poesle beentjens;
 
want zoo wordt gij groot.
 
Zijt ge eens man geworden,
 
kind vergeet dan nooit,
 
dat slechts ware liefde
 
't menschenleven tooit.

III.

 
HIJ.
 
Wij hebben in ons jeugd gemind,
 
wij minnen in den ouderdom;
 
en al wie zegt: de liefde is blind.
 
Dien noem ik dwaas en dom.
 
 
[pagina 83]
[p. 83]
 
De liefdeblik is rein en klaar,
 
gelijk de hemel schoon en wijd.
 
Bezie, mijn Jane, ons jongen maar,
 
wat aardig ding hij vrijt!
 
 
 
Welnu, wat zegt ge, goede vrouw,
 
ze doen als wij is dat niet wel?
 
ze trouwen gauw en koopen gauw
 
veel kindjens frisch en snel.

IV.

 
TE SAMEN.
 
Wij hebben in ons jeugd gemind:
 
wij minnen in den ouderdom,
 
en al wie zegt ‘de liefde is blind;
 
is waarlijk dwaas en dom.

V.

 
OP HUN GRAF.
 
Mijn kindren lief, treedt nader,
 
hebt moed, weest niet vervaard;
 
hier rust uw oude vader
 
met moeder onder de aard.
[pagina 84]
[p. 84]
 
- En kijkt op hunne graven
 
bloeit geurge roosmarijn
 
om hunne spreuk te staven:
 
de min zal eeuwig zijn.
 
 
 
En toen de dood hen scheidde,
 
toen vader moeder liet,
 
wat hij haar stervend zeide, -
 
neen, dit vergeet ik niet!
 
En wat ze mij herhaalde,
 
vóór zij heure oogen sloot,
 
natuur den tol betaalde,
 
is sterker dan de dood.
 
 
 
‘De liefde kind is 't leven
 
en 't licht in sombren nacht;
 
de liefde steunt elks streven
 
naar regt en moed en kracht;
 
zij is een schoone klare,
 
een eeuwge dageraad;
 
zij is het goede en ware,
 
dat ieder mensch verstaat.’
 
 
 
En kijkt dit noeste biêken,
 
't kruipt in den bloemenschoot
[pagina 85]
[p. 85]
 
en 't bromt een minneliêken
 
stil spottend met de dood.
 
En 't zuigt daaruit de gaven
 
om ons in milde vreugd
 
te lichten en te laven
 
met glans en zoet geneugt.
 
 
 
O liefde, wereldsch wezen;
 
gij eeuwge scheppingskracht,
 
nog komt ge uit 't graf gerezen
 
in zang en bloemenpracht;
 
des, wie in 't aardsch gewemel
 
door haat niet is verblind,
 
heeft zeker hier zijn' hemel,
 
wanneer hij maar bemint.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken