Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Oefeningen voor een derde oog (1965)

Informatie terzijde

Titelpagina van Oefeningen voor een derde oog
Afbeelding van Oefeningen voor een derde oogToon afbeelding van titelpagina van Oefeningen voor een derde oog

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

column(s) / cursiefjes
non-fictie/dagboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Oefeningen voor een derde oog

(1965)–D. Hillenius–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 122]
[p. 122]

Kafuri

In Spanje ontmoet men hier en daar mensen - vooral mannen - die op de rug van de neus, vlak bij de neuspunt, een bosje zwart haar dragen. Hoogst waarschijnlijk ontmoet men dan de laatste effecten van de verbrokkelde erfenis der Qarochi-Indianen. Ik heb tenminste nog nooit van een ander volk gehoord dat als volkskenmerk dat bosje haar op de neus vertoonde, terwijl uit allerlei gegevens is af te leiden dat de Spanjaarden al vroeg met de Qarochi-Indianen kennismaakten en zo in staat waren om dit vreemde gen met de hunne te vermengen.

Er zijn talloze vergeten volken, uitgestorven of uitgeroeid, buiten de specialisten zal niemand er zich voor interesseren. Maar de Qarochi zijn de aandacht waard van ieder die zich verwondert over het mechanisme van de poëzie.

Het is al vaker betoogd dat poëzie wordt opgeleverd door het woordcentrum van de hersenen, wanneer het bewustzijn op een laag pitje staat. Dichten kan alleen de verliefde, de wanhopige, de stervende, de hongerende, degene die door opium, hennep, hysterie, paddestoelen, alcohol of nog onbekende dampen (Pythia) de koude verkenningen, metingen, vergelijkingen, van het bewustzijn wat is vergeten.

Eén middel is bij mijn weten nooit in de ons bekende culturen gebruikt: muziek. Dat is vreemd, omdat de bewustzijnvervagende invloed van muziek direct voor ieder te constateren valt. Wie piano speelt en dus zijn hele hoofd: oren, mond, tong ter beschikking heeft om een vraag aan te horen en te beantwoorden, merkt - tenzij hij geroutineerd kroegpianist is - dat hij alleen maar stotterende, de kern van zijn bedoelingen niet rakende woorden kan uiten. Misschien dat daarom over het algemeen musici zo weinig intellectueel en literair te betekenen hebben. ‘It is strange to hear a pianist talk so appreciatively and with so much discrimination of French, Spanish, English and Latin writers and poets.’ (Het Journal van Valery Larbaud over Ricardo Viñes.)

Ook voor de toehoorders heeft muziek een verdovende invloed, waardoor de werkelijkheid een figuur van eenvoudige lijnen schijnt te worden. Deze euforische toestand wordt met hand en tand verdedigd. Zo is het bij dagbladredacties een bekende ervaring dat op afbrekende recensies van concerten prompt gereageerd wordt met pro-

[pagina 123]
[p. 123]

testbrieven in de meest dreigende en zelfs obscene taal. Op dergelijke kritieken van literatuur, toneel of schilderkunst komt nooit een ook maar vergelijkbare reactie.

Vergeef deze uitwijding. De Qarochi-Indianen hebben deze werking van muziek lang geleden ontdekt en geperfectioneerd. Als echte jagers waren het vlugge, nerveuze, intelligente, driftige mensen. De mystiek en trage wijsheid van plantenetende volkeren ontbrak hun van nature. Wat men niet heeft, wil men hebben, is een bron van cultuur. Op bepaalde avonden kwamen de Qarochi's bijeen om met fluiten, xylofoons en trommen urenlang muziek te maken. Tot zover niets bijzonders. Maar deze muziek werd bewust gehanteerd om te vlugge intelligentie tot slapen te brengen en om daardoor een andere faculteit van de hersens vrij te maken. Beelden van de jacht vonden nu onbelemmerd een beeld- of woordrijm in gebeurtenissen van het menselijk bestaan.

Deze toestand van inspiratie, kafuri, kon ieder bevangen. Men sprong niet op om luid te declameren; de woorden werden zacht voor zich uit gezegd. Pas de volgende dag werd de oogst a.h.w. gekeurd. De zinnen die men zich in het felle licht van de pampa nog herinnerde zonder blozen werden aan vrienden en familie verteld. Men mat de waarde van de muziek af aan de vruchten die ze de volgende dag in gedichten opleverde. De gedichten noemde men evenals de toestand van inspiratie waaruit ze voortkwamen kafuri. (Kafuri was ook de naam voor erotische extase.)

 

Meestal waren de kafuri niet ernstig. Men kan zich voorstellen dat de maker van het volgende gedicht half slapend voor zich uitkeek en in het gezicht van een even slaperige man tegenover hem het thema vond:

 
Treurig zoals de man
 
met wangzakken denkt aan vogeltje
 
vogeltje denkt wangzakken
 
hangnesten
 
diep ligt het ei

Als echte jagers bezaten de Qarochi een grote biologische intuïtie. Duizenden jaren geleden moeten de pampa's bedekt zijn geweest met bossen, te lang geleden dan dat er enige overlevering over zou kunnen

[pagina 124]
[p. 124]

bestaan. Door een droger worden van het klimaat verdwenen de bossen en ontstonden de grote grasvlakten van de pampa. (Een parallelle ontwikkeling vond plaats in Noord-Amerika en Afrika.)

Van de oorspronkelijke bosdieren gingen de meeste te gronde, maar enkele soorten spechten en eekhoorns pasten zich aan en leidden voortaan een gravend i.p.v. klimmend leven.

Intuïtief hebben de Qarochi althans de spechten als bosdieren herkend, misschien nadat ze zagen (wat historisch is) dat na het plaatsen van telegraafpalen de spechten automatisch gehoor gaven aan een kennelijk nog niet verdwenen instinct om te klimmen en te hakken met de snavel. Het geluid van de spechten klinkt inderdaad als gelach. Met de grote kralen zijn ongetwijfeld de porseleinen isoleerknoppen bedoeld die men op telegraafpalen vindt.

 
Woedend waren de spechten in de pampa
 
gravend omdat hun bomen verzengden
 
totdat de zweepdrager
 
met zijn stomme berichtpalen
 
de spechten weer houvast gaf
 
de grote kralen die draden tellen
 
brengen hun hoongelach over de wereld

Een van de weinige geassimileerde Qarochi werkte op een postkantoor. Daar deed hij kennelijk zoveel op van de ambtenarij, dat zijn kafuri erdoor werd vergiftigd:

 
Houtworm zoekt weg in xylofoon
 
van kastje naar muur
 
van kastje naar muur
 
de spanrups danst
 
van kop op staart hinkend
 
van kastje naar muur
 
op kleine tenen

Het volgende is een veel typischer kafuri. Het bevat woordspelingen die niet vertaalbaar zijn. Zo is er één woord dat zowel nandoe (de Zuidamerikaanse struisvogel) als jonge vrouw betekent. De bolas zijn de met dunne riempjes verbonden grote kogels die bij de jacht op

[pagina 125]
[p. 125]

lama's of nandoes om de poten worden geslingerd. Bolas betekent natuurlijk niets anders dan ballen.

 
Ik werp mijn bolas tussen de jonge nandoes
 
die hun dijen spreiden in geveinsde vlucht
 
de lange halzen buigen
 
tot hun ogen - zulke lange wimpers -
 
een goede plek vinden
 
hun grote zachte vleugels
 
open om in te rusten

Er zijn op het ogenblik slechts twee bronnen waaruit men gegevens over de Qarochi kan verkrijgen: de in slecht Frans geschreven brieven van Tieben Vaalegeer (die in 1772 een botanische verzamelreis maakte door Zuid-Amerika) en de in 1902 verschenen geschiedenis van een kleine Evangelisch-Lutherse nederzetting in de buurt van Theresia-polis, in slecht Spaans geschreven door Martin Eisenbart, die in deze nederzetting w.s. pastor was. Uit deze laatste bron heb ik ook de gedichten overgenomen.

Vaalegeer is ondanks zijn slechte Frans (zo jammer dat hij geen Hollands schreef, het Hollands als literaire taal was dan een eeuw eerder geboren) het meest leesbaar. Helaas heeft hij over de Qarochi maar twee opmerkingen gemaakt. Ten eerste natuurlijk over het haarbosje op hun neus. Ten tweede over de wonderlijke manier waarop ze met hun doden omsprongen.

Lijken van ongeliefde personen of misdadigers werden aan hun lot overgelaten. Door de droge hitte van de pampa verdampte in korte tijd het water en de verdorde mummies bleven achter.

Terwijl in onze vochtige streken de om een of andere reden niet verrotte lijken beschouwd worden als heilig, gold een mummie bij de Qarochi als een effigie van slechtheid.

Geliefde en geëerde doden daarentegen werden regelmatig door familieleden en vrienden besproeid met water. Door de nu broeierige warmte zwollen de lijken op. Deze toestand werd met hetzelfde woord aangeduid als zwangerschap (buffok). De wolken vliegen die op de geur afkwamen werden verwelkomd als afgezanten van de Vliegengod Tloc, die meestal als een pad werd afgebeeld. De religieuze logica was w.s. deze: padden hebben de hebbelijkheid om in afwijking van

[pagina 126]
[p. 126]

hun nachtelijke levenswijs te voorschijn te komen als er ergens een lijk ligt te rotten. Ze komen op de vliegen af, die ze met hun uitklapbare tongen vangen. Vaalegeer beschrijft hoe een jonge man zit bij het reeds half weggerotte lijk van zijn grootmoeder, af en toe opstaand om met zijn handen wat water uit een kruik te halen en over het lijk te sprenkelen. Een kring van grote sombere padden hapt naar vliegen en laat zich niet door de jongen storen. De brutaalste padden klauteren over de rottenis rond. Een bijzonder groot dier heeft de opengevallen borstkas uitgezocht, omdat hij daar beschaduwd is tegen de felle zon.

De naam Tloc was een klanknabootsing van de roep die de padden 's nachts lieten horen. Wanneer men de mond klaarzet om oh te zeggen en dan met de tong klakt, krijgt men de juiste uitspraak. Waarschijnlijk was Tloc dezelfde als de regengod Tlaloc bij de Azteken, die ook vaak als pad of kikker werd afgebeeld. Zowel het klakken op ah als op oh klinkt als het vallen van een grote druppel in een plas. Het besprenkelen van de lijken zou kunnen wijzen op een magisch oproepen van regen.

Padden als aard- en regengoden vindt men over de gehele wereld. Als een Bantoe bij landarbeid een pad opgraaft, zet hij haar weer onbeschadigd in haar holletje terug, omdat als de pad kwaad zou overkomen de volgende regenperiode uitblijft. De redenering komt w.s. voort uit het feit dat padden in droge landstreken alleen in de regentijd overdag gezien worden.

Merkwaardig is dat de Bantoes een van de weinige volkeren zijn waar veel klikklanken in de taal voorkomen.

Uit het boekje van Martin Eisenbart is iets meer over de godsdienst af te leiden. De Qarochi waren tot aan hun kennismaking met de blanken matriarchaal. Zij kenden alleen maar godinnen, w.s. allemaal personificaties van de grote moedergodin de pampa. Als een lijk eenmaal goed begon te ontbinden (in vliegen overging, zoals men dacht) kwam Tloc (de padden) om de vliegen en daarmee het lichaam van de overledene terug te roepen. Het water waarmee men een lijk behoedde voor het opdrogen was gelijk aan de regen die na de droge zomer de pampa weer deed opbloeien.

(Philips Roxane en andere grote laboratoria, waar veel vliegen gekweekt worden, maken van hetzelfde principe gebruik: men doet vlees+wat vliegen in een glazen pot met natte turfmolm. Zolang de

[pagina 127]
[p. 127]

turfmolm vochtig is gaat de ontwikkeling verder, zodra ze uitdroogt is de kweek mislukt.

Matriarchaal is eigenlijk geen goed woord om de situatie bij de Qarochi aan te duiden, want de menselijke vrouw had bepaald niet meer rechten dan bij enig ander Indianenvolk. Maar men beschouwde de pampa als de grote moeder, en allen die erop leefden, vicugna's, nandoes, de Qarochi zelf, vliegen, alle dieren (behalve de padden en de slangen) waren haar kinderen, zonder onderscheid van rang. Weliswaar schoten de Qarochi vicugna's en andere dieren voor voedsel, maar ze voelden zich er niet boven verheven. Integendeel, het eten van vlees werd gezien als een soort transfusie met gelijksoortig leven. Men vond het ten slotte ook geen schande om zelf - na een gevecht dat de hoeveelheid van de naar de ene of de andere kant over te dragen vitaliteit aangaf - door jaguar of vliegen opgevreten te worden.

Padden stonden directer in verbinding met de Moeder. Zij waren als het ware haar gevoelige vingertoppen of monden (aardmondjes is een van hun vele benamingen). Wie via de vliegen door padden werd gegeten, ging de Moeder zelf binnen.

Slangen waren, zoals bijna overal elders, fallische dieren, maar werden niet als goddelijk gezien. Er zijn ook verhalen, die misschien ouder zijn, in ieder geval logischer van beeld lijken, dat de vliegen niet de vertegenwoordigers van Tloc zouden zijn, maar van de ratelslang. Waterdroppels en vliegen zouden dan als sperma kunnen worden gezien dat nodig is om lijk en pampa voor uitdrogen te behoeden en tot bloei te brengen.

 

De pampa was de grote Moeder, de absolute heerseres. Dat doet begrijpen de grote vernedering die de Qarochi ondervonden toen de eerste blanken hun claimpalen plaatsten, daar waar hun grote hacienda's moesten komen. Het betekende ook het eind van de Qarochi. Het wild werd nu opeens schadelijk en daarom met vuurwapens verdreven. De jagers werden landbebouwende slaven met opgezwollen buiken. In 1902 toen Eisenbart zijn boekje uitgaf, was er bijna geen enkele meer in leven. Alleen vindt men nog hier en daar verspreid het gen van de harige neusruggen.

 
De staak staat in de grond
 
het land is uitgehuwd
[pagina 128]
[p. 128]
 
de vicugna's vluchten naar de bergen
 
de jacht op een langer leven
 
is gesloten
 
onze vingers die sporen lazen
 
pezen spanden
 
de vrouwen bespeelden tot kafuri
 
verhoornen tot schoffels
 
wortels die wortels zoeken
 
plantaardig wordt ons leven

Zoals Graves ook van andere matriarchale volkeren bericht, waren er bij de Qarochi vreemde castratie-riten. Het bullekopje, dat zijn staart moet verliezen eer het een pad kan worden, werd als symbolisch voorbeeld gezien. Oorspronkelijk waren er orgische feesten waarbij mannen die priester wilden worden elkaar castreerden en wel zo volkomen dat ze althans in een negatief opzicht niet van vrouwen verschilden. Degenen die leegbloedden werden gegeten.

Al eeuwenlang werd de castratie echter symbolisch uitgevoerd. Hierop wijzen misschien ook enkele geheimzinnige passages (sommige kafuri bestaan uit slechts één of twee zinnen), die in mijn kreupele vertaling moeten luiden:

 
Zeugentepelig zijn de tanden
 
van de reus die vrouw gemaakt werd

Het is altijd een strijdpunt geweest of de Mastodonten al waren uitgestorven toen de eerste mensen in Amerika kwamen. Op sommige Azteken-reliëfs ziet men vormen die niet anders dan olifantachtig zijn te noemen. Echte olifanten hebben in Zuid-Amerika nooit geleefd, maar Mastodonten waren er uitwendig niet van te onderscheiden. Het enige kenmerk dat ook een leek zou kunnen zien is de vreemde vorm van de kies, lang en voorzien van twee in de lengterichting geplaatste, parallelle rijen tepelvormige kegels (Mastodont=tepeltand=zeugentepelig?). Voor alle zoekers naar een plaatsvervangende castratie moet een olifantachtige wel een begerenswaardig object zijn.

(Op een tentoonstelling over Afrikaanse Dieren in het Zoölogisch Museum van Amsterdam ziet men foto's van olifantenjagers in Afrika. De jacht gaat alleen om de tanden. Maar het eerste wat men met de

[pagina 129]
[p. 129]

versgedode olifant doet is de slurf, die helemaal niet in de weg zit, afhakken, en er dan een rondedans om heen houden.)

Op het jaarlijkse grote feest van Tloc slachtte men de inheemse kalkoen. Er zijn twee opvallende kenmerken waarom de kalkoen een goede plaatsvervanger van een te castreren Qarochi kon zijn: ten eerste de typische kalkoenelel die normaal slap over de snavel hangt, maar bij opwinding groot en stijf wordt, ten tweede - wat men nog heden bij de poelier kan waarnemen - een vreemd bosje haarachtige zwarte veren midden op de borst, die met enige gerichte fantasie doet denken aan het haarbosje op de Qarochineus.

Het Qarochifeest was vroeger over een groot deel van Zuid-Amerika verspreid, ook bij Indianen die niet verwant waren aan de Qarochi. Waarschijnlijk betekende het een rest van vroeger algemener matriarchale godsdienst, die alleen bij de Qarochi zuiver was gebleven.

Columbus moet het feest hebben gekend en zal als Genuees het woord Qarochi hebben uitgesproken als karotsji of kortsji. Ook Vaalegeer noemde de Qarochi wel Korsjt of Karg-Indianen. Veel ontdekkingsreizigers meenden in de nieuwe landen gebruiken te vinden die weliswaar vermomd, maar toch christelijk waren. Misschien speelde ook een rol de bekende missietechniek van assimilatie van plaatselijke, heidense gebruiken.

Hoe dan ook: het Qarochi-feest werd al of niet via Korsjt-feest opgenomen in het Kerstfeest en de kalkoen (karg-hoen?) beviel de blanke zo goed, dat wij ook thans met de Kerst het vreetfeest van Tloc, de pad, vieren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken