Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het lof der vrouwen (2009)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het lof der vrouwen
Afbeelding van Het lof der vrouwenToon afbeelding van titelpagina van Het lof der vrouwen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.56 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Editeur

Johan van Dam



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het lof der vrouwen

(2009)–Johanna Hobius–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina A4r]
[p. A4r]

Lof voor alle EerbareGa naar voetnoot(1) Vrouwen en jongh-vrou-
wen
Ga naar voetnoot(1), en een tegenwerpinge aen alle verachters der selver.

 
Komt hier die zyt gewoon de Vrouwen te verachten,
 
Ick wensch op dese vraegh u antwoort te verwachten.
5[regelnummer]
Of ghy niet beter weet als uwen mont en spreeckt,
 
Of dat ghy met gewelt der Vrouwen lof verbreeckt.
 
Men vint nu hedensdaeghs seer veel verwaende GeckenGa naar voetnoot(7),
 
Die 't vrouwelijck geslacht van haren roem ontrecken;
 
En seggen dat het is van wijsheyt heel berooft,
10[regelnummer]
En datter geen verstant kan rusten in haer hooft.
 
Dat zy te botGa naar voetnoot(11), en dom, te losGa naar voetnoot(11) syn en lichtveerdighGa naar voetnoot(11)
 
En achten haer geen prys en gansch geen eere weerdig:
 
Maer brengen altydt voort 't geen haren lof bedeckt,
 
En spreecken noyt een woordt, dat haer tot voordeel streckt.
15[regelnummer]
Sy roepen o! door haer is onsen val gekomen,
 
De vrucht, die God verboot, heeft EvaGa naar voetnoot(16) eerst genomen,
 
En gaf die aen den man, 't is waer, hier was zy swack,
 
Maer siet eens ofter meer verstant in AdamGa naar voetnoot(18) stack:
 
De Vrouwe sprack nog eens, dit zyn verbode vruchten,
20[regelnummer]
Die hier van eeten sal die kan God niet ontvluchten.
 
Het Vonnis is te swaer de doodt is hem bereyt;
 
Maer ach! het listig DierGa naar voetnoot(22) dat heeft hem noch verleytGa naar voetnoot(22),
 
De Vrou had hier te doen met 't slimste van de dieren,
 
Ia met den Duyvel selfs die leugens kan versierenGa naar voetnoot(24).
25[regelnummer]
Hy seyde neemt de vrucht so weet ghy goet en quaet
 
Ghy sult God zyn gelyck doet maer na mynen raet;
 
Dit heeft de vrou beweeght sy heeft de vrucht genomen,
 
En biets' ooc Adam aen die neemtsche sonder schromen;
 
Hy straft de Vrouwe niet, hy spreeckt gheen deftighGa naar voetnoot(29) woort
30[regelnummer]
Maer gaet ooc onbedacht in syne sonde voort.
 
Hoe! wilt ghy nu de schult alleen op Eva leggen,
 
En Adam spreken vry gansch buyten alle seggenGa naar voetnoot(32),
[pagina A4v]
[p. A4v]
 
Maer schoon ghy dat al doet wert daerom haren Lof
 
Begraven in der aerdt, getreden in het stof;
 
O neen dat mach niet syn, haer eer sal altydt bloeyen,
 
En als de Pallem-boom en als de Wijngaert groeyen.
5[regelnummer]
Of men die Boom belast, of men de Wijngaert snijt,
 
Sy groeyen even-wel in spijt van die 't benijt:
 
Is oock door haer bedryfGa naar voetnoot(7) de doodt op ons gekomen;
 
Haer zaetGa naar voetnoot(8) heeft wederom de dood syn kracht benomen.
 
Veracht hy dan de Vrou die God hier hout soo waert
10[regelnummer]
Dat zy zyn eygen Soon natuyrlijckGa naar voetnoot(10) heeft gebaert?
 
Heel seltsaem wonder groot, doch even-wel waerachtigh
 
Seer wonderlijc gebracht, door God den Heer almachtig,
 
Dat Christus Godt en Mensch ter werelt is gebracht,
 
Geboren door een MaegtGa naar voetnoot(14) door Godes groote cracht:
15[regelnummer]
Hier wert het Vrou geslacht ten hoogsten door verheven
 
Vertreden het SerpentGa naar voetnoot(16) gelijcker staet geschreven;
 
Maer soo dit even-wel u niet en is genoegh,
 
So sal ick seggen meer, wat liefde haer Christus droeg.
 
Wanneer hy van de MansGa naar voetnoot(19) nu was ter doodt verwesen,
20[regelnummer]
Soo is hy wederom den derden dach verresen:
 
Maer wienGa naar voetnoot(21) is 't dat hy eerst syn heerlickheyt betoont?
 
't Was aen het Vrou-geslacht, die heeft hy 't hooft gecroontGa naar voetnoot(22),
 
Hy heeft haer alder eerst tot PredikersGa naar voetnoot(23) gesonden,
 
Om aen d'Apostelen met haest te gaen verkonden,
25[regelnummer]
Dat hy was opgestaen, en dat de felle doot
 
Nu van zyn Heerschappy was t'eenemael ontbloot.
 
Wie kan de waerheyt hier met reden tegen spreken,
 
Wie kan der Vrouwen Lof in dit geval verbreken,
 
Wie moet niet roepen uyt al is sy swack en teer,
30[regelnummer]
Sy is noch met verstant begaeft van God de Heer.
 
Daer zynder oock geweest die noch wel and're dingen
 
Dees Vrouwen schryven toe, om haer tot lof te bringen,
 
Dat zy in IllyrienGa naar voetnoot(33), en het ProvenceGa naar voetnoot(33) Landt,
 
Het Christelyck geloof eerst hebben in geplandtGa naar voetnoot(34).
35[regelnummer]
Wy hebben hier niet voorGa naar voetnoot(35) gelycker vele meynenGa naar voetnoot(35),
 
Der Mannen kloeck vernuft in 't minste te verkleynen,
[pagina A5r]
[p. A5r]
 
Maer roemen oock met recht der vrouwen lof en eer,
 
Die nu schier t' eenemael gestoten wert ter neer.
 
Men vint oock wel 't is waer veel Goddeloose vrouwen,
 
Wiens boosheyt is bekent daer van de vromen grouwen:
5[regelnummer]
Wiens Lichaem is besmet, wiens ziele door de sondt,
 
GeduyrighGa naar voetnoot(6) nederdaelt tot in der Hellen grondt.
 
Siet SaraGa naar voetnoot(7) was een Vrou, een vrome ziel rechtveerdigh,
 
En IesabelGa naar voetnoot(8) seer wreet tot allen boosheyt veerdigh:
 
AbigaelGa naar voetnoot(9) met verstant heeft Davids quaet gestuyt,
10[regelnummer]
DelilaesGa naar voetnoot(10) valsche list maeckt Simsom tot een buyt.
 
Ester de Coningin verlost de vrome Ioden,
 
Die HamanGa naar voetnoot(11-12) valsch en quaet met listen socht te dooden:
 
Maer ThomijrisGa naar voetnoot(13) verwoet, en FuluiaGa naar voetnoot(13) seer wreet,
 
Die waren wederom der Vromen herten leet.
15[regelnummer]
Of Messalia stout een SmoorpotGa naar voetnoot(15) vol oneere,
 
Den KeyserGa naar voetnoot(15-16) was ontrou haer Echten Man en HeereGa naar voetnoot(16),
 
LuchretiaGa naar voetnoot(17) seer schoon een Beelt der eerbaerheyt,
 
Heeft met de droeve doot betoont haer trouwigheytGa naar voetnoot(18).
 
Wel salmen dan den Lof bedecken van den Vromen
20[regelnummer]
Daer van dat menichmael is soo veel goet gekomen:
 
Om dat een lichte KoyGa naar voetnoot(21) in stoute sonden leeft,
 
En haren soete vreught te vuylen RanckenGa naar voetnoot(22) geeft;
 
Dat ware veel te wreet, want siet doch eens de mannen,
 
Syn die niet menichmael oock van den Heer verbannen
25[regelnummer]
Om harer sonden schult, siet PharoGa naar voetnoot(25) den Tyran,
 
Hy kandt hem tegen Godt opGa naar voetnoot(26) 't hooghste dat hy kan.
 
En socht niet AbsalonGa naar voetnoot(27) de schande van zyn Vader,
 
Schent, Ammon ThamarGa naar voetnoot(28) niet dien listigen verrader.
 
IeroboamGa naar voetnoot(29) seer wreet, en AchaesGa naar voetnoot(29) stout en quaet,
30[regelnummer]
Die stelden haer altydt tegen des Heeren raet.
 
Soo haest als IoranGa naar voetnoot(31) hadt het Coninckrijck verkregen,
 
Soo heeft hy met gewelt zyn Broeders al verslegen,
 
En gantschelijc vernielt, maer God die hem daer noch
 
Ten lesten eens beloont dit schandelijck bedroch.
35[regelnummer]
En deed oock NeroGa naar voetnoot(35) niet zyn eygen Moeder sterven,
 
Een schandelijcken doodt met houwen ende kervenGa naar voetnoot(36).
[pagina A5v]
[p. A5v]
 
Heeft oock HerodusGa naar voetnoot(1) niet zyn eygen vrouw onthooft,
 
Als hy haer glansGa naar voetnoot(2) en eerGa naar voetnoot(2) had met gewelt berooft.
 
Sou yemandt nu hier om de Mannen gaen verachten,
 
Of breecken haren Lof met woorden of gedachten.
5[regelnummer]
Om dat een stoute GuytGa naar voetnoot(5) hem in het quaet verheught,
 
En loopt gansch buyten spoor van alle ware deught.
 
O! neen haer lof en eer moet hooge syn gepresen,
 
En haer beroemde geest meer eere zyn bewesen:
 
Maer midtsGa naar voetnoot(9) dit over langh voor my al is gedaen,
10[regelnummer]
Soo sal ick dese saeck hier nu niet roeren aen.
 
Mijn ongeleerde Pen kan haren Lof niet raecken,
 
Ick sal voor dese reysGa naar voetnoot(12) myn reden hier in staecken,
 
Tot op een ander tydt, om nu te komen weer,
 
Tot myn begonnen witGa naar voetnoot(14) 't geen is der Vrouwen eer.
15[regelnummer]
Waer sal myn swacke Pen haer glans en luysterGa naar voetnoot(15) halen,
 
Comt PhoebeGa naar voetnoot(16) laet u gunst doch op my neder dalen:
 
O! PallasGa naar voetnoot(17) reyckt my toe en brengt doch aen den dach
 
't Geen my in dit geval ten dienste wesen mach.
 
Ick ben een slechteGa naar voetnoot(19) Maeght, een oude Zeeu geboorenGa naar voetnoot(19),
20[regelnummer]
Maer soucke niet-te-min de wijsheyt na te spooren.
 
Al kom ick veel te kort 'k en hebbe noyt verheertGa naar voetnoot(21),
 
Al daer LasceniaGa naar voetnoot(22) wert treffelyck geleert:
 
Soo wy maer eens door sien de oude Schryvers boecken
 
En eens der Vrouwen lof gaen neerstigh ondersoecken.
25[regelnummer]
Wy sullen menichmael geheel verwondert staen,
 
Wanneer wy haer verstant en wijsheyt mercken aen.
 
Gaet ons PlutarchusGa naar voetnoot(27) niet der Vrouwen Lof vertellen,
 
En gaet oock wijd' en breet haer hooge gaven stellen.
 
SimphoriaGa naar voetnoot(29) Vermaert BocacioGa naar voetnoot(29) met vreught,
30[regelnummer]
Sy roemen al-te-mael haer wijsheyt en haer deught?
 
Maer wie is niet bekent den Lof van de SibillenGa naar voetnoot(31),
 
Hoe wel een wijse Kop dit houden sal voor grillenGa naar voetnoot(32);
 
Wy weten even-wel dat haer beroemptGa naar voetnoot(33) verstandt,
 
De Werelt cieren doet gelyck een Diamant.
35[regelnummer]
Sy hebben met verstandt veel dingen voor geschreven,
 
Daer van het meeste deel vervult is na het leven,
[pagina A6r]
[p. A6r]
 
En oock geprophiteert door Godes geest gewisGa naar voetnoot(1),
 
Van 't oordeel dat hier na oock te verwachten is,
 
Hoe Christus lyden moest en voor de sonden sterven:
 
En hoe hy door syn doodt het leven moest verwerven,
5[regelnummer]
En wasschen in syn bloet de ziele wit en schoon,
 
Om eeuwighlijck hier naerGa naar voetnoot(6) te blincken in den TroonGa naar voetnoot(6).
 
Sy spraecken wederom seer veel van 's werelts dingen,
 
Hoe dat men speuren sou seer veel veranderingen,
 
Van Keyser-Domme groot, van Coningen volmachtGa naar voetnoot(9),
10[regelnummer]
Sy hebben haerGa naar voetnoot(10) begin en eynd' oock voort gebrachtGa naar voetnoot(10).
 
Ia CiceroGa naar voetnoot(11) getuyght hoe eertydts de Romeynen,
 
Noyt sochtenGa naar voetnoot(12) haer geschrift int minste te verkleynen:
 
Maer hebben menichmael oock Raet daer uyt gehaelt
 
En hare woorden zyn oock nimmermeer gefaelt.
15[regelnummer]
Hoe heeft de Coningin NicauleGa naar voetnoot(15) hoogh gebooren,
 
Wt rijck ArabiaGa naar voetnoot(16) de wijsheyt uytverkooren;
 
Sy hadt de Faem gehoort van SalomonsGa naar voetnoot(17) verstandt,
 
Sy komt om hem te sien uyt sulcken verren landt
 
Binnen IerusalemGa naar voetnoot(19), sy komt den Vorst begroeten,
20[regelnummer]
Sy brengt hem veel geschenck en buygt haer voor syn voeten:
 
Sy vraecht hem wonder veel om wel te syn geleert,
 
En heeft met hem seer hoogh en diep gedisputeert,
 
Van Cruyden veelderley van Planten ende Boomen,
 
En al wat groeyen mocht omtrent de soete stroomen,
25[regelnummer]
Sy ondersoeckt het al zyn eygenschap en aert,
 
En watter dient gemijt, en watter dient bewaert.
 
Men schrijft oock van een Vrou uyt Vranckerijck geborenGa naar voetnoot(27),
 
Die van den Coninck was tot Coningin vercoren
 
Gelijck men lesen kan in d'Engelsche CronijckGa naar voetnoot(29),
30[regelnummer]
Want hy een Coninck was van het Britaensche Rijck;
 
Die goede Coningin liet nimmer te vermanen,
 
Hoe wel het gantsche landt was vol PelagianenGa naar voetnoot(32):
 
Sy heeft door Godes geest oock soo veel uytgericht,
 
Dat zy het heele Rijck heeft met syn woordt verlicht.
35[regelnummer]
Want doen Sint AugustijnGa naar voetnoot(35) daer quam met groot verlangenGa naar voetnoot(35).
 
So wert hy seer beleeft van yeder een ontfangen.
[pagina A6v]
[p. A6v]
 
Dus wert het gantsche Lant door haer gereformeertGa naar voetnoot(1),
 
En heeft oock menich jaer in vreughde gefloreert.
 
ItalienGa naar voetnoot(3) moet oock der Vrouwen Lof vermeeren,
 
En met een Lauwer Tack haer cieren en vereeren:
5[regelnummer]
Ghy brengt een PerelGa naar voetnoot(5) voort, van wiens verstant en geest
 
De werelt overlanghGa naar voetnoot(6) verwondert is geweest;
 
Wie heeft oyt soeter Dicht met beter stijl geschreven,
 
Wie heeft oyt beter moet en hooger troost gegeven,
 
Als dese wyse Maeght, wie heeft ons teer geslacht
10[regelnummer]
Oyt meerder eer behaelt, oyt soeter vreugt gebracht,
 
Sy kon door haer verstant met reden wederleggen,
 
Al wat een korselGa naar voetnoot(12) hooftGa naar voetnoot(12) kon tot ons nadeel seggen.
 
Sy kanter tegen aenGa naar voetnoot(13) en maeckter veel beschaemt,
 
Die brengen aen den dagh 't gheen wysheyt niet betaemt.
15[regelnummer]
Iuema LuigiaGa naar voetnoot(15) uyt Spangien hoogh verheven.
 
En wert geen minder lof en wijsheyt toegeschreven,
 
Sy was noch jonck en teer, maer wonderlyck geleert,
 
Dies heeft zy aen den Paus een Meester stuck vereert:
 
Sy schreef seer pertinent in vyfderhandeGa naar voetnoot(19) talen,
20[regelnummer]
Soo dat den goeden Man genootsaeckt was te halen
 
(Hoe hoog hy was geleert) noch taelmansGa naar voetnoot(21) om dees maegt
 
Te geven goet bescheyt op 't geen dat sy hem vraegt,
 
Men heeft om dese tyd te Romen oock vernomen,
 
Een seer geleerde Vrou uyt Spangien voort-gekomen,
25[regelnummer]
Die heeft in 't openbaer met treffelijck bescheyt,
 
Het alder swaerste Boeck van ScotusGa naar voetnoot(26) uytgeleyt:
 
Daer quamen tot haer SchoolGa naar voetnoot(27) geleerde Cardinalen
 
Die ons haer groot verstant en wijsheyt oock verhalen,
 
Sy stonden als verstelt dat soo een teer gemoet
30[regelnummer]
Soo kloecke reden voert, soo goeden leeringh doetGa naar voetnoot(30).
 
Sal oock de spruyteGa naar voetnoot(31), van PythagorasGa naar voetnoot(31) niet swevenGa naar voetnoot(31),
 
Die na haers Vaders doot syn boecken swaer geschreven,
 
Heeft geestigh uytgeleyt en treffelijck verklaert,
 
Soo dat haer groot verstant wert over al vermaert:
35[regelnummer]
En noch een France Vrou geheten HelisenneGa naar voetnoot(35),
 
Heeft veel geleerde Mans verwonnenGa naar voetnoot(36) door haer penne,
[pagina A7r]
[p. A7r]
 
Want zy veel boecken heeft geschreven met verstant,
 
En wijsheyt die van God haer was int hert geplant.
 
AretaGa naar voetnoot(3) was geleert, HortensiaGa naar voetnoot(3) daer nevenGa naar voetnoot(3),
 
DorinnaGa naar voetnoot(4) wert meer lof dan PindaroGa naar voetnoot(4) gegeven.
5[regelnummer]
't HeanoGa naar voetnoot(5) was volmaeckt in soete Poesy,
 
En SpasiaGa naar voetnoot(6) was oock in Dichten soet en blyGa naar voetnoot(6):
 
De Dochters al-te-mael van DiodorusGa naar voetnoot(7) moedigh,
 
Die waren seer geleert in wijsheyt overvloedigh.
 
De vrouw van ScipioGa naar voetnoot(9), den vromen Africaen,
10[regelnummer]
Mach met haer soet gedicht by de geleerde staen.
 
CatrinaGa naar voetnoot(11) uwen naem die moet ick hier oock noemen,
 
Men mach van uw' verstant met recht en reden roemen,
 
Uw' lof die wert ons hoogh beschreven en vermaert,
 
De wijsheyt scheen van Godt in u natuyr gebaert:
15[regelnummer]
Wie sou hier nae den eysch ten vollen prysen konnenGa naar voetnoot(15),
 
Die vijftigh kloecke Mans in wijsheyt heeft verwonnenGa naar voetnoot(16),
 
Die door haer geestigheyt beantwoordt en vertaelt,
 
't Geen yemant oyt met vlijt uyt oude boecken haelt.
 
Noyt wert der Vrouwen lof gelastert van de wijsen,
20[regelnummer]
Sy sullen nimmermeer haer geestigheyt misprysen.
 
Is CeresGa naar voetnoot(21) niet vermaert door Mannen van verstandt,
 
Iae wert als een Goddin ge-eert in Grieckenlandt,
 
Om dat zy alder eerst de Wetten heeft gegeven,
 
Die zy heeft al-te-mael seer treffelyck beschreven,
25[regelnummer]
Gelijck ons dat beschryft OvidiusGa naar voetnoot(25) seer soet,
 
En Diodorus oock al op gelycke voet.
 
Ia HerodotusGa naar voetnoot(27) selfs een kloeck History schryver,
 
Die 't alles ondersocht met wonderlycken yver.
 
Die heeft ons oock betuyght VirgiliusGa naar voetnoot(29) vermaert,
30[regelnummer]
En PliniusGa naar voetnoot(30) en heeft hier in geen tydt gespaert.
 
Wert oock CarmentaGa naar voetnoot(31) niet geacht en hoogh verheven
 
Wert haer niet mildelyck dees eere toegeschreven,
 
Dat zy heeft alder eerst gevonden en verdacht,
 
De Letteren, en die oock in het licht gebracht;
35[regelnummer]
De Letteren seer schoon van de Latijnsche Talen,
 
Die ons schynt voort-gebracht uyt 's hemels hoge Salen:
[pagina A7v]
[p. A7v]
 
Die nu wert aldermeest in ons vereenicht landt
 
Gevordert en ge-eert van lieden van verstandt.
 
Wel is dan onse Eeu nu van geleerde Vrouwen,
 
Gansch 't eenemael ontblootGa naar voetnoot(4) dat kan ic niet vertrouwen,
5[regelnummer]
Het is ons noch bekent hoe ComansGa naar voetnoot(5) weerde kint
 
Wert om haer geestigheydt van yder een bemint.
 
Sy gaet een aerdigh Dicht de jonge jeught vereeren.
 
En met een soeten vontGa naar voetnoot(8) de Reden-kunst haer leeren:
 
Hoe dat hem dragen sal een Minnaer in syn jeught,
10[regelnummer]
Omtrent een jonge Maegt begaeft met eer en deugt,
 
Sy komt oock met verstant het sluymighGa naar voetnoot(11) hert opwecken
 
Om met een soete toon ten Hemel op te trecken,
 
Op dat wy op der aerd' niet heghten ons gemoet,
 
Maer stijgen naer om hoogh en soecken 't ware goet.
15[regelnummer]
En Iuffrou AnnaGa naar voetnoot(15) oock, een Maeght vol geestigheden,
 
Gingh die niet menichmael haer jonge tyd besteden,
 
In soete Poësy wanneer zy ons bericht,
 
Een Spiegel voor de jeught een soete Maegde plicht.
 
Ia gaet des Heeren woordt hercauwenGa naar voetnoot(19) en door klyvenGa naar voetnoot(19),
20[regelnummer]
En gaet tot zynder eer veel soete Veersen schryven.
 
't Scheen dat zy wert gevoet op 't hoogste van ParnasGa naar voetnoot(21)
 
En dat zy meesten tydt omtrent de MusenGa naar voetnoot(22) was.
 
Maer om met een verhael myn reden te besluyten
 
Hoewel der noch seer veel om kortheyt blyve buyten.
25[regelnummer]
Soo stel ick voor het lest 't geen my in dit geval,
 
Een ciercel en een roem een Crone wesen sal.
 
Wie sal niet staen verstelt? wie sal niet zyn verwondert?
 
Als Wtrecht seer vermaert der Vrouwen lof uyt dondertGa naar voetnoot(28),
 
Daer FamaGa naar voetnoot(29) hene vliegt, en roemt doort gantsche lant
30[regelnummer]
Den wytvermaerde lof van SchuyrmansGa naar voetnoot(30) edel pantGa naar voetnoot(30).
 
O! bloeme van het landt, O! ciercel van de Vrouwen,
 
Ghy doet een groten naem voor eeuwigh ons behouwen.
 
Ghy komt ons al-te-mael verlichten door u glans,
 
Iae syt ons hooghste eer int midden van de mans.
35[regelnummer]
Soo langh de Werelt heeft gestaen op hare palen,
 
En heeftmen van geen vrou meer wijsheyt konnen halen.
[pagina A8r]
[p. A8r]
 
Waer heeft men oyt gesien so hoogh geleerde maegt
 
Die in haer geestigh breyn so groten wijsheyt draegt,
 
Hoe vremt de talen syn zy kanse geestigh spreken,
 
Waer by kan so een Maeght ten hoogsten zyn geleken.
5[regelnummer]
Sy schijnt geheel volmaeckt in Goddelijcke deught,
 
En is oock seer vermaert in stichtelijcke vreught.
 
Wat yemant oyt bedacht wat wijse lieden vonden,
 
Zy weet het al-te-mael en dat in korte stonden.
 
En schrijft oock pertinentGa naar voetnoot(9) seer veelderhande tael,
10[regelnummer]
Divers en veelderley, maer geestigh al-te-mael.
 
Ia met een Diamant te snyden wel ervaren,
 
En singht seer soet Musijck en speelt op alle snarenGa naar voetnoot(12),
 
En druckt in schilder-kunst uyt een kleyn Taf'reel.
 
Haer uytgelesen beelt en wesen in 't geheel.
15[regelnummer]
Ick kan hier na den eys haer gaven niet uyt spreken,
 
Want wijsheyt en verstant dat sou my ver ontbreken,
 
Mits Fama door het landt, ja gans de werelt draeght.
 
Den naem en ooc den lof van dees beroemde maegt.
 
Comt Vrouwen al-te-mael en maegden wilt vercieren,
20[regelnummer]
Den PhoenixGa naar voetnoot(20) van ons Landt met groene Lauwerieren,
 
Comt hier en vlecht een krans te stellen op het hooft,
 
Van een die Pallas glans in wetenschap verdooft,
 
Verachters van ons eer wat sal uw' oordeel wesen,
 
Als ghy dit kleyn Gedicht sult hebben overlesen.
25[regelnummer]
Dat slecht is in der daet maer wijst noch echter aen,
 
Wat dat een kloecke vrou door wijsheyt kan bestaen.
 
Is niet een wijse Vrouw een gave van den Heere
 
Sy is haer huys een vreugt, en hout haer Man in eere:
 
Gelyckt haer Salomon niet by een schoon Juweel,
30[regelnummer]
Dat God den vromen Man komt schencken tot syn deel
 
Men sal door haer verstant haer man oock eer bewysen,
 
Men sal hem in den Raet en in de poorten prysen.
 
Zy opent hare mont met Leringh en verstant,
 
Sy blinckt in alle deught gelijck een Diamant.
35[regelnummer]
Der vrouwen wijsheyt kan het huys in vrede houwen,
 
Haer man mach onbeschroomt geheel op haer betrouwen,
[pagina A8v]
[p. A8v]
 
Sy maekt zyn herte varsGa naar voetnoot(1), en is zyn hooft en Croon,
 
Geluckigh is hy dan die haer krygt tot zyn loon.
 
Wat heeft een Echte man doch liever op der aerden,
 
Als een deughtsame Vrou, wat hout hy meer in waerde,
5[regelnummer]
Sy ciert geheel zyn huys gelyck der Sone-glans,
 
En is voor zyn gemoet een troost en vaste SchansGa naar voetnoot(6).
 
Staet Mannen vry na eer, maer wilt de swacke vrouwen,
 
Noyt stelen haren lof noch haren roem onthouwen.
 
Verheft vry uw' verstant, maer kreuckt niet hare naem,
10[regelnummer]
En schryft haer nimmer toe soo lasterlycke faem:
 
Verandert eens uw' Pen als StesichorusGa naar voetnoot(11) dede,
 
Die op een Griecksche Vrouw HelenaGa naar voetnoot(12) was t' onvrede;
 
Hy sprack van hare daet met lasterlijck schandael,
 
Maer komt het nader hant herroepen al-te-mael.
15[regelnummer]
Heeft u een snoodeGa naar voetnoot(15) Vrouw so grooten haet doen krygen
 
Siet op een vroom gemoet en wilt haer quaet verswygen.
 
Ick meen ghy Man noch Vrouw sult vinden gansch volmaeckt,
 
Maer hy is onbedacht die een van beyde laeckt.
[tekstkritische noot]22: listtig > listig
28: Mogelijk is hier sprake van een zetfout: ‘neemtsche’ in plaats van ‘neemtse’ of ‘neemt ze’; het is niet evident dus is het niet gecorrigeerd.

voetnoot(1)
eerbare: achtenswaardige; in morele zin: onberispelijk ten opzichte van het geslachtsleven, uitsluitend betrekking hebbend op vrouwen
voetnoot(1)
jongh-vrouwen: ongehuwde, jonge vrouwen
voetnoot(7)
verwaende gecken: hooghartige mensen
voetnoot(11)
bot: onwetend
voetnoot(11)
los: lichtzinnig
voetnoot(11)
lichtveerdich: onbedachtzaam
voetnoot(16)
Eva: Hier wordt gerefereerd aan Genesis 3, waarin Eva door de slang (‘listig dier’, r. 22) wordt verleid tot het eten van de ‘verboden vrucht’. Nadat zij, tegen Gods wil, van de boom gegeten had, gaf ze de vrucht aan Adam. Adam en Eva werden zich aldus bewust van hun naaktheid en verborgen zich in schaamte. God strafte de mens door ze voor eeuwig uit het paradijs te verjagen. De ‘zonde’ die over de mensheid was gekomen werd door het sterven van de zoon van God, Jezus Christus, vergeven. Merk hierbij op dat Hobius in haar visie op de ‘eerste zonde’ een ander aspect bij de schuldvraag voegt: Adam had moeten ingrijpen en Eva tot de orde moeten roepen (r. 29-30), dit geheel naar de maatstaven van het ‘republikeinse’ huwelijk, waarin de man en vrouw elkaars ‘noothulp’ moeten zijn, maar de verantwoordelijkheid uiteindelijk toch bij de man ligt. Van Gemert 1996, pp. 6-13; NBG Bijbel 1982: Genesis 3 en Matteüs 1:21
24-25 marge rechts:Genesus 3. Genesis 3; De eerste zonde
voetnoot(18)
Adam: Hier wordt gerefereerd aan Genesis 3, waarin Eva door de slang (‘listig dier’, r. 22) wordt verleid tot het eten van de ‘verboden vrucht’. Nadat zij, tegen Gods wil, van de boom gegeten had, gaf ze de vrucht aan Adam. Adam en Eva werden zich aldus bewust van hun naaktheid en verborgen zich in schaamte. God strafte de mens door ze voor eeuwig uit het paradijs te verjagen. De ‘zonde’ die over de mensheid was gekomen werd door het sterven van de zoon van God, Jezus Christus, vergeven. Merk hierbij op dat Hobius in haar visie op de ‘eerste zonde’ een ander aspect bij de schuldvraag voegt: Adam had moeten ingrijpen en Eva tot de orde moeten roepen (r. 29-30), dit geheel naar de maatstaven van het ‘republikeinse’ huwelijk, waarin de man en vrouw elkaars ‘noothulp’ moeten zijn, maar de verantwoordelijkheid uiteindelijk toch bij de man ligt. Van Gemert 1996, pp. 6-13; NBG Bijbel 1982: Genesis 3 en Matteüs 1:21
24-25 marge rechts:Genesus 3. Genesis 3; De eerste zonde
voetnoot(22)
listig Dier: Hier wordt gerefereerd aan Genesis 3, waarin Eva door de slang (‘listig dier’, r. 22) wordt verleid tot het eten van de ‘verboden vrucht’. Nadat zij, tegen Gods wil, van de boom gegeten had, gaf ze de vrucht aan Adam. Adam en Eva werden zich aldus bewust van hun naaktheid en verborgen zich in schaamte. God strafte de mens door ze voor eeuwig uit het paradijs te verjagen. De ‘zonde’ die over de mensheid was gekomen werd door het sterven van de zoon van God, Jezus Christus, vergeven. Merk hierbij op dat Hobius in haar visie op de ‘eerste zonde’ een ander aspect bij de schuldvraag voegt: Adam had moeten ingrijpen en Eva tot de orde moeten roepen (r. 29-30), dit geheel naar de maatstaven van het ‘republikeinse’ huwelijk, waarin de man en vrouw elkaars ‘noothulp’ moeten zijn, maar de verantwoordelijkheid uiteindelijk toch bij de man ligt. Van Gemert 1996, pp. 6-13; NBG Bijbel 1982: Genesis 3 en Matteüs 1:21
24-25 marge rechts:Genesus 3. Genesis 3; De eerste zonde
voetnoot(22)
verleyt: misleid
voetnoot(24)
versieren: verbloemen
voetnoot(29)
deftigh: verstandig
voetnoot(32)
buyten alle seggen: zonder tegenwerping
voetnoot(7)
bedryf: toedoen
voetnoot(8)
zaet: nakomeling (=Jezus Christus)
voetnoot(10)
natuyrlijck: als haar eigen kind
voetnoot(14)
maeght: Maria, moeder van Jezus Christus, werd zwanger gemaakt door de Heilige Geest en behield daarbij haar maagdelijkheid. NBG Bijbel 1982: Matteüs 1:18-25 en Lucas 1:26-38
voetnoot(16)
Serpent: Aanduiding van de slang in het Paradijs, die Eva heeft aangezet tot het eten van de verboden vrucht. Ten gevolge hiervan zijn Adam en Eva uit het paradijs verdreven door God.
voetnoot(19)
Mans: mannen
voetnoot(21)
Maer wien: De eerste aan wie Jezus Christus zich na zijn opstanding vertoonde was Maria Magdalena. NBG Bijbel 1982: Marcus 16:9-20 en Johannes 20:11-18
voetnoot(22)
... 't hooft gecroont: De eerste aan wie Jezus Christus zich na zijn opstanding vertoonde was Maria Magdalena. NBG Bijbel 1982: Marcus 16:9-20 en Johannes 20:11-18
voetnoot(23)
Predikers: Jezus Christus zond, na zijn opstanding, Maria Magdalena naar de discipelen, hier aangeduid als ‘predikers’ en ‘apostelen’(24), om aan hen te verkondigen dat Hij was opgestaan uit de dood. NBG Bijbel 1982: Johannes 20:17 en Matteüs 28:9-10
24-25 marge links:Iohan. 20. vers 17. Johannes 20:17; De opstanding en de eerste verschijning
voetnoot(33)
Illyrien: Gebied in noordelijk Albanië en de zuidelijke Balkan, duidde in Griekse en Romeinse tijd geheel Albanië en Macedonië aan. WP, dl. 12, p. 67
voetnoot(33)
Provence: Historische provincie in het zuidoosten van Frankrijk. WP, dl. 19, p. 187
voetnoot(34)
Het Christelyck ... hebben in geplandt.: Maria Magdalena, een vrouw uit het gezelschap rond Jezus Christus, aan wie Jezus zich ook na zijn wederopstanding het eerst toonde, en haar zuster Marta zouden, volgens een oude Franse legende, samen met Lazarus en ene Maximinus in een bootje zonder zeil en roer naar de Provence zijn gevaren om daar het evangelie te verkondigen. Goosen 1992, p. 210-218 (Zie ook: De Marconville 1609, C7v: Maria Magdalena en Marta verkondigen het evangelie in Illyrië en de Provence)
voetnoot(35)
hebben ... voor: zijn hier niet van plan
voetnoot(35)
gelyker vele meynen:
[tekstkritische noot]13:Thomijris > Thomijris
28:(JvD: De komma achter ‘Schent’ is raadselachtig. Wellicht heeft de zetter de intentie gehad om tussen ‘Ammon’ en ‘Thamar’ een komma te zetten, om verwarring te voorkomen.)
voetnoot(6)
geduyrigh: zonder ophouden
voetnoot(7)
Sara: Sara was de vrouw van Abram en kreeg op eenennegentigjarige leeftijd een zoon, Isaak, nadat door God aan Abram was verkondigd dat hij met deze zoon de ‘vader van een menigte volken’ zou worden. NBG Bijbel 1982: Genesis 17:1-22
voetnoot(8)
Iesabel: Izebel, dochter van Etbaäl, vrouw van Achab. Izebel en Achab waren aanbidders van de afgod Baäl en richtten altaren voor hem op. Zij leidden een leven dat ‘kwaad’ was in de ogen van God, erger dan alle andere zondaren voor hen gedaan hadden. NBG Bijbel 1982: I Koningen 16:29-34
8-9 marge rechts:Samuel. 25 vers 23. I Samuël 25:23; ‘Toen Abigaïl David zag, sprong zij haastig van de ezel af en wierp zich vlak voor David op haar aangezicht; zij boog zich ter aarde’.
voetnoot(9)
Abigael en David: Abigaïl was een wijze vrouw en haar man Nabal was rijk, koppig en hard. Nabal weigerde aan David, de aanstaande koning van Juda, een deel van zijn opbrengst af te staan, waardoor David zich met geweld op Nabal wilde wreken. Abigaïl wist dit te voorkomen door zich voor David in het stof te werpen en alle schuld op zich te nemen. Later, na Nabals dood, werd Abigaïl een van Davids vrouwen. NBG Bijbel 1982: I Samuël 25:1-44 (Zie ook: De Marconville 1609, E4v)
voetnoot(10)
Delilaes en Simsom: Simson, een der ‘richteren’, was bovenmenselijk sterk en onoverwinnelijk. Hij werd echter verliefd op Delila en zij werd omgekocht door de Filistijnen om Simsons kracht te breken. Na listig op Simson te hebben ingewerkt, liet ze zijn lange vlechten scheren waardoor zijn krachten taanden. Zo hielp ze hem in de handen van de vijand. Met een laatste, fatale krachtinspanning vlak voor zijn dood wist hij de Filistijnen echter nog grote verliezen toe te brengen. NBG Bijbel 1982: Richteren 16:4-22
10 marge rechts:Richteren 16. Richteren 16; Simson te Gaza
voetnoot(11-12)
Ester en Haman: Ten tijden van de Babylonische ballingschap was er een hooggeplaatste vorst aan het hof van koning Ahasveros, Haman genaamd, die alle joden wilde doden. Ester, koningin der joden, wist dit te voorkomen door met de koning te gaan praten. Haman werd gespietst toen zijn list tegen de joden bekend werd. NBG Bijbel 1982: Ester 7:1-10
11-12 marge rechts:Ester 5. Ester 5; Ester bij de koning
voetnoot(13)
Thomijris: Tomyris was koningin van de Massageten, een Scythisch nomadenvolk dat de steppen bewoonde ten noorden van de rivier Iaxartes (ook wel: Syr Dar'ya) in het zuiden van Kazachstan. Cyrus de Grote, stichter van het Perzische Rijk, sneuvelde, volgens Herodotus, in een veldslag tegen Tomyris, toen deze in de veronderstelling verkeerde dat Cyrus haar zoon gevangen hield. Kleine Pauly, dl. 5, kol. 885 (Zie ook: De Marconville 1609, C3v)
voetnoot(13)
Fuluia: Fulvia, rijke dochter van Marcus Fulvius Bambalio. Ze was echtgenote van successievelijk Clodius, Curio en, vanaf omstreeks 45 v.Chr., Marcus Antonius. Er is veel geschreven over haar wreedheid, ambitie en koppigheid. Zij zou aanleiding zijn geweest voor het begin van de Perusiaanse Oorlog (bellum perusinum) in 41 v.Chr., waarbij Lucius Antonius en Octavianus elkaar bestreden. Oxford, pp. 77-78, p. 450; Schlimmer/De Boer, p. 405
voetnoot(15)
smoorpot: onbeschaafd en smerig persoon; lett.: grote ketel waarin, op straat, in de zestiende en zeventiende eeuw textiel en dergelijke gekookt werd. WNT XIV, 2200: ‘Dees straetjonckers, die daer loopen bij donckers, snachts en ontijen sluypen, so dat se geacht werden met den dronckers, die niet anders en doen dan sitten en suypen, alle smoorpotten omwroeten, slachten, ruypen’
voetnoot(15-16)
Messalia en Keyser: Messalia Valeria (geb. omstreeks 25 n.Chr.), dochter van Marcus Valerius Messalla Barbatus. Ze was de derde vrouw van keizer Claudius, die dertig jaar ouder was en tevens haar achterneef. Ze liet zich in met talloze mannen tijdens het huwelijk, waarvoor Claudius echter blind was. Deels door haar ontembare manzucht en deels door jaloezie en achterdocht vonden velen door haar toedoen de dood. Kleine Pauly, dl. 3, kol. 1241-1242; Oxford, p. 675
voetnoot(16)
echten man en heere: echtgenoot
voetnoot(17)
Luchretia: Lucretia, vrouw van Tarquinius Collatinus, werd door Tarquinius' zoon Sextus onteerd en nam daarna, nadat zij het voorval eerst aan haar van een veldtocht terugkerende man had verteld, haar eigen leven. Het verhaal is een legende, maar moet een bepaalde historische grond hebben. In de Middeleeuwen werd Lucretia hèt toonbeeld van eerbaarheid en kuisheid, ondanks bezwaren van theologen, die haar zelfmoord onacceptabel vonden. Hall 1992, p. 208; Oxford, p. 622 (Zie ook: De Marconville 1609, D5v)
voetnoot(18)
trouwigheyt: trouw, loyaliteit
voetnoot(21)
lichte koy: hoer
voetnoot(22)
vuylen rancken: bastaards; buiten- of onechtelijke kinderen
voetnoot(25)
Pharo: De Farao die de Israëlieten, ten tijde van de Egyptische ballingschap, vasthield en teisterde met slavernij en mishandeling. Uiteindelijk bracht God, via Mozes, plagen over Egypte. Pas na tien plagen liet de Farao de Israëlieten gaan. NBG Bijbel 1982, Exodus 1-14
voetnoot(26)
kandt op: levert strijd tegen
voetnoot(27)
Absalon: Absalom, zoon van koning David, broer van Tamar en halfbroer van Amnon. Absalom liet zijn halfbroer Amnon vermoorden en verjoeg zijn vader van de troon. De ‘schande van zyn vader’ beging Absalom door te slapen met de (bij)vrouwen van David, net zo als David zelf ook met de vrouw van een van zijn onderdanen had geslapen: de vrouw van Uria, Batseba. NBG Bijbel 1982: II Samuël 11:1-27 en II Samuël 15 en 16
voetnoot(28)
Ammon en Thamar: Amnon werd verliefd op zijn halfzus Tamar. Met een list wist hij Tamar in zijn slaapvertrek te krijgen en verkrachtte haar. Absalom, broer van Tamar, liet Amnon vervolgens vermoorden. NBG Bijbel 1982: II Samuël 13:1-22
28-29 marge rechts:Samuel 13. II Samuël 13; Amnon en Tamar
voetnoot(29)
Ieroboam: Jerobeam, koning van Israël, vereerde afgoden in plaats van dat hij God diende. Door verschillende voortekenen van God en een profeet werd hij gewaarschuwd voor zijn dwalingen, maar hij volhardde in zijn afgodenverering en stelde steeds meer afgodenpriesters aan in zijn land. Hiermee riep hij een vloek af over zichzelf en zijn gehele familie, wat al snel leidde tot de dood van zijn oudste zoon Abia. NBG Bijbel 1982: I Koningen 12, 13 en 14
voetnoot(29)
Achaes: Achaz, koning van Juda, beging alle gruweldaden van de heidense volken: hij offerde, vereerde afgoden en ‘deed zijn zoon door het vuur gaan’. NBG Bijbel 1982: II Koningen 16:1-20
30-31 marge rechts:2.Chroni. 21. II Kronieken 21; Jorams goddeloze regering
voetnoot(31)
Ioran: De goddeloze Joram vermoordde, nadat hij koning was geworden, zijn broers en een aantal hoge edelen, uit angst dat zij hem van de troon zouden stoten. God strafte hem daarna door de strijdlust van zijn vijanden, de Arabieren en Filistijnen, op te wekken en door hem te treffen met een vreselijke ziekte aan zijn ingewanden. Aan het laatste stierf hij uiteindelijk op tweeëndertigjarige leeftijd. NBG Bijbel 1982: II Kronieken 21:2-20
voetnoot(35)
Nero: Nero (37 - 68 n.Chr.), keizer van Rome van 54 tot 68. Zijn moeder Agrippina, die, door vele andere troonpretendenten uit de weg te ruimen ervoor had gezorgd dat hij keizer werd, liet hij in 59 vergiftigen - dus niet ‘met houwen ende kerven’ vermoorden, zoals in r. 36 gesuggereerd wordt. Zijn extravagantie, ijdelheid en achterdocht waren berucht; hij trouwde met zijn halfzus Octavia en er werd gezegd dat hij de helft van Rome heeft laten afbranden om er een nieuwe villa te bouwen. Aanvankelijk werd hij gesteund door Seneca, die ook zijn beroemde inaugurale rede schreef, maar aan het einde van zijn leven had hij nauwelijks nog bondgenoten. Kleine Pauly, dl. 4, kol. 71-73; Oxford, 729-730
voetnoot(36)
houwen ende kerven: hakken en snijden
voetnoot(1)
Herodus: Herodus de Grote (73 - 4 v.Chr.), zoon van een joodse moeder en een Romeinse vader. Hij werd in 40 door Marcus Antonius benoemd tot koning van Judea en hij wist dat, met behulp van Romeinse uitvallen, uit te bouwen tot een groot rijk. Hij maakte zich impopulair bij de joden door de verlatijnsing van de maatschappij en door zijn hellenistische ideeën over de regering. Tegen het einde van zijn leven verloor ook Rome het vertrouwen in hem, niet het minst door de geruchten over intriges in zijn familie: hij liet in 29 zijn vrouw Marianne vermoorden, in 7 haar twee zonen en in 4 v.Chr. zijn oudste zoon. Kleine Pauly, dl. 2, kol. 1090-1092; Oxford, p. 506
voetnoot(2)
glans: schittering
voetnoot(2)
eer: zedelijke eer
voetnoot(5)
stoute guyt: slecht en onbetrouwbaar persoon
voetnoot(9)
midts: om reden van
voetnoot(12)
dese reys: deze keer
voetnoot(14)
wit: doel, oogmerk
voetnoot(15)
luyster: glorie
voetnoot(16)
Phoebe: Phoibe is een titaan, dochter van Gaïa en Themis. Phoibe betekent letterlijk ‘de stralende’. Phoibe is de moeder van Apollo en wordt vaak met hem geïndentificeerd. Apollo is onder andere beschermheer van de schone kunsten, waaronder de poëzie, en woont op de berg Parnassus, bij Delphi, waar hij ook het orakel tot zijn beschikking heeft. Kleine Pauly, dl. 4, kol. 795; Moormann/Uitterhoeve 1987, pp. 42-45
voetnoot(17)
Pallas: Pallas Athene, dochter van Zeus, patrones van de stad Athene. Oorspronkelijk was zij patrones van het ambachtswerk en de toegepaste kunst, uiteindelijk werd zij geallegoriseerd naar de personificatie van wijsheid. Haar kracht en mannelijkheid - vanuit het mythische idee dat ze, moederloos, uit het hoofd van Zeus ontsproten is - vindt zijn weerslag in het appelatief ‘Pallas’, wat ‘jeugdig’ betekent en waarmee de Grieken sterke en edele jonge meisjes aanduidden. Greek-English Lexicon, 1293; Kleine Pauly, dl. 1, kol. 681-683; Oxford, pp. 138-139
voetnoot(19)
slechte: eenvoudige
voetnoot(19)
oude Zeeu gebooren: geboren uit een (oud) Zeeuws geslacht, een echte Zeeuwse
voetnoot(21)
'k en hebbe noyt verheert: ik heb mezelf nooit van mijn taak gekweten
voetnoot(22)
Lascenia: Zij zou vemomd als man, samen met ene Ariothea, de lessen van Plato hebben bijgewoond. De Marconville 1609, D2v
voetnoot(27)
Plutarchus: Mestrius Plutarchus (vòòr 50 - na 120 n.Chr.), filosoof en biograaf van keizers. Plutarchus heeft een immens oeuvre nagelaten, waarvan met name het werk over retorica en ethiek in de Middeleeuwen weer in trek kwam. In de renaissance was het werk de pueris educandis erg populair, maar dat bleek later onterecht aan hem toegeschreven te zijn. Beroemd is zijn hooglied over het huwelijk, Amatorius, en een troostlied, naar aanleiding van het overlijden van zijn dochter Timoxena, aan zijn vrouw. Hij heeft ook een handboek voor pas gehuwden geschreven, waarin hij duidelijk stelling neemt in de discussie over de functie van de vrouw: hij bepleit een opvoeding gelijkwaardig aan die van de man, en een huwelijk waarbij de zinnelust en opvoeding van kinderen niet voorop staat, maar een geestelijke leefgemeenschap het doel is. Kleine Pauly, dl. 4, kol. 945-951; Oxford, pp. 848-849
voetnoot(29)
Simphoria: [Sint Symphorianus, een martelaar uit de 5de eeuw. Hij weigerde voor de proconsul in Rome tot tweemaal toe het christelijk geloof af te zweren, waarna hij werd onthoofd. Zijn laatste, en beroemd geworden, woorden waren tot zijn moeder gericht: ‘vita non tollitur, sed mutator’ (Het leven verheft je niet, het brengt je hoger). Als we De Marconville mogen geloven heeft hij ook geschriften nagelaten waarin hij over de goede kwaliteiten van vrouwen schrijft. Lexicon für Th. und K., dl. 9, kol. 1219;]
Symphorien Champier, een Franse arts, publiceerde in 1504, in de navolging van de ‘Querelle des femmes’ die onstaan was rond 1400, een boek getiteld La Nef des dames vertueuses. In het boek verdedigde hij de vrouwelijke waardigheid en bestreed hij de aantijgingen die anderen jengens de vrouw hadden gemaakt in eerdere publicaties. Dit werk is niet in het Nederlands vertaald en het is ook aannemelijk dat Hobius dit werk en deze auteur niet kende. Vandaar de vreemde en foutieve vermelding van zijn naam in deze passage, waarvan duidelijk is dat het rechtsstreeks afkomstig is van De Marconville. De Marconville 1609, C8r; Richardson 1929, pp. 37-38
voetnoot(29)
Bocacio: Giovanni Boccaccio (1313 - 1375) werd geboren in Parijs en groeide op in Florence. Hij leerde in Napels Petrarca kennen, met wie hij een intensieve vriendschap onderhield. Zijn belangrijkste werk is Decamerone, een raamwerk van honderd vertellingen. In De claris mulieribus beschrijft hij de levens van meer dan honderd beroemde vrouwen; dit werk wordt beschouwd als de eerste (moderne) loftekst op vrouwen. Lexikon, dl. 9, pp. 550-551 (Zie ook: De Marconville 1609, C8r)
voetnoot(31)
Sibillen: Sybille, wordt voor het eerst genoemd door Heraclitus als aanduiding van een profetisch vrouwfiguur. Later ontstonden er steeds meer Sibyllen in de literatuur, van 3 tot soms 10. De Sibyllen bleven tot ver in de Middeleeuwen profeten en voorspellers van wereldse zaken. In Vergilius' Ecloge 4 neemt de Sibylle een bijna Oud-Testamentaire profetische vorm aan. Oxford, p. 984
voetnoot(32)
grillen: onberedeneerde gedachten
voetnoot(33)
beroempt: vermaard
voetnoot(1)
gewis: zeker
voetnoot(6)
hier naer: hierna
voetnoot(6)
in den Troon: in de hemel; op de troon, aan de rechterhand van God
voetnoot(9)
van keyser-domme ... Coningen volmacht: van grote keizerrijken en van machtige koningen
voetnoot(10)
haer: hun
voetnoot(10)
voort gebracht: voorspeld
voetnoot(11)
Cicero: Marcus Tullius Cicero (106 - 43 v.Chr.), politicus, filosoof en bovenal retoricus. Naast de talrijke brieven die, ongeautoriseerd, na zijn dood zijn uitgegeven, heeft hij tijdens zijn leven veel gepubliceerd over retorica en filosofie, waarbij de laatste categorie uiteenvalt in filosofie van de politiek, kenleer en ethiek. Tegen het einde van zijn leven, rond 44 - 45, schreef hij in korte tijd drie boeken over theologie: De natura deorum, De divinatione en De fato. In deze werken gaat hij in op het bestaan van een goddelijk wezen, de natuur van de Goden en op de vrije wil. Kleine Pauly, dl. 1, kol. 1174-1186; Oxford, pp. 234-238.
14-22 marge rechts:Sy wert van sommige Nicaule, ende van sommige Manqueda geheten. 1.Regum. 10. vers. 1. 1 Koningen 10:1-13, Het bezoek van de koningin van Seba.
voetnoot(12)
sochten: trachtten
voetnoot(15)
Nicaule: De naam Nicaule of Manqueda (marge) komt niet in de bijbel voor. Baccaccio besteedt echter in De claris mulieribus een hoofdstuk aan Nicaula (‘De Nicaula, Ethiopum regina. xli’), hierin beschrijft hij dat zij koningin was van Ethiopië, dus niet van Arabia Felix, en hoe zij naar Jeruzalem ging om koning Salomo te ontmoeten. Wright 1943, pp. 146-148 (Zie ook: De Marconville 1609, D1v)
voetnoot(16)
Arabia: Het land waar de koningin van Seba vandaan komt, moet gezocht worden in het zuidoosten van Arabië, ter hoogte van het huidige Jemen, hoewel men in de Middeleeuwen ook gedacht heeft dat Seba het huidige Ethiopië was. In de Romeinse tijd werd dit gebied ‘Arabia Felix’ (Gelukkig Arabië) genoemd. Al in het oude testament, bij Job, komt de naam ‘Sabeeërs’ voor. Een onbetrouwbare traditie wil dat het koningshuis van Ethiopië afstamt van de zoon van koning Salomo en de koningin van Seba. Miller/Miller 1954, pp. 625-626; WP, dl. 21, p. 19
voetnoot(17)
Salomon: Salomo, zoon van koning David en Batseba, werd koning van Judea na Davids overlijden. Hoewel hij tegen het einde van zijn leven zondigde tegen Gods geboden, werd hij beschouwd als een goede koning: hij bouwde een tempel, bracht rijkdom en zijn wijsheid is spreekwoordelijk geworden. Van hem zouden de boeken Spreuken en Hooglied in de bijbel afkomstig zijn. NBG Bijbel 1982: Samuël 12:24 en I Koningen 1-11
voetnoot(19)
Ierusalem: Jeruzalem, ten tijde van het koningschap van David en Salomo de hoofdstad van Israël en Judea. NBG Bijbel 1982, I Koningen 1-12
voetnoot(27)
een vrou uyt Vranckrijk geboren: De Marconville heeft het in dit verband over een dochter van de koning van Frankrijk die trouwde met koning Egilberdt van Engeland. Haar naam is, ook volgens De Marconville, onbekend, maar zij zou het evangelie gepredikt hebben en de pelagianen verjaagd. De Marconville 1609, C7r-C7v
voetnoot(29)
d'Engelsche Cronijck: Onduidelijk is welk boekwerk hier precies wordt bedoeld. Vermoedelijk is het een Frans werk en is de titel vrij letterlijk vertaald in het Nederlands door Hapart en overgenomen door Hobius.
voetnoot(32)
Pelagianen: Aanhangers van de Ierse of Britse monnik Pelagius (gestorven rond 419 n.Chr.) die de erfzonde verwierp: de natuur van de mens is goed en hij is van zichzelf vrij van zonde. Pelagius en zijn navolgers waren verklaarde tegenstanders van Aurelius Augustinus (354 - 430). Kleine Pauly, dl. 4, kol. 593
voetnoot(35)
Sint Augustijn: Sint Augustinus (gestorven rond 609 n.Chr.), was de leider van een missie vanuit Rome, gestuurd door paus Gregorius de Grote, met als doel de kerstening van Engeland. Hij bekeerde de koningen van Kent en Sussex en een deel van hun onderdanen. Augustinus werd de eerste aartsbisschop van Canterbury en de grondlegger van de kathedraal aldaar. Gardiner/Wenborn 1995, p. 55
voetnoot(35)
groot verlangen: het evangelie, de goede boodschap
voetnoot(1)
gereformeert: gekerstend, bekeerd tot het Christendom
voetnoot(3)
Italien: Italië. Hoewel het land in de zeventiende eeuw nog niet bestond in de huidige vorm en onder deze naam, moet hier toch de verzameling vorstendommen onder worden verstaan die bij elkaar ongeveer de omvang had van het huidige Italië.
3-5 marge links:Christina van Pisen.
Christina van Pisen (marge r. 3): Christine de Pisan (± 1364 - ± 1430), dochter van Thomas de Pisan, geboren in Venetië. In 1365 verhuisde de familie Pisan naar Parijs, alwaar haar vader als lijfarts en hofastroloog een betrekking kreeg bij Karel V de Wijze. Christine genoot een goede opleiding en trouwde in 1379 met Etienne Castel, die in 1390 stierf. Al tijdens haar jeugd en huwelijk schreef Christine veel gedichten, maar na 1390 ging ze ook proza schrijven. Hieronder zijn teksten met een politiek en didactisch karakter (Livre du corps de policie, Livre de la Paix en Livre des fais et bonnes meurs (etc.)) en allegorische werken (Epistre d'Othea en Avision Christine). Haar ideeën over vrouwen en hun positie in het maatschappelijk leven komen naar voren in Livre de la cité des dames (1405) (gebaseerd op De claris mulieribus van Boccaccio) en Livres des trois vertus. Ze pleitte voor studiemogelijkheid voor vrouwen en evenwicht en gelijkwaardigheid in het huwelijk. Hogetoorn 1985, pp. 81-94; Richardson 1929, pp. 12-34 (Zie ook: De Marconville 1609, D4r)
voetnoot(5)
perel: parel; oneig., iets moois
voetnoot(6)
overlangh: reeds lang
voetnoot(12)
korsel: humeurig, licht geraakt
voetnoot(12)
hooft: persoon
voetnoot(13)
kanter tegen aen: leverde strijd
voetnoot(15)
Iuema Luigia: Volgens De Marconville zou Dumea Lingia, dochter van de zuster van de koning van Portugal, in 1548, op twaalfjarige leeftijd, een brief aan Paus Paulus de Derde geschreven hebben in vijf talen. De Marconville 1609, D4v
23-24 marge links:Isabella Rosere.
Isabelle Rosere (marge r. 23): Volgens De Marconville zou, omstreeks dezelfde tijd waarin Duema Lingia leefde (± 1550), Isabelle Rosere colleges hebben gegeven, aan onder anderen kardinalen, over de werken van Scotus. De Marconville, D4v
voetnoot(19)
vyfderhande: een vijftal
voetnoot(21)
taelmans: tolken
voetnoot(26)
Scotus: Johannes Duns Scotus (1265 - 1308), Schotse scholasticus, publiceerde veel over de wil, ontologie en over het werk van Aristoteles. Veel van de aan hem toegeschreven werken zijn echter niet van hem, maar waarschijnlijk van zijn navolgers. Lexikon des M.A., dl.V, kol. 571-574
30-33 marge links:Dama de Dochter van Pythagoras.
voetnoot(27)
school: lessen
voetnoot(30)
leerlingh doet: les geeft, kan uitleggen
voetnoot(31)
de spruyte: de dochter
voetnoot(31)
Pythagoras: Pythagoras van Samos, gestorven tussen 460 en 400 v.Chr., heeft zelf niets geschreven, maar veel werk werd later aan hem toegeschreven door o.a. Heraclitus, Empedocles, Aristoteles en Herodotus. Hij was ontdekker van de beroemde ‘stelling van Pythagoras’ en overtuigd van de mogelijkheid van zielsverhuizing. Er wordt beweerd dat hij getrouwd was met Theano en dat hij een dochter had, Damo genaamd, aan wie hij zijn geschriften heeft toevertrouwd met het verbod ze ooit aan iemand anders te zullen geven. De Marconville zegt echter dat Damo (Dama) juist het werk van Pythagoras heeft ‘wtgheleyt’ en ‘schole gehouden’ heeft. Harper's, p. 466; Kleine Pauly, dl. 4, kol. 1264-1270; Oxford, pp. 903-904 (Zie ook: De Marconville 1609, D2r)
35-36 marge links:Helisenne van Cremes.
voetnoot(31)
sweven: dwalen; vergeten worden
voetnoot(35)
Helisenne: Hélisenne de Crenne is bekend geworden omdat zij de eerste autobiografische roman geschreven zou hebben: Les Angoisses douloureuses qui procedent d'amour, gepubliceerd in 1538. Ze was bijzonder geleerd en haar geschriften waren gelardeerd met klassieke citaten. In Epistres familieres et invectives (1539) is ze een pleitbezorger van de studie voor vrouwen. Richardson 1929, pp. 74-77 (Zie ook: De Marconville 1609, D3r-D3v)
voetnoot(36)
verwonnen: overtroffen
voetnoot(3)
Areta: Deze Arete is niet de beter bekende echtgenoot van de phaïakenkoning Alkinoos, maar de moeder van Aristippos de Jonge en dochter van Aristippos de Oude. Volgens De Marconville was zij zo geleerd dat zij haar zoon zelf heeft geschoold, waarna deze de bijnaam Metrodidactus kreeg. Kleine Pauly, dl. 1, kol. 530; De Marconville 1609, D2r
voetnoot(3)
Hortensia: Hortensia, dochter van Hortensius Quintus, was een begaafd oratrix: zij zou voor de de leden van de Romeinse regering tegen de invoering van een belasting hebben betoogd, waarbij haar rede zo overweldigend was dat een groot deel van de eis werd ingetrokken. Harper's, p. 850 (Zie ook: De Marconville 1609, D2r-D2v)
voetnoot(3)
daer neven: ook
voetnoot(4)
Dorinna: Corinna van Thebes (ca. 480 v.Chr.) was een bijzonder schoonheid en een zeer begaafde dichteres. Ze was een rivaal van Pindarus, die in haar tijd nog een jongeman was. Corinna zou bij verschillende gelegenheden Pindarus hebben verslagen in het schrijven van lyrische gedichten op winnaars van de pythische spelen. Harper's, p. 410 (Zie ook: De Marconville 1609, D2v)
voetnoot(4)
Pindaro: Pindaros (522/518 - ná 446), Griekse dichter, beroemd om zijn lofdichten voor winnaars van de pythische spelen en zijn hymnen. Kleine Pauly, dl. 4, kol. 860-863; Oxford, pp. 833-834
voetnoot(5)
't Heano: Theano was de vrouw van Pythagoras en de moeder van Damo. Ze zou een filosoof zijn geweest in de Pythagoraanse School. Er zouden ook brieven van haar bewaard zijn gebleven. Van gedichten is echter niets bekend. Harper's, p. 1549 (Zie ook: De Marconville 1609, D2v)
5-7 marge rechts:Dochters van Diodorus.
voetnoot(6)
Spasia: Aspasia, afkomstig van buiten de Griekse gebiedsdelen, werd bekend door haar verwantschap met Pericles. Pericles besloot, tegen de wetten van Athene, een relatie te beginnen met Aspasia en dat deed veel stof opwaaien. Plato en Plutarchus prezen de welgemanierdheid en de eloquentie van Aspasia. De wijze waarop ze zich mengde in de (mannelijke) filosofische debatten zou een voorbeeld geweest zijn voor echtgenotes van andere hooggeplaatste Atheners. Harper's, p. 141; Kleine Pauly, dl. 1, kol. 649-650 (Zie ook: De Marconville 1609, D2v)
voetnoot(6)
bly: opgewekt, levenslustig
voetnoot(7)
Diodorus: Diodorus Siculus leefde tot tenminste 21 v.Chr., hij werkte onder Caesar en Augustus en schreef een wereldgeschiedenis in 40 boeken, waarin hij de wereld beschreef vanaf de vroege Egyptische tijd tot de Romeinse verovering van Brittannië. Volgens De Marconville had hij vijf geleerde dochters. Kleine Pauly, dl. 2, kol. 41-42; De Marconville 1609, D2v; Oxford, p. 347
voetnoot(9)
Scipio: Scipio Africanus Major, ‘den vromen Africaen’, was de vader van Cornelia, niet de echtgenoot. Cornelia trouwde met een andere Scipio, Scipio Nasica Corculum. Cornelia baarde twaalf kinderen en haar brieven werden beroemd door Cicero, die ze zeer waardeerde vanwege hun stijl. Oxford, p. 291 en pp. 962-963
9-10 marge rechts:Cornelia Scipio.
voetnoot(11)
Catrina: Heilige Catharina van Alexandrië werd in Alexandrië door de Romeinse keizer Maxentius gedwongen heidense goden te aanbidden. Ze weigerde en beklaagde zich bij de keizer, waarbij ze zich beriep op haar goede afkomst en haar filosofische onderricht, die ze om Christus' wil naast zich neer had gelegd. De keizer ordonneerde een dispuut met 50 filosofen, dat ze vervolgens won. Bij de poging tot marteling die volgde, weigerden de instrumenten en werden 100 soldaten bekeerd. Uiteindelijk werd ze onthoofd en uit haar hals kwam melk in plaats van bloed. De passie heeft geen enkel historisch aanknopingspunt; het werd waarschijnlijk oorspronkelijk in het Grieks opgesteld en was populair in de 12e tot de 15e eeuw. Lexikon des M.A., kol. 1068-1069
11 marge rechts:S. Catrina.
voetnoot(15)
den eysch ten vollen prysen konnen: de daad nog goed naar waarde kunnen schatten
voetnoot(16)
verwonnen: overtroffen
voetnoot(21)
Ceres: Ouditaliaanse godin van de oogst en in het bijzonder van het graan; in de Oudheid werd ze vaak geïdentificeerd met Demeter. Haar dochter, Proserpina, werd door Pluto ontvoerd. In De Marconville kunnen we lezen dat ze de uitvinder was van het brood en de ontdekker van de ‘wetten’. Kleine Pauly, dl. 1, kol. 1113-1115; De Marconville 1609, B3r; Oxford, pp. 223-224
voetnoot(25)
Ovidius: Publius Ovidius Naso (43 v.Chr. - 17 n.Chr.), tijdgenoot en kennis van Horatius. Na een korte carrière in de politiek werd hij broodschrijver en protégé van de beroemde mecenas Massalla. In 8 n.Chr. werd hij door Augustus verbannen naar Tomis, aan de rand van het rijk bij de Zwarte Zee, waar hij ook stierf. Hij heeft een enorm oeuvre achtergelaten, waarvan verreweg het beroemdste werk Metamorphoses is. Kleine Pauly, dl. 4, kol. 1099-1103; Oxford, pp. 763-765
voetnoot(27)
Herodotus: Herodotus (±480 - ±420), was een groot geschiedschrijver, door Cicero zelfs de ‘vader der geschiedenis’ genoemd. Zijn doel was om in zijn werk, Historiae, de geschiedenis van de strijd van de Grieken tegen de Aziatische volken te beschrijven. Die strijd culmineerde, in Herodotus' tijd, tot de Perzische Oorlog. Voor de beschrijving van de geschiedenis en cultuur van de volken reisde hij door de gehele voor Grieken toegankelijke wereld, omdat hij liever beschreef wat hij ‘zag’ in plaats van wat hij ‘hoorde’. Kleine Pauly, dl. 2, kol. 1099-1103; Oxford, pp. 507-509
voetnoot(29)
Virgilius: Publius Vergilius Maro (70 - 19 v.Chr.), ook wel Virgilius genaamd, was een tijdgenoot en vriend van Horatius. Hij maakte, naar het Griekse voorbeeld van Theocritus, een serie herdersdichten, de Bucolica, en hij schreef de Georgica, een gedicht in ruim 2100 regels en vier boeken over de landbouw. De Aeneis, zijn beroemdste werk, gaat over de zwerftochten van Aeneas na de val van Troje, en zijn aankomst in Latium. Met het laatste werk, dat onvoltooid is gebleven en waarvoor Homerus' Ilias en Odyssee model hebben gestaan, wierf hij grote roem als allergrootste der Latijnse dichters. Oxford, pp. 1123-1128
voetnoot(30)
Plinius: Het is onduidelijk of hiermee Plinius de Oude (Gaius Plinius Secundus, 23/24 - 79 n.Chr.) of Plinius de Jonge (Gaius Plinius Ceacilius Secundus, 61 - 112 n.Chr.) wordt bedoeld. De oudste, oom van de jongere, was een Romeins veldheer, politicus en historicus, hij leidde campagnes bij de Rijn en schreef vele historische werken, waarvan alleen Historia Naturalis is overgeleverd. Plinius de Jonge was, na een korte loopbaan als legerofficier in Syrië, een hoge ambtenaar in Rome, net als zijn vriend Tacitus. Van Plinius de Jonge is een serie epistulae curatius scriptae overgeleverd, gepubliceerd tijdens zijn leven, waarmee hij de literaire brief introduceerde in de Latijnse literatuur. Kleine Pauly, dl. 4, kol. 928-937; Oxford, pp. 845-847
30-36 marge rechts:Carmenta. ofte Nicostrate de moeder van Duander de Coninc van Arcadien.
voetnoot(31)
Carmenta: Carmenta, of Carmantis, godin van de vrouwen en in het bijzonder van het baren, werd door sommige auteurs geïdentificeerd met Nicostrate of Themis en beschouwd als moeder van Evander. Ze wordt vaak genoemd als profetes of nymph en ze zou ook de ‘Aborigines’ (oermens) schrijven hebben geleerd. Kleine Pauly, dl. 1, kol. 1056-1057; Oxford, p. 206 (Zie ook De Marconville 1609, B2r-B2v)
voetnoot(4)
ontbloot: verstoken
voetnoot(5)
Comans: Johanna Coomans werd geboren te Middelburg en is waarschijnlijk de dochter van Jan Jansse Coomans en Eleonora Jansse Boom. Ze is in 1611 getrouwd met Johan van der Meerssche, rentmeester generaal van Zeeland. Ze schreef verschillende gedichten in de Zeevsche Nagtegael, op uitnodiging van Jacob Cats, en in een album amicorum voor haar schoonvader. Johanna Coomans stierf in 1659. In de Zeevsche Nachtegael staat voor het gedicht ‘Wapen-Schild alle Eerlicke Iongmans Toe-gheeygent’ haar naam als volgt vermeld: ‘Iohanna Coomans, weerde Huys-vrouwe van d'Heere Johan vander Meerschen, Rent-meester van de Edele ende Mogende Heeren Staten van Zeelandt’ (A1r). Het is goed mogelijk dat Hobius de naam van Comans en haar echtgenoot (marge A7v) van de Zeevsche Nachtegael heeft overgenomen, maar dat er een leesfout is gemaakt bij het vervaardigen van kopij of bij het zetten. Het gedicht waarover Hobius in deze passage (r. 7-14) spreekt is, gezien de bespreking, hoogstwaarschijnlijk hetzelfde ‘Wapen-Schild’. Het gedicht is een reactie op ‘Een Geest van onse tijt’ (Jacob Cats) die in Maechden-plicht (1618) het gedicht ‘Wapen-schilt alle eerbare maeghden toe-geeygent’ opnam; later is dat gedicht, in bewerkte vorm, overgenomen in Houwelijck (1625). Ten Berge 1979, pp. 226-262; Nagtglas 1890, dl. 1, afl. 2, p. 133; Zeevsche Nachtegael 1623, pp. 35-42
14-15 marge links:Iuffr. Anna Roemers.
voetnoot(8)
vont: gedachte, idee
voetnoot(11)
sluymigh: sluimerig
voetnoot(15)
Anna: Anna Roemersdr. Visscher (1583 - 1654), dochter van Roemer Pietersz. Visscher en Aefgen Jansdr. Onderwater. Samen met haar jongere zus Maria Tesselschade, zijn de twee Visschers de eerste en beroemdste literaire vrouwen van de zeventiende eeuw. De twee verkeerden in kringen van de allergrootsten van de Gouden Eeuw: de vriendschappen met P.C. Hooft, Constantijn Huygens, Joost van den Vondel en Daniël Heinsius, die ook een bekend gedicht schreef op Anna - ‘tiende van de negen’ (1616) - zijn beroemd en veel besproken. Anna bezocht in 1622 Jacob Cats in Zeeland en naar aanleiding daarvan werden vele lofdichten over en weer tussen Anna en Zeeuwse dichters geschreven (waaronder door Johanna Comans), hiervan is een groot deel gepubliceerd in de Zeevsche Nachtegael (1623). Van haar zijn, naast deze gedichten, tijdens haar leven alleen wat korte gedichten uitgegeven bij de tweede druk van Sinnepoppen (1620); de door haar verzorgde emblematabundel van haar vader Roemer Visscher. Smits-Veldt 1994, pp. 32-43; Spies 1993, pp. 283-285; Zeevsche Nachtegael 1623, pp. 43-v.
voetnoot(19)
hercauwen: overdenken
voetnoot(19)
door klyven: doorgronden, leren begrijpen
voetnoot(21)
Parnas: De berg Parnassus, bij Delphi, is de woonplaats van Apollo en de Muzen. Hall 1992, p. 271
27-30 marge links:Iuffr. Anna Maria Schuyrmans.
voetnoot(22)
Musen: De berg Parnassus, bij Delphi, is de woonplaats van Apollo en de Muzen. Hall 1992, p. 271
27-30 marge links:Iuffr. Anna Maria Schuyrmans.
voetnoot(28)
uyt dondert: uitbazuint
voetnoot(29)
Fama: Fama, godin van het gerucht, is bij Vergilius verbeeld als een gevederd gedrocht met evenveel ogen als vleugels, dat tussen hemel en aarde vliegt. In de renaissance is het de verbreider van de roem, in de gedaante van een (vrouwelijke) engel, maar in de klassieke literatuur werd het ook als demoon, gecreëerd door Terra, afgeschilderd. Kleine Pauly, dl. 2, kol. 510-511
voetnoot(30)
Schuyrmans: Anna Maria van Schurman, geboren in Keulen in 1607 en gestorven in Friesland in 1678. Ze was de dochter van Frederik van Schurman, een Antwerpenaar die met zijn gezin vanwege zijn hervormde gezindheid naar Keulen uitweek en in 1615, toen Anna Maria 8 jaar oud was, naar Utrecht verhuisde. Anna Maria blonk al op zeer jonge leeftijd uit in allerlei artistieke vaardigheden: ze leerde op zesjarige leeftijd borduren, ze kon verschillende instrumenten bespelen en zong in koren, ze kon glasblazen en graveerde ook glas, ze boetseerde en sneed beeldjes van hout. Op latere leeftijd werd ze bovendien bedreven in schilderen en vervaardigde ze verschillende etsen, waaronder een zelfportret. Beroemd werd ze echter vanwege haar geleerdheid. Bekend is dat ze openbare auditoria van de Utrechtse hogeschool bijwoonde en dat Voetius ervoor zorgde dat ze zijn colleges aan de universiteit kon bijwonen, hetgeen ongekend is voor een vrouw in de zeventiende eeuw. Met haar enorme talenkennis (12 talen) en geleerdheid verwierf ze al tijdens haar leven in binnen- en buitenland veel roem: beroemde lofuitingen komen van onder anderen Cats, Huygens, Van Beverwijck en Anna Roemer Visscher. Onder de werken die ze schreef gaat Amica dissertatio (...) de capacitate ingenii muliebris ad scientias (1638) over de capaciteit van vrouwen voor het beoefenen van wetenschap. Douma 1924; Schenkeveld 1997 II, pp. 208-212; Spies 1986.
voetnoot(30)
edel pant: edele schat
3-10 marge links:Ioffr. Iohanna Comans weer de Huysvrouw van de Heer Iohan van der Moets tot Middelburgh.
voetnoot(9)
pertinent: zoals het hoort, volgens de regelen der kunst
voetnoot(12)
alle snaren: snaarinstrumenten
voetnoot(20)
Phoenix: De feniks is een vogel die, volgens de mythe, om de vijfhonderd jaar zichzelf verbrandt in een nest van geurige kruiden en dan verjongd uit de as verrijst. De vogel wordt in de kunsten gebruikt om de bijzondere gaven van een kunstenaar aan te duiden. Hall, p. 106
29-32 marge rechts:Spreucken Salomons 31. leest dit Capitel door. Spreuken 31:10-31; De lof der degelijke huisvrouw.
34-36 marge rechts:Spreucken Salomons 14. Cap. vers, 1. Spreuken 14:1; ‘De wijsheid der vrouwen bouwt haar huis, maar de dwaasheid breekt het af met haar eigen handen’.
[tekstkritische noot]5: Mogelijk is hier sprake van een zetfout: ‘Sone-glans’ in plaats van ‘Sonne-glans’. het is niet evident, dus niet gecorrigeerd.
voetnoot(1)
vars: levendig
voetnoot(6)
schans: zekerheid
voetnoot(11)
Stesichorus: Stesichorus (± 630 - 555 v.Chr.) was een van de beroemdste koorlyrici. De stof voor zijn gedichten ontleende hij aan de sagen van Troje en Heracles. Omdat hij Helena de oorzaak van al de rampen van de Trojaanse oorlog genoemd had, zou hij voor straf blind geworden zijn en het gezichtsvermogen niet terug gekregen hebben voordat hij alles in een ‘palinodie’ herroepen had. Kleine Pauly, dl. 5, kol. 367-368; Oxford, pp. 1012-1013
voetnoot(12)
Helena: Stesichorus (± 630 - 555 v.Chr.) was een van de beroemdste koorlyrici. De stof voor zijn gedichten ontleende hij aan de sagen van Troje en Heracles. Omdat hij Helena de oorzaak van al de rampen van de Trojaanse oorlog genoemd had, zou hij voor straf blind geworden zijn en het gezichtsvermogen niet terug gekregen hebben voordat hij alles in een ‘palinodie’ herroepen had. Kleine Pauly, dl. 5, kol. 367-368; Oxford, pp. 1012-1013
voetnoot(15)
snoode: slechte
1-2 marge links:Syrach. 26 vers 16. De wijsheid van Jezus Sirach 26:16 (De goede vrouw) ‘Zoals de zon wanneer hij opgaat aan de hoge hemel van de Heer, zo is de schoonheid van een goede vrouw.’ NBG Bijbel 1975 (apocrief)
3-4 marge links:Syrach. 26 vers 19. De wijsheid van Jezus Sirach 26:19 (Waarschuwing tegen de slechte vrouw) ‘Mijn zoon, houd de bloei van uw jeugd gezond en geef uw kracht niet weg aan vreemden.’ NBG Bijbel 1975 (apocrief)

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken