De neef van Prikkebeen(1910)–Daan Hoeksema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 4] [p. 4] II. Hoe mijnheer Prikkebeen ziek wordt, zijn testament maakt en sterft. Heer Prikkie leefde goed en wel Met zijn knap vrouwtje Pieternel, Met de allerliefste kindervracht, Die zij als weeuw had meêgebracht, En Dikkie, die hem niet verliet, Zooals gij op dit plaatje ziet. Dit duurde kalm en ongestoord Zoo ruim een jaar of zeven voort. Toen werd heer Prik's gestel geknakt; Hij had een zware kou gepakt En ondanks alle medicijn Was steeds zijn lijf vol smart en pijn. En of ook de professor kwam, Men raad bij somnambules nam, En Staphorst's boertje komen liet Het hielp den armen stakkerd niet. Het was met Prikkebeen gedaan, Zijn laatst halfuurtje zou dra slaan. [pagina 5] [p. 5] Men zond naar den notaris heen En toen de goede man verscheen Sprak Prikkebeen ‘WelEdle Heer, Schrijf s.v.p. wat ik dicteer. Het is - mijn leven loopt op 't end - Mijn laatste wil of testament. 'k Vermaak al, wat 'k bezit, mijn vrouw En haar aan hem, die mij zoo trouw Steeds bijstond, op elk oogenblik, Dat is, aan mijnen vriend, heer Dik En 'k wil, dat na mijn dood, heel kort, Hun huwelijk gesloten wordt. Heer Prikkebeen was nauwlijks dood En pas gebracht in 's aardrijks schoot, Of zie daar stapte van de tram Een jong sinjeur uit Rotterdam. Het was heer Petrus Prikkebeen, Een neef van Prik, die hier verscheen. Vorige Volgende