De neef van Prikkebeen(1910)–Daan Hoeksema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] XVII. Hoe de machtige Majotobam bang wordt voor de ‘Gelderland’ en speelman het loodje legt. De wilden, in 't vooruitzicht van Zoo'n smulfeest, schuren pot en pan, Zij halen hout en anthraciet, Vergeten de olie-stellen niet, Zij poetsen 't zilver, slijpen 't staal, Zijn in beweging allemaal. Toen greep de slager met den kok Heer Dikkie. Al zijn kleeren trok Men hem van 't lijf en vet als spek Glom kuit en dij en rug en nek. Men bond zijn beenen vast, heel stijf, En de armen stevig tegen 't lijf. [pagina 43] [p. 43] Nu Dik zoo wordt gemaltraiteerd Herkrijgt hij moed en protesteert. ‘Wat is dit voor manier van doen Met blanke menschen van fatsoen,’ Dus roept hij. ‘En wees niet te astrant, Want dan komt straks de ‘Gelderland.’ Dit dreigen met zoo'n oorlogsboot Redde onzen Dikkie uit den nood. Het werd zijn beulen bang te moe, Zij gingen naar den koning toe En deze, ook niet op zijn gemak, Toen zij het hem vertelden, sprak: ‘Men spaar den dikke en leg hem vast Met zijne vrouw in de etenskast, En voor 'k hen beiden braad op 't vier Raadpleeg ik eerst mijn kanselier, Want die weet zeker en gewis Of zoo iets casus belli is. [pagina 44] [p. 44] Doch daar 'k mijn volk heb vleesch beloofd Van blanken, worde in plaats gestoofd Zoo'n mag're met zoo'n schraal gezicht, Dat 's toch geen heerschap van gewicht, Om zulk een snaak van vel en been Stuurt men geen oorlogsschip hierheen.’ Toen ging de slager met den kok Naar speelman's en naar Pieter's hok. De speelman zat daar juist vooraan, Hem grepen nu de beiden aan; Zij sleepten hem ter slachtplaats voort... En daar werd de arme man vermoord. Hoe of dit ging deel ik niet mee, Ook niet wat men toen met hem dee, Nog minder wordt door mij gezeid, Hoe of men hem heeft toebereid, Wel, dat men 's middags aan den disch Hem malscher vond dan zoutevisch. Vorige Volgende