Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ali en haar vriendje (1918)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ali en haar vriendje
Afbeelding van Ali en haar vriendjeToon afbeelding van titelpagina van Ali en haar vriendje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.93 MB)

Scans (32.78 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ali en haar vriendje

(1918)–Nelly Hoekstra-Kapteijn–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 38]
[p. 38]

Vijfde Hoofdstuk.
Het zieke meisje.

Jo, Trien en Greet stonden den volgenden morgen al vroeg op de stoep van Ali's huis. Ze wilden zoo graag weten, hoe haar vriendinnetje den nacht doorgebracht had, daarom gingen ze, nog vóór schooltijd even vragen.

‘Ik heb een groot plak chocolade voor Ali,’ zei Greet.

‘O, wij ook, en morgen zullen we sinaasappelen voor haar koopen, zeg, bel jij maar Greet.’

Greta moest op haar teentjes staan om bij de hooge koperen bel te kunnen komen.

‘Klingelingeling - klingelingeling.’

‘Zou ze geslapen hebben, onze Ali?’ vroeg Jo.

‘Hè, wat vond ik het gisteren akelig, ze droop van het water en wat zag ze bleek, hu!’

‘O, daar hoor ik het meisje al.’

Mina kwam voor en op de vraag door alle drie de meisjes

[pagina 39]
[p. 39]

te gelijk gedaan: ‘Hoe gaat het met Ali?’ antwoordde ze:

‘Niet best, ze heeft op het oogenblik veel koorts.’

‘Ach,’ zei Greet en de tranen kwamen in haar oogen, ‘zeg, wil je haar de chocola van me geven?’

‘En van ons allen,’ voegde Jo er bij.

Mina nam de drie in zilverpapier gewikkelde pakken chocola in ontvangst.

‘Ali zal er niet veel aan hebben,’ dacht ze.

Toch wilde ze de meisjes niet teleurstellen. Vriendelijk zei ze: ‘Ik zal het doen hoor.’

‘En zeg Ali goedendag van ons.’

‘Wanneer zouden we eens bij haar mogen?’ vroeg Greet, die verlangde om haar vriendinnetje te zien.

‘O,’ antwoordde Mina, ‘dat zal nog wel een poosje duren. Nu, als ze eerst maar weer beter wordt, mogen jullie gauw op visite komen.’

‘Dag Mina!’

‘Dag Greet, dag Jo, dag Catrien.’

‘Het beste met Ali!’ riep Greet nog, met een prop in haar keel. Ze hield zooveel van haar vriendinnetje en had gehoopt te zullen hooren, dat Ali weer beter was.

Op school letten de meisjes niet zoo goed op als op andere dagen; telkens dachten ze aan Ali, haar lief speelkameraadje, die nu ziek op haar bedje lag.

‘Ik hoop, dat ze heel gauw weer beter wordt,’ zei Jo na schooltijd, ‘dan mogen jullie alle drie bij mij op visite komen, den heelen dag, we zullen allerlei lekkers koken op het kacheltje, poffertjes bakken, want daar houdt ze zooveel van,’ opperde Greet.

‘Ja, en wij vragen ook visite. Eerst bij jullei en dan bij ons. Moe is nu weer heelemaal beter,’ zei Jo.

[pagina 40]
[p. 40]

Terwijl de meisjes allerlei prettige planntjes maakten voor later, als Ali weer beter zou zijn, lag de vierde van ‘het Klaverblaadje’ op haar bedje en keerde zich onrustig om en om. Telkens verfrischte Moe het compres op haar hoofdje, dat gloeide van koortshitte. Het was nu heel stil in huis, de jongens waren naar school. Papa op het kantoor. Het had Ali meer aangepakt, dan het zich aanvankelijk liet aanzien.

Toen Jan 's morgens heel ongerust aan Mina vroeg: ‘Hoe is het nu, Mina?’ en Mina antwoordde: ‘Niet erg best. Jan, ze heeft een harde koorts,’ was de arme jongen zoo gaan schreien, dat Mina er medelijden mee kreeg en hem troostte, door te zeggen, dat hij nu maar niet dadelijk het ergste moest denken. Als de koorts minder werd, zou Ali wel opknappen. Ze was immers een flink gezond kind. Huilend was onze Janneman naar school gegaan en hij had alle moeite zijn aandacht bij de lessen te bepalen. Hij hunkerde naar twaalf uur en liep, zoo gauw zijn beenen hem dragen konden naar huis. ‘Hoe zou het met zijn lieve zusje wezen?’

‘Nu, Mina?’ vroeg hij ongeduldig, ‘is ze wat beter?’

‘Niet erger, tenminste. Dokter is er zoo pas geweest. Hij heeft alle hoop, dat ze er bovenop zal komen, maar ze moet vooreerst nog in haar bedje blijven,’ antwoordde Mina tot groote vreugde van Janneman.

‘O, Mina, is het heusch waar, wordt ze weer beter?’ riep hij verheugd uit.

‘Ja, maar jij moet niet zoo druk wezen,’ vermaande Mina. ‘Stil en rustig houden, heeft dokter gezegd, denk daar aan. Jan!’

‘O, ja,’ gaf Jan verheugd ten antwoord.

‘En wanneer mag ik nu eens bij haar, Mina? Ik verlang zoo om Ali te zien.’

[pagina 41]
[p. 41]

‘Dat zal je Mama wel zeggen, broer. Vandaag nog niet en morgen....’

‘Morgen misschien wel, Mina?’

‘Wie weet, wacht je beurt maar af.’

Jan begon zijn huiswerk te maken en toen Wim binnenkwam, riep hij verheugd:

‘Wim, dokter heeft gezegd, dat Ali weer beter wordt, ben je niet blij?’

‘Natuurlijk, wie zou daar nu niet blij om zijn,’ antwoordde Wim. ‘Weet je wat Papa vanmorgen zei?’

‘Nu?’

‘Waar of Marmotje zoo ineens gebleven was. Weet jij het?’

‘Neen, hoe wil ik dat nu weten....? Dat is waar ook,’ peinsde Janneman, ‘ik heb om de heele Marmotje niet meer gedacht. Ik heb hem niet gezien ook; in de drukte is hij zeker naar z'n huis gegaan.’

‘Ja, Papa zei: ‘'t is moeilijk om uit te vinden, waar die jongen woont. Zeker in een steeg of slop.’

‘Ik ga hem zoeken,’ bood Jan gedienstig aan. ‘En ik zal hem wel vinden ook.’

‘Och, jongen,’ spotte Wim, ‘hoe kun jij nu in zoo'n groote stad die Marmot vinden? Da's immers onmogelijk. Neen, Papa zal de politie in den arm nemen, hoorde ik hem tegen Mama zeggen. Mama zei: ‘Ja, dat moet je doen, dat is een goed idée.’

‘De politie,’ kwam Jan verschrikt, ‘als de agent hem komt halen, zal die slechte vrouw, die hem altijd zoo slaat denken, dat hij kwaad gedaan heeft.

‘Och, kom, wie zegt nu, dat Papa er een politieagent op af aal sturen. Zie je, 't is alleen maar, om te weten te komen, waar

[pagina 42]
[p. 42]

Marmotje woont, en de politie weet alles, besloot Willem wijs.

‘Ja,’ stemde Jan toe, ‘weet je nog van die poppenkast in Wijk aan Zee dezen zomer, daar hoorde hij bij.’

‘Zeker, ik heb drie centen gegeven, en later nog een cent, toen hij ons zijn marmotje liet zien. Kom, ik ga m'n thema maken, dat kan nog vóór we aan tafel gaan,’ zei Wim en begon ijverig te werken.

Aan tafel vertelde Papa, dat Ali rustig geslapen had. De temperatuur was veel minder. Als de jongens zich kalm hielden, mochten ze straks even bij haar.

Jan kleurde van blijdschap. Haastig propte hij z'n pudding naar binnen. O, nu mocht hij Ali zien.

‘Jan,’ vermaande Mama, ‘eet nu netjes je pudding en schrok niet zoo.’

‘Hij is net ‘de hongerige Gijs,’ lachte Willem.

‘Jan moet wachten, tot wij klaar zijn,’ zei Mijnheer, terwijl hij een sigaar opstak.

‘Heeft Ali haar soep gebruikt?’

‘Ja,’ antwoordde Mevrouw, ‘en het heeft haar goed gesmaakt.’

Na het dessert begaven Papa en de beide jongens zich naar boven. Jan's hartje klopte. ‘Wat zou Ali zeggen?’

Zachtjes opende Papa de deur van de ziekenkamer. Schoorvoetend traden Wim en Jan binnen. Daar lag hun kleine zusje. Op de teentjes loopende, traden ze naderbij, en Jan, die zijn lieve Ali daar zoo bleekjes zag liggen op haar ledikantje, barstte plotseling in tranen uit.

‘O, Ali,’ snikte hij, ‘ben je niet erg boos op me? want het is mijn schuld.... mijn schuld.’

Maar Ali zei, tot Jan's groote blijdschap, dat ze heelemaal

[pagina 43]
[p. 43]

niet boos op hem geweest was. Hij kon het toch niet helpen, dat er een wak in het ijs was, hij had het niet gezien.

‘Maar wel wat minder woest kunnen sleeden,’ sprak Papa streng. ‘Jan is heel ongehoorzaam geweest en die ongehoorzaamheid had jou het leven kunnen kosten. Gelukkig, dat het zoo goed afgeloopen is. Dit is een les voor hem geweest.’

‘Ach, Papa,’ vleide Ali met haar liefste stemmetje, ‘vergeeft u het hem maar. Moes is ook niet boos meer.’

‘Ik zal het hem vergeven, omdat jij het vraagt, lieve kind, maar eigenlijk had Jan een strenge straf verdiend,’ sprak Papa, terwijl de arme jongen luid schreide en snikte.

‘Kom, Jan, houd nu maar op, ik vergeef het je, maar pas voortaan beter op je zusje.’ En Papa streelde Jannemans gebogen hoofdje.

‘O, ja. Papa,’ trilde Jan's stem.

‘Nu, dan is het goed.’

‘Mag.... mag ik Ali uit m'n mooie boek voorlezen Papa?’ vroeg hij.

‘Neen, zeker niet, daar moet je nog een dag of wat mee wachten. Ali gaat nu slapen, hè zus?’

‘Ali,’ kwam Wim nu, ‘als je beter bent, krijg je wat moois van me.’

‘En van mij ook,’ zei Jan verheugd.

‘Ja, we zullen onze kleine meid wel goed bedenken, maar nu gaan we naar beneden, jongens!’

‘Mag ik Mimi en Beppie bij me hebben?’ vroeg Ali.

‘Neen, lieveling, je moogt niet spelen.’

‘Maar ik ga slapen en m'n poppedijntjes ook. Papa, ze zijn ook moe.’

‘O, ja, dan zal ik Mina sturen. Dag, Ali, ga lekker slapen, dan ben je gauw weer beter, vrouwtje.’

[pagina 44]
[p. 44]

‘Dag Papa, dag Wim, dag Jan!’

‘Dag Ali!’

O, wat was Jan blij, hij zou wel allerlei bokkesprongen willen maken, als hij maar gedurfd had, nu kneep hij Wim in zijn arm en zei: ‘Fijn, dat ze weer beter wordt, hè?’

‘En of,’ antwoordde Willem.

 


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken