Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy (2002)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.21 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Editeur

F. Bulhof



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

poëtica


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy

(2002)–O.C.F. Hoffham–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Inleiding

Eerder en met meer recht dan Hoffmann von Fallersleben (1798-1874) kan Otto Christian Friedrich Hoffham (Küstrin 1744 - Prenzlau 1799) er aanspraak op maken de grondlegger van de Duitse neerlandistiek te zijn geweest. Niet dat hij een geleerde was in de academische zin van het woord, maar hij kende onze letterkunde als weinigen en hij getuigde daarvan met verve in zijn Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy (1788). Deze satirische poëtica is echter in vergetelheid geraakt en men kan ook wel begrijpen waarom.

Hoffhams problemen beginnen al met de misleidende titel. Die wekt naast verwachting ook verwarring, zeker als men bedenkt dat de auteur uit het Duitse taalgebied afkomstig was. Met ‘Nederduitse poëzie’ bedoelde hij niet de in een of ander Noordduits dialect geschreven dichtkunst, maar, zoals dat in de achttiende eeuw gebruikelijk was, uitsluitend die in de Nederlandse taal.

De ironisch bescheiden formulering ‘Proeve ener theorie’ verwijst stilzwijgend naar Balthazar Huydecopers vergelijkbare Proeve van taal- en dichtkunde; in vrijmoedige aanmerkingen op Vondels vertaalde Herscheppingen van Ovidius (1730). Voor Hoffham zowel als Huydecoper was Vondels dichtwerk het voornaamste doelwit van kritiek. Ook Hoffham maakt vrijmoedige aanmerkingen op Ovidius' Herscheppinge, in zijn Theorie liefst dertig keer. Er zijn echter duidelijke verschillen. Hoffhams hoofdaanval richt zich op Vondels Poëzy van 1682, waarvan hij de twee delen op zijn Prenzlauer nachtkastje had liggen. Bovendien neemt hij talloze andere dichters onder schot. Wat hem verder onderscheidt van Huydecoper is zijn aanstekelijke vrolijkheid. De serieuze Huydecoper wijst vele feilen in het werk van Vondel aan, maar hij pleit ernstig voor verbetering en wil zeker het lachwekkende van veel verkrampte passages niet beklemtonen. Hoffham, op speelse wijze al even serieus, gaat op dit punt geen zee te hoog. De neerlandistiek, die zich terecht nog steeds lovend uitlaat over Huydecoper, doet Hoffhams Theorie het liefst af als ‘spotpoëtica’, als zij er al aandacht aan schenkt. Ondanks het groeiend besef dat Michael Bakhtin over carnaval en ‘lachcultuur’ zinvolle dingen heeft gezegd, is dat nog steeds een afwijzend oordeel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken