Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy (2002)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.21 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Editeur

F. Bulhof



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

poëtica


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy

(2002)–O.C.F. Hoffham–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

§. 39. De vaerzenmaaker staat verre boven den dichter

De vaerzenmaaker staat verre boven den dichter, in zo verre zy beiden één wezen uitmaaken; even gelyk de kunstenaar boven den handwerker staat

[pagina 81]
[p. 81]

(§. 7. en §. 14.), of wel, gelyk de notaris den rang boven den translateur heeft, als ze beiden in denzelfden persoon veréénigd zyn. De dichter, als dichter, zorgt alleenlyk voor het poëetisch onderwerp, terwyl de vaerzenmaaker de zo kunstige taak der vaerzen voor zyn rekening neemt. De stoflyke inhoud der vaerzen staat tegen het vaerzenmaaken-zelve, gelyk het spreeken tegen het zingen, gelyk het gaan tegen het danssen, of, zo men wil, gelyk het balletdanssen tegen het koordedanssen. Wyl nu alle menschen natuurlykerwyze wel kunnen spreeken, maar niet zingen, wel kunnen gaan, maar niet danssen, veelmin op de koord danssen, en een zangmeester meer verdiensten bezit dan een omroeper, een dansmeester dan een voetbode, Magito dan St. Léger Ga naar voetnoot213 zo ziet men, dat aan het vaerzenmaaken, boven het dichten en leveren der prosaïsche gedachten, op verre na de voorrang toekomt. De Hollandsche Spectator, daar hy de poëeten over het geheel met de koordedanssers vergelykt, is ten eenemaale van myn gevoelen. Dus spreekt hy : ‘Met grooter verwondering beschouwt men een' dansser, die op een smal touw zyn lugtigheid en door de kunst geregelde gaauwigheid, zo veel 't mogelyk is, doet gelden, als een ander die eene gansche zaal of een geheel theater tot zyn dienst heeft, om zyn passen en sprongen te varieeren. Kan men met waarheid zeggen, dat de beweegingen van den eersten

[pagina 82]
[p. 82]

fraijer, bevalliger en behaagelyker, in zich zelve ingezien, moet geschat worden? Geenszins. Maar ze zyn van eene bezwaarlyker uitvoering. 't Is het denkbeeld van een enge koort, vereenigt met dat van zyne sprongen, 't welk de groote oorzaak is van onze verbaastheid’ (Deel III, bl. 206) Ga naar voetnoot214. En Horatius zelf een' kunstig' vaerzenmaaker beschryvende, zegt: ‘dat zodanig een poëet bekwaam is, om op een uitgespannen touw heen en weder te wandelen:

 
Ille per extentum funem mihi posse videtur
 
Ire Poeta, -- --
 
(Epist., Liber II, v. 210 etc.) Ga naar voetnoot215

M. Bode zingt derhalve

 
Verjaard een juffertjes Geboort'
 
Straks zweeten, zwoegen de arme knechten,
 
Om haar een kransje om 't hoofd te vlechten,
 
Dan klimt de dichter op de koord.
 
(Nederduitsche Mengeldichten, bladz. 244) Ga naar voetnoot216

want door den dichter kan hier niets anders dan de vaerzenmaaker verstaan worden.

voetnoot213
Magito en St. Léger: Christiaen Magito was een Haagse koorddanser in het begin van de 18e eeuw; Saint Léger was de eerste danser van de Amsterdamse schouwburg in de jaren 1761-1769 (Worp, Geschiedenis van den Amsterdamschen schouwburg 1496-1772, p. 205).
voetnoot214
De Hollandsche Spectator, III, p. 206 (anders: ‘In 't gemeen beschouwt men met grooter verwondering’, ‘moeten’ in plaats van ‘moet’).
voetnoot215
Horatius: Epistularum Liber II, v. 210-211.
voetnoot216
M. Bode (plm. 1675-). Twaalf gedichten van hem zijn opgenomen in de Nieuwe verzameling der Nederduitsche Mengelgedichten (geringe wijzigingen).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken