Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy (2002)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.21 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Editeur

F. Bulhof



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

poëtica


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy

(2002)–O.C.F. Hoffham–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

§. 56. De muziek is den vaerzenmaaker onöntbeerlyk

De muziek is den vaerzenmaaker onöntbeerlyk. Want zy is een zeer voornaam deel der poëzy; en het wezen der vaerzen, het gebruik van maat, trant en rym, is op de muziek gegrond: en daar het prosa geheel onmuziekaal is, stellen de vaerzen alle woorden in een zangerig verband, waardoor het oor ongemeen word gestreeld. En zulks natuurlyk, wyl vaerzen gezongen worden (§ 5). Feitama, in de voorrede voor zynen Telemachus, terwyl hy het vaerzenmaaken billyk verdédigt,

[pagina 121]
[p. 121]

roept derhalve te recht uit: ‘Vaarwel dan, ô lieftalige doch versmade Poëzije! Vaar eeuwig wel met uwe verstandigste Muzyk, die ziel der zangkunst, waardoor gy geest en ooren teffens streelt, en om welke uwe voedsterlingen altoos gezegt worden, hunne werken op te zingen,’ (Bladz. V) Ga naar voetnoot349.

Vondel zinspeelt op het muzikaale zyner eigen' vaerzen, als hy in de opdracht zyner Maagdebrieven, tot de H. maagd zegt:

 
Myn note rolt te laegh; gy ryst te hoogh;
 
(Poëzy, Deel II, bl. 256) Ga naar voetnoot350

en Antonides zong van hem, op de wyze van Ps. 140:

 
De grafzerk hout zyn mont gesloten:
 
Maer zyn muzyk, zo ryk van trant,
 
Gerolt op onvervalschte noten,
 
Blyft overal aen d'overhant.
 
(Mengeldichten, bl. 256) Ga naar voetnoot351

Zo zegt ook Pels, met betrekking tot het vaerzenmaaken:

 
men grypt by avontuur,
 
Al denkt men in B mol te grypen, in B duur.
 
(Dichtkunst, bladz. 38) Ga naar voetnoot352

Pels zelf was een geschikt muzikant, om van andere poëeten niet te gewaagen; en Huydecoper, die het vaerzenmaaken zo groot een nieuw licht heeft bygezet, zou het ongetwyfeld daarin nog veel hooger hebben kunnen brengen, ware hy niet een vreemdeling in de muziek geweest,

[pagina 122]
[p. 122]

gelyk hy in zyne meermaals aangehaalde Proeve (bladz. 187) Ga naar voetnoot353 zelf belyd. Het is derhalve waarschynlyk, dat hy zyn muzikaale maat- en trantproeven, welke op bladz. 180-185 voorkomen, van eene andere hand heeft laaten vervaardigen; gelyk Angelkot Ga naar voetnoot354 en Webber Ga naar voetnoot355 huurlingen gebruikten, de eerste om Cato uit het Engelsch, en de laatste om Kleopatra uit het Fransch, ter hunner beryming te vertaalen (§. 93.).

voetnoot349
Feitama, Telemachus, Voorrede, p. V.
voetnoot350
‘Opdraght aen de Heilige Maeght’, r. 23 (WB IV, p. 431). Zie ook noot 250.
voetnoot351
Antonides, Mengeldichten, ‘Aen den Heere Geeraert Brandt’.
voetnoot352
Pels, Dichtkunst, r. 1015-1016.
voetnoot353
Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde, p. 187: ‘de Muzyk, waarin wy bekennen vreemdelingen te zyn’.
voetnoot354
Hermanus Angelkot, jr. (gest. 1726), bewerkte samen met Pieter Langendyk een deel van Addisons Cato, of de ondergang der Roomsche vryheid, Amsterdam, bij Lascailje en Dirk Rank, 1715. Uit de ‘Voorreden’, p. 2: ‘heb ik mynen neef H. de Wolf, een keurig kenner van verscheide taalen, verzogt het zelve van woord tot woord voor my in Nederduitsch over te brengen’. KB 1350 C 62.
voetnoot355
Elias Webber, Markus Antonius en Kleopatra, naar Cléopâtre van Jean de la Chapelle (1683), Amsterdam, bij Jacob Lescailje, 1685. UBL 1094 H 28.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken