Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy (2002)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.21 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Editeur

F. Bulhof



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

poëtica


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy

(2002)–O.C.F. Hoffham–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

§. 57. Het vaerzenmaaken verëischt poëetische ooren

Het vaerzenmaaken verëischt poëetische ooren; en deeze poëetische ooren zyn met het muzikaale talent (§. 56.) naauw verbonden. Huydecoper, in zyne dikmaals aangehaalde Proeve, zegt derhalve zeer wél, daar hy Vondels vaers

 
De horens vallen kleen, doch glad, als gepolysterd,

beöordeelt: ‘die maar maatiglyk poëetische ooren heeft, zal my toestaan, dat de eerste greep in ge polysterd hier een' grooten wanklank veroorzaakt’ (bladz. 175). Hy handelt hieröp van den trant, van rust en snede, maaten en toonen der heldenvaerzen; welke laatsten hy, gelyk wy reeds aanmerkten (§. 5.) met zeer veel naauwkeurigheid op nooten stelt en in muziek brengt. Dit doet hy, volgens zyn eigen uitspraak ‘voor diköorige rymers’ (bladz. 179), dat is te zeggen, voor liefhebbers die geene poëetische ooren hebben. Zo ook beveelt hy het hierömtrent noodige ‘aan het eigen

[pagina 123]
[p. 123]

onderzoek des dichters, die niet alleen de voeten zyner vaerzen op zyne vingers moet konnen tellen, maar ook de klanken en toonen met zyne’ (poëetische) ‘ooren op het naauwkeurigste afmeeten’ (bladz. 186). -- Eindelyk is hy met de ooren van Pels, die mede zoveel ten opbouw van het vaerzenmaaken heeft geschreven, geheel niet te vrede. Aldus uit hy zich: ‘Is 't niet vreemd, dat een meester als de Heer Pels, die’ (poëetische ) ‘ooren aan 't hoofd hadt, en zelfs de muzyk wel verstondt, hier echter, om te oordeelen of het verzuim der ruste in het leezen stuite of niet stuite, raad leeft <geeft>, niet met zyn verstand, maar met zyne uiterlyke zinnen; en, onder deezen weder, niet met het oor, maar met het oog, 't welk inderdaad niet de minste kennis van vaarzen heeft?’ (bladz. 610) Ga naar voetnoot356.

De Hollandsche Spectator zegt mede: ‘De bekwaamheid van vaerzen te maaken is een eigenschap der verbeeldingskragt, ondersteunt door een fyn en poëtisch gehoor’ (Deel I, bl. 27) Ga naar voetnoot357. En L. Ten Kate, in het vignetje geplaatst voor zyne Aenleiding tot de kennis van 't verheven deel der Nederduitsche sprake Ga naar voetnoot358, heeft billyk twee ooren doen vertoonen, met het byschrift: niet sonder dese. -- Terwyl nu poëzy en taalkunde alzins hand aan hand gaan (§. 96.): zo komt het by het vaerzenmaaken zeer op poëetische ooren aan:

[pagina 124]
[p. 124]

 
Gelyk het onderscheit van stemmen,
 
Waarop de zangkonst rolt en speelt,
 
Geen stryd in lekkere ooren teelt,
 
Die op dien klank in weelde zwemmen,
 
En 't hoog het niet van 't lager wint,
 
Indien de kunst de toonen bint.
 
(Antonides, Bruiloftsdicht, bl. 93) Ga naar voetnoot359

Hier word zelfs van lekkere ooren gewaagd; en het tegendeel daarvan zyn verëelde en ruigbewassen ooren, à la Marsyas:

 
Maar op een' rymer, die, zich zelven vleit en streelt,
 
Heeft zoete zang geen kracht: zyne ooren, dik vereëld
 
En ruigbewassen, zyn niet magtig om te hooren.
 
(A. de Haen, Herderszangen. enz., bladz. 84) Ga naar voetnoot360

Jammer is het, dat Swifts Algemeene historie van de ooren, welke hy in zyn Vertelsel van de Ton beloofde eerlang uit te geeven (Deel I, bl. 235) Ga naar voetnoot361, niet het licht ziet; want buiten twyfel zou uit dat werk, ook ten aanzien der poëetische ooren, zeer veel te leeren zyn.

voetnoot356
Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde. De vier citaten zijn juist, maar Hoffham zet er zelf op p. 186 en 610 ‘(poëetische)’ tussen.
voetnoot357
De Hollandsche Spectator, I, p. 27 (moet zijn p. 274): ‘De bekwaamheid om dezelven te vormen is wederom een eigenschap van de zelfde verbeeldingskragt, [...] Poëtisch [...]’.
voetnoot358
Ten Kate, Aenleiding tot de kennisse van het verhevene deel der Nederduitsche sprake, het vignet boven aan p. 1.
voetnoot359
Antonides, Bruiloftsdichten, ‘De Haven voor Jakob van Mollem en Maria Zydervelt’.
voetnoot360
Abraham de Haen, Herderszangen en Mengeldichten, ‘Aan de Heeren leden van het Kunstgenootschap Natura et arte’.
voetnoot361
‘Maar ik meen dit Oorenmartelaarschap breder te verhandelen in myne Algemeene Histori van de Ooren, die ik eerlang ter parse denke te beveelen’ (p. 234-235).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken