Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy (2002)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.21 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Editeur

F. Bulhof



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

poëtica


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy

(2002)–O.C.F. Hoffham–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

§. 61. Het vaerzenmaaken is de roemwaardigste aller kunsten

Het vaerzenmaaken is de roemwaardigste aller kunsten. Om zich hiervan te overtuigen, hoore men hoe Ovidius zyne Herschepping sluit, of wel, hoe Vondel hem nazingt:

 
'k Heb nu een werk volwrocht van bliksemvier, noch donder,
 
Noch gramschap van Jupyn, noch woedende oorloghszwaert,
 
Noch bitsen ouderdom, die 't al verslint, vervaert.
 
Laet nu dien dagh, wien slechts 't vermogen is gegeven,
 
Dit lyf te krenken, vry den tyt van 't onwis leven
 
Afsnyden, als hy wil; 'k zal evenwel bestaen,
 
Myn eedle geest zoo verre als alle starren gaen,
 
Myn dichtsaem duuren, noit verdonkert maer verheven.
[pagina 132]
[p. 132]
 
'k Zal op der volken tong door al de werrelt zweven,
 
Zo wyt het Roomsche ryk zich uitbreit hier en gins.
 
Indien 't voorspellen van den dichtren eenighzins
 
Waerachtigh zy, myn lof blyft bloeien onbederfelyk
 
En eeuwigh, in elx mont naemhaftigh en onsterfelyk:
 
(blz. 498 en 499) Ga naar voetnoot379

en nog elders zongen zy beiden:

 
Gedichten sterven, als men ophout lant te mesten,
 
En 't kouter met de ploegh te dryven door het lant.
 
Laat koningen en hun triomfen dichtren wyken,
 
En d'oevers van den Taegh, zoo goutryk en begaeft.
 
(Vondel, Poëzy, Deel II, bl. 541) Ga naar voetnoot380

Hieruit ziet men, niet slechts dat geen schatten vermogend zyn het vaerzenmaaken op te weegen, maar ook, dat zelfs de vorst voor den vaerzenmaaker zwichten moet.

Ook is het, in waarheid, minder kunst als monarch een geheel volk te gebieden, dan als poëet trant en rym in vaerzen de wet te stellen. Indien men deeze taal uit de mond eens dichters hoorde, zou men ze kunnen mistrouwen en voor verwaandheid houden; maar uit de mond eens keizers, heeft ze voorwaar het kenmerk der oprechtheid. Aldus bezong keizer Karel IX Ga naar voetnoot381 de kunst van het vaerzenmaaken, in vaerzen aan den beroemden poëet Ronsard:

 
L'art de faire des vers, dût-on s'en indigner,
 
Doit être à plus haut prix que celle de regner.
 
Ta lyre, qui ravit par de si doux accords,
 
T'asservit les esprits, dont je n'ai que les corps.
 
Elle t'en rend le maître, et te fait introduire,
 
Ou le plus fier tyran ne peut avoir d'empire.

[pagina 133]
[p. 133]

En Vondel derhalve, daar hy eene vergelyking tusschen Konstantyn den grooten en Konstantyn Huigens aanstelt, verheft te recht de vaerzenmaaker boven den keizer, en de lier boven het kroonengoud. Dus spreekt hy:

 
De groote Konstantyn magh brallen op zyn troonen,
 
En op 't geheiligt gout van Oost- en Westerkroonen;
 
Maar gy, ô Konstantyn! de fenix van ons hof,
 
Naemt zelf zyn kroonegout niet voor uw lauwerlof.
 
De keizer boude een stadt om met zyn naem te pralen:
 
Gy bouwt Apolloos kerk in vierderhande talen.
 
Geen stadt bewaert den naem; zy stort, of zy verbernt:
 
Maer d'opgehange lier in 't midden van 't gesternt.
 
(Poëzy, Deel II, bl. 229) Ga naar voetnoot382

voetnoot379
Ovidius' Herscheppinge XV, r. 1181-1193 (WB VIII, p. 168-169).
voetnoot380
‘Ovidius aen de Nydigen’, r. 31-34 (WB VII, p. 385).
voetnoot381
Bedoeld wordt Karel IX, koning (niet keizer) van Frankrijk (1550-1574) ten tijde van de grootste roem van Pierre de Ronsard (1524-1585). In OEuvres complètes de P. de Ronsard, ed. Paul Laumonier, Paris, Alphonse Lemerre, 1914-1919, deel 7, p. 353, wordt het gedicht, waarvan Hoffham hier enkele passages overneemt, als niet authentiek beschouwd, maar toegeschreven aan Jean Royer met hulp van Rotrou (eerste helft van de 17de eeuw).
voetnoot382
‘Op de ledige uren van Konstantyn Huigens’, r. 1-8 volledig geciteerd (WB II, p. 527).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken