Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Notenkraker en muizenkoning (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Notenkraker en muizenkoning
Afbeelding van Notenkraker en muizenkoningToon afbeelding van titelpagina van Notenkraker en muizenkoning

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.23 MB)

Scans (10.92 MB)

ebook (6.25 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Illustrator

L.W.R. Wenckebach



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Notenkraker en muizenkoning

(1978)–E.T.A. Hoffmann–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 15]
[p. 15]


illustratie

Derde hoofdstuk.
De beschermeling.

Eigenlijk was er nog een reden, waarom Marie een beetje langer bij den Kerstboom woû blijven: ze had een ontdekking gedaan. Door het uittrekken van Frits z'n huzaren, die vóor den boom opgesteld waren, was een klein mannetje zichtbaar geworden, dat stil en bescheiden stond af te wachten, wanneer de beurt aan hem zou komen. Mooi was het ventje niet; z'n zwaar lang bovenlijf paste volstrekt niet bij z'n dunne beentjes, en z'n hoofd leek veel te groot; maar z'n keurig nette kleeding maakte veel goed. Dááraan kon je duidelijk zien, dat hij

[pagina 16]
[p. 16]

een man van smaak en verstand was. Hij droeg een mooi, schitterend rood huzarenbuisje met veel gele tressen en knoopjes, een dito broek en de keurigste laarsjes, die ooit de voeten van een student, ja zelfs van een luitenant versierd hebben; ze zaten aan z'n sierlijke beentjes zoo netjes, of ze er aan geschilderd waren. Gek was het, dat hij bij deze mooie kleeding, een smal, leelijk mantelje, dat wel van hout leek te zijn, op z'n rug had hangen, en dat hij een pluimmuts droeg. Marie vond dit zoo erg niet; want oom Drosselmeier had ook altijd een leelijk manteljasje aan en een gek mutsje op, en toch was hij een goeie, lieve oom. Ook maakte ze bij zich zelf de opmerking, dat oom, al deed hij net zoo'n mooi buisje aan als het mannetje, er toch nooit zoo aardig uit zou zien. Marie had al dadelijk erg veel op met het kleine ventje en hoe meer ze hem aankeek, hoe liever ze hem vond. De goedhartigheid stond hem op het gezicht te lezen; z'n helgroene, een beetje uitpuilende oogen zagen haar vriendelijk aan; om z'n kin droeg het ventje een mooien baard van fijne, witte wol, en dat stond hem heel goed, want nu kwam het vriendelijk lachje om z'n mond zooveel te beter uit.

‘Och papa,’ riep Marie eindelijk, ‘voor wie is toch dat aardige, kleine mannetje daar?’ ‘Dat ventje,’ zei papa, ‘moet voor jullie allemaal werken, hij moet de harde noten kraken en hij is net zoo goed van Louise, als van Frits en van jou.’ Daarop tilde papa het houten manteltje in de hoogte en dadelijk sperde het ventje z'n mond wijd open, zoodat, er twee rijen scherpe witte tandjes zichtbaar werden. Marie stopte daar, op verlangen van papa, een noot tusschen.... Krak.... ging het, de doppen vielen op tafel en de pit in haar handje. Nu begreep Marie, dat de nette, kleine man tot het geslacht der notenkrakers behoorde. Ze juichte van plezier.

‘Nu, Marie,’ zei papa, ‘als vriend Notenkraker jou zoo goed bevalt, mag jij hem bewaren en op hem passen; maar je weet, Louise en Frits mogen hem even goed gebruiken als jij.’

[pagina t.o. 16]
[p. t.o. 16]


illustratie
WAS EEN KLEIN MANNETJE ZICHTBAAR GEWORDEN, DAT STIL EN BESCHEIDEN STOND AF TE: WACHTEN, DAT DE BEURT AAN HEM ZOU KOMEN.


[pagina 17]
[p. 17]

Marie nam dadelijk het ventje in haar arm en liet hem noten voor haar kraken; maar ze zocht altijd de kleinste uit; dan hoefde haar vriendje z'n mond niet altijd zoo wijd open te sperren; want dat stond hem lang niet goed, vond ze. Louise kwam naast haar zitten en liet vriend notenkraker ook voor haar werken, wat hij graag scheen te doen; want hij lachte altijd maar even vriendelijk. Frits was van het rijden en het exerceeren van z'n soldaten moe geworden, en toen hij nu zoo lustig noten hoorde kraken, kwam hij ook bij z'n zusjes en lachte hartelijk om den kleinen grappigen kerel, die, omdat Frits ook noten eten wilde, nu van hand tot hand ging en maar-altijd-door z'n mond open en toe moest doen. Frits zocht altijd de grootste en hardste noten voor hem uit; maar op eenmaal ging het krak... krak, en drie tandjes vielen uit den notenkraker z'n mond. Z'n heele onderkaak hing er los bij.

‘Och m'n arme, lieve notenkraker!’ riep Marie en nam het ventje in haar armen.

‘Wat een onnoozele hals is dat,’ zei Frits, ‘dat wil notenkraker zijn en heeft niet eens een goed gebit; hij verstaat z'n vak niet, hoor! Geef 'm hier, Marie, hij moet noten kraken, al verliest hij ook al z'n tanden en z'n kin er bij. Wat komt het er op aan, al valt de domoor heelemaal uit mekaar!’

‘Neen, neen,’ riep Marie en dikke tranen liepen haar langs de wangen ‘je krijgt m'n lieven notenkraker niet meer in je handen. Kijk eens, hoe treurig hij me aankijkt en me zijn geblesseerden mond laat zien! Maar jij bent een ruwe jongen, je slaat je paarden en je laat je soldaten telkens doodschieten.’ - ‘Dat hoort ook zoo; maar daar begrijp je niks van,’ riep Frits, ‘en de notenkraker is net zoo goed van mij als van jou, hoor! Geef 'm hier.’ Marie begon nu hardop te huilen; ze wikkelde den gewonden notenkraker in haar zakdoekje en hield hem stijf tegen zich aan. Papa, mama en oom Drosselmeier kwamen nu ook op het gevecht toeloopen. Tot groot verdriet van Marie, nam oom dadelijk de partij van Frits op; maar papa zei gelukkig: ‘Ik heb nu eenmaal aan Marie de zorg voor den

[pagina 18]
[p. 18]

notenkraker opgedragen en het arme ventje heeft wel wat oppassing noodig. Niemand mag hem haar dus afnemen. Ik had ook niet van je gedacht, Frits, dat jij van iemand, die in den dienst gewond is, nog meer werk zou eischen. Als goed militair moest je weten, dat gewonden buiten dienst gesteld worden.’

Frits kreeg een kleur en ging, zonder zich om noten of notenkraker meer te bekommeren naar den anderen kant van de tafel, waar z'n soldaten, na behoorlijk voorposten uitgezet te hebben, hunne nachtkwartieren betrokken hadden. Marie zocht de verloren tandjes van haar vriendje op, bond een lint van haar jurkje om zijn kin en wikkelde den gewonde, die er bleek en ontdaan uitzag, nog zorgvuldiger in haar zakdoek. Ze hield hem als een kind in haar armen en ging met hem het nieuwe prentenboek bekijken. Tegen haar gewoonte in werd ze heel boos op oom Drosselmeier, die haar uitlachte en vroeg, hoe ze zoo lief kon zijn voor zoo'n mormel. De gekke vergelijking tusschen oom en het ventje, die ze straks gemaakt had, kwam haar nu weer in de gedachten, en ze zei met een effen gezichtje: ‘Wie weet, oompje, al was u net zoo mooi aangekleed als mijn lieve notenkraker en al had u net zulke keurige laarsjes aan, wie weet, of u er wel even aardig uit zou zien als hij.’

Marie begreep niet, waarom papa en mama zoo begonnen te lachen en waarom oom Drosselmeier zoo'n rooden neus kreeg en lang niet meer zoo vroolijk keek als daareven. Misschien was daar ook wel een bijzondere reden voor.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken