De kameraadjes van Pietje Smeerpoets (ca. 1900-1910)–Heinrich Hoffmann– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] De ongehoorzame Anna. Trage Anna, praatziek, lui, Geeft van 't leeren steeds den brui; Meester geeft haar daarom straf, Doch zij maakt haar werk niet af. En als meester haar verlaat, Poetst zij drommels gauw de plaat; Poesje streelt haar met den poot, Zegt: pas op, u wacht de dood! Want spoedig raadt het har besluit, Zij gaat den kant van 't water uit. Maar Anna geeft hierop geen acht, Springt vroolijk rond en joelt en lacht; Zij plukt zich biezen, slaat daarmee In 't water plassend, maar, o wee! - Een waterlelie ziet ze staan, Die wil ze even plukken gaan; Maar zie, daar glijdt haar voetjen uit, Zij valt in 't meer en gilt nu luid; Doch niemand zag of hoorde haar, Daar drijft haar lijk, vindt gij 't niet naar! Kindren, hebt dus meet verstand, Komt nooit aan den waterkant; Gaat goed naar school, als Leentje hier, Dan doet ge uw ouder veel plezier. Vorige Volgende