De kameraadjes van Pietje Smeerpoets (ca. 1900-1910)–Heinrich Hoffmann– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] De Appeldief. Karel ging eens appels rooven, En klautert op den boom naar boven; Doch onder staat zijn buurman Klaas, Wacht met een stok, dien kleinen baas; Maar hij wil er nog een pakken, Dan kan hij gaan met volle zakken. Als hij dien nu grijpen wil, Niest buurman Klaas en met een gil Laat Karel los - met een smak Valt hij beneden van den tak, Voor de voeten neer van Klaas, Als een aangeschoten haas; Bloedend ligt hij nu ter neer, Die steelt vast geen appels meer. Voorzichtig legt men hem te bed; 't Gebroken been wordt hier gezet; Zijn rug doet pijn, hij kan niet staan, Moet lang nog op twee krukken gaan. Vorige Volgende