Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bij den twaalfden klokslag (1927)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bij den twaalfden klokslag
Afbeelding van Bij den twaalfden klokslagToon afbeelding van titelpagina van Bij den twaalfden klokslag

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.75 MB)

Scans (2.58 MB)

ebook (3.13 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
detective


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bij den twaalfden klokslag

(1927)–William Holt–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 102]
[p. 102]

Hoofdstuk XI.
Een laatste Poging.

- Wel, kunt ge me niet tot twaalf uur met rust laten, zei Bénoist: ik ben op uw gezelschap niet bijster gesteld, ge oefent op mijn humeur een niet bepaald gunstigen invloed.

- Ik zal wel gaan mijnheer de opschepper, ik wilde u alleen maar vertellen, dat zooeven daar iemand was, die naar hier kwam om te beproeven u nog te redden.

- Zoo, daar ben ik natuurlijk dankbaar voor, maar ik heb geen hulp noodig. Stel dus de betrokken persoon maar gerust, maar waarom kijk je toch zoo boos.

- Omdat ik uw afgrijselijke grootsprekerij niet kan verdragen. Het is al elf uur, hoor de klok slaat.

Inderdaad met duidelijken langzamen slag gaf het torenuurwerk den tijd aan, elf slagen dreunden door den stillen nacht.

[pagina 103]
[p. 103]

- Dan heb ik nog een uur, laat me dat tenminste en val me niet lastig anders zou ik meenen dat gij nog erger zenuwachtig waart dan ik, omdat ge niet zeker zijt...

- Bespottelijk, zei de ander, grommend heengaand. Maar toen hij bij de deur stond, vervolgde hij:

- Er staat iemand voor de deur, die u nog zou willen spreken, maar ik heb er bezwaar tegen. Ik heb er niet tegen dat zij een paar woorden met u wisselt, maar dan moet gij mij uw eerewoord geven dat gij tijdens dat gesprek geen poging zult doen om weg te komen.

- O, mijn waarde cipier dat woord kan ik u wel geven, ik vecht niet waar dames bij zijn, want het is een dame, niet waar?

De waarde cipier ging heen en een oogenblik later, kwam hij terug met het meisje, dat Bénoist had verwacht te zullen zien, de buffetjuffrouw uit de speelclub.

Bénoist boog als een volleerd edelman..

- Het spijt mij waarlijk, juffrouw, zeide hij, dat ik u niet in 'n passender vertrek ontvangen kan, maar u begrijpt, ik ben hier geen meester,

- Luister niet naar het gebazel van dien man, zeg wat ge hem te zeggen hebt, voegde de pleegvader van het meisje haar toe.

- Mijnheer, zeide zij, u weet dat ik mij door

[pagina 104]
[p. 104]

dankbaarheid aan u zeer verplicht gevoel. U hebt blijkbaar in uw leven zoovele ongelukkigen geholpen dat u niet weten kunt op wat wijze u mij en mijn broer verplicht hebt Laat ik u zeggen, dat u mijn broer, die nu in de Nieuwe Wereld is, gered hebt uit de handen van schurken, die het op zijn ondergang gemunt hadden, hem in een schande drongen erger dan de dood. U hebt hem daarvan gered op een waarlijk even wonderbare als edelmoedige wijze. Mijn broer heeft mij u kunnen aanwijzen en ik heb uw beeld in mijn geheugen geprent. Altijd zal ik u herkennen. Daarom heb ik u gewaarschuwd, helaas ik verwijt mij, dat ik duidelijker had moeten spreken. Nu kom ik hier om u te vragen uw leven toch te redden. Uw leven is kostbaarder dan de zaak waarvoor u op het oogenblik werkt...

Bénoist had met een deelnemende glimlach geluisterd.

- Ik geloof, zei hij, dat ik mij uw broer herinner, hij heeft mij van een zuster gesproken toen, die hij zeer liefhad, maar ik bemerk nu, dat ik mijn werk toen maar half gedaan heb. Ik had behalve den broeder ook de zuster moeten helpen.

- O, zeide zij, mijn broer konden zij tot schande brengen, ik.....

[pagina 105]
[p. 105]

- Gij kunt u zelf verdedigen. En nochtans ik geloof dat gij ook onder andere omstandigheden zoudt leven indien men niet om de een of andere reden macht over u uitoefende. Het zal noodig zijn, dat ik mijn werk vervolg en na den broeder geholpen te hebben ook u bevrijd.

- Gij zult niemand meer te helpen hebben, gij kunt niet eens u zelf meer helpen, riep de man, die toezag. En, vervolgde hij, als ge geen verstandiger taal hebt te spreken dan kan dit onderhoud gevoeglijk een einde nemen.

- Zij zullen u dooden; riep het meisje in hevige gemoedsbeweging uit, zij willen u dooden als deze dag ten einde is. Gij kunt uw leven alleen redden door te spreken en te vertellen wat men van u verlangt. Ook mijnheer Emile, die u niet haat zooals hij, ook hij heeft mij zooeven gezegd, dat dit de eenige manier is om te voorkomen, dat gij hedennacht nog sterft.

- Och kom, zij zijn allen wat pessimistisch, heb vaker in dergelijke omstandigheden als deze verkeerd, ik heb me altijd nog uit de moeilijkheid gered. Waarom maakt ge u onnoodig ongerust.

Bénoist sprak met zooveel zelfvertrouwen, dat het meisje een oogenblik ondanks zich zelf

[pagina 106]
[p. 106]

de hoop ging koesteren dat deze man nog niet reddeloos verloren was.

Maar de grimmige hoonlach van zijn vijand deed haar weer de werkelijkheid inzien.

- O, riep zij, het spijt mij zoo, dat ik dit u moet toeroepen, maar ik moet het, als ge zoudt meenen nog te kunnen ontkomen, dan schept ge u een illusie, dan bedriegt gij u zelf. Ik zou zoo gaarne iets voor u doen. Ik heb altijd gezworen, dat ik eens u mijn dankbaarheid zou toonen, helaas nu hebt gij hulp noodig en ik kan niets, niets voor u doen.

Bénoist trad een stap op haar toe en zag haar strak aan.

- Wie weet, zei hij toen, in ieder geval, nu moet gij heengaan, ik ben u dankbaar dat ge hierheen gekomen zijt voor mij.

Met gebogen hoofd ging zij heen, gevolgd door den man die haar had toegelaten. Bij de deur keerde deze zich om en zeide:

- Het is over een paar minuten half twaalf.

- O, antwoordde Bénoist een half uur is een lange tijd, er kan daarin nog heel veel gebeuren.

- Man ik ga gelooven dat ge van angst krankzinnig zijt geworden.

Maar er klonk een prettige lach tot antwoord.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken