Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1 (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
Afbeelding van De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (12.95 MB)

XML (2.41 MB)

tekstbestand






Editeur

H.W. van Tricht



Genre

proza

Subgenre

non-fictie/brieven


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1

(1976)–P.C. Hooft–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Eerste deel


Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 796]
[p. 796]

356 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oude mannenhujs, in No 3, tot Amsterdam.

Loont.

 

(Baak: Muyden 1630 10 Maj ontfn en beantw 13 ditto)

 

1 Monsr et Frere,

 

2 Dat ghij mij te goedt rekent 't geen ick over schult zende, maektGa naar eind2 3 mij te graegher om mijne middelen onder eenen man te zetten, dieGa naar eind3 4 daer zoo wel mijn beste mede is wetende. Dies, alhoewel mij 't 5 instellen van een driejaerige reke aen de Graeflijkheit, den tijd zeer 6 benauwt heeft, heb ick daer echter ujt doen vallen het overzettenGa naar eind6 7 der horne ujt Tacitus hier nevens gaende, om de vierighe lust teGa naar eind7 8 believen, daer ick UE mede ontsteken zie. Nieuws kan ick van hier 9 niet overmaken, 't en waer de galm vande Italiaensche loopmaeren,Ga naar eind9 10 oft eenighe Fransche tijdingen, ujt den secretaris des Ambassadeurs 11 in den Haghe leggende gekomen, ende mij door mijn' swaegherGa naar eind11 12 Bartelot bijgezet. Ick denk dat UE daer bekoomst al af heeft.Ga naar eind12 13 Niettemin van Smakelijke Spijze doetmen wel twee maeltijden 14 achter elkander' zonder walghen. Daerom zal, op 't onzeker oftGa naar eind14 15 het UE gehoort hebbe, zeggen, dat het geluk den aenvang der 16 Franchoizen in Italien lieffelijk toelacht. Nae 't veroveren vanGa naar eind16 17 Pinarol ende 't slot, heeft de Torras die braeve ridder die deGa naar eind17 18 Engelschen op 't Eilant van Sinte Marten 't hooft deed stoten dattet 19 hun heughen zal, met 3000 mannen zich inder nacht op wegh 20 begeven hebbende, door beladdering meester van CrescentinGa naar eind20 21 gemaekt, Deze plaets wort gezeit van merkelijk verlank, ende de 22 Savojart in gevaer te zijn van 't Markgraefschap van Saluzze teGa naar eind22 23 verliezen. De quaedaerdigheit van dien Heer heeft het war alle zijnGa naar eind23 24 leven gezocht, ende zoo hij 't nu zijn zat vindt, zal hem welGa naar eind24 25 gegunt worden, van alle die de fransche oft geen' zijde altoos enGa naar eind25 26 draeghen. Met een ding ben ick begaen. Dat 's de bujk: ende dat dieGa naar eind26 27 zich quaelijk gevoert vindende tegens 't hooft ende d'andere ledenGa naar eind27 28 zal beginnen te morren. De H. Ammirael van Chastillon lofl. ged.Ga naar eind28 29 plagh te zeggen alsmen een heir ging toerusten: Commençons a 30 former ce grand monstre par le ventre. Want hoe heet parthijen op

[pagina 797]
[p. 797]

31 elkandere zijn, de kok is een maghtigh scheidsman. Doch wilmen 32 dat Pinarol den wegh tot de lijftoght wat banen zal. Ook komt de 33 welgëaerde Bassompierre met eenen goede[.] hoop Switzers, ujtGa naar eind33 34 dat gewest aen, ende 't zij hij zijne krachten aende Venetiaensche 35 knoopt, oft een ander gat boort, zal moghelijk zoo veel rujmteGa naar eind35 36 maken, datter de montkost doorzakt. Doch weet ick 'er niet 37 grondighs van te oordeelen, als die nojt voor lootsman in 'tGa naar eind37 38 geberghte gevaren heb. Wel wenscht' ick dat wij maer dien 39 zoetemelx harten niet en slaghtten, die altijds slabakken inGa naar eind39 40 voorspoedt, en terstont vergeten hoe radt een weerhaen dat het 41 geluk is, maer meenen een spaek in haer wiel te hebben als die wintGa naar eind41 42 maer een oghenblik staet: daer de grootmoedighe ende lujden vanGa naar eind42 43 mijn hart, in zulk een gelegenheit, door de treflijkheit der hoope 44 verwekt worden, om te meer op hun stuk te passen, ende zoo 'tGa naar eind44 45 verloop van geltmiddelen, als andere zaken, te richten, ende indeGa naar eind45 46 ouwde plooij te brengen. Waeren wij zoo rijk in de hedendaeghsche 47 geleghenheit, als ons die raedigheit maken kon, wij moghtenGa naar eind47 48 vraeghen oft Breda en Lingen te koop waeren. Maer 't heeft te veeleGa naar eind48 49 voeten in de aert, ende te groot een spel in, zulk een' menighte van 50 hoofden onder zoo eenen wijzemans muts te brengen, als de PrinsGa naar eind50 51 van Oranjen, nae mijn verstant, draeght. De Westindische 52 maetschappij, hoor ick dat noch een eilandt bemaghtight heeft.Ga naar eind52 53 Dat Spanjen overbodigh waer ujtkoop met haer te maeken voorGa naar eind53 54 Potassi, om de rest van haer te leen te houden, ick en weet nauw oftGa naar eind54 55 zij te spreken zoude zijn. Daerentussen vertelt men van een knoetGa naar eind55 56 die spaenderen onder zijn arm raepte ende bleef al staen insteken, 57 staen insteken, tot dat hij gewaer wert, dat zijn arm niet meer 58 omvatten konnende, achter zoo veel loste als hij van vooren was 59 ladende. Maer dit sprookjen onder de roos: alzoo ick mij vande 60 bewinthebbers geen' grooten dank zoude toeleggen, voor 'tGa naar eind60 61 onderwijs datter in schujlt. D' ervaerenis zal beter schoolgelt aen 62 hen verdienen niettegenstaende datter wijze lujden onder zijn.Ga naar eind62 63 Ook maekt het geluk wijs in de ooghen der werelt, die alle raeden 64 prijst alze maer wel beslaeghen. Als 't hun genoegh waer, datmenGa naar eind64 65 met hun wenschte, zij zouden een' sant van mij maken. Want mijGa naar eind65 66 verlangt hen al te zien doen wat zij konnen, en alles gelukken wat 67 zij doen. Zoud men niet? 't Lant moet hun' welvaert in zijn' borze,Ga naar eind67 68 in zijn' veiligheit voelen. De duitsche looptijdingen moghen hierGa naar eind68 69 niet aertten. T' Amsterdam, al zijn ze doodeeters, hebben 'erGa naar eind69 70 nochtans gezelschap van haer' soort, ende aldaer opgeleidt zijnde,Ga naar eind70 71 wie weet waerze noch eens, om 't vervolgh der zaken dat ze 72 inhouden, moghten te pas komen. Bij mij hebbende ujtgedient,

[pagina 798]
[p. 798]

73 alsze maer eens gemonstert zijn. Want met zulk volk, en zoud ickGa naar eind73 74 niet darren eenighen aenslagh bestaen, daer ernst in vereischt waer. 75 Maer mijn pen ter klapborze geraekt schijnt zich zoo verre metterGa naar eind75 76 praet te vergeten, datze zich niet en hoort ujtlujen, met de brijklok,Ga naar eind76 77 roepende dat het papier vol is, ende tijdt om 't hek te slujten. ZijGa naar eind77 78 zal boeten moeten met een ander bladt. Vergeef het haer: want deGa naar eind78 79 boomen leeren zich wel kleeden, pronken, toerieken, toe nijghen,Ga naar eind79 80 toeknikken en alle ding behalven spreeken. Was Momus hier zooGa naar eind80 81 wel bedreven als inden hemel en elders, hij riep; al weêr geen deegh,Ga naar eind81 82 en beschrobde Juppijn, dat hij aen zoo vriendelijke schepsels deGa naar eind82 83 tong vergeten had. Dit zeggen zij evenwel allesjaers eens, dat het 84 leven op een sterven ujtkomt; dat de tijdt roozen brengt, en altijdtGa naar eind84 85 voor wint voor stroom zeilt, zonder anker te werpen. Des, die wilGa naar eind85 86 vanden Maj begeert, speele kort beraedt, goedt beraedt. Want zijn 87 quiksheit is een korte vlaegh. Kan UE op Zondagh hier komen, hijGa naar eind87 88 heeft blaeden en bloemen genoegh om vijfmael aen te rechten. JaeGa naar eind88 89 zal UE onthaelen gelijk Philips van Macedonien den arts Menecra- 90 tes, die zich ujt vermetelheit op zijn' konst, al statigh Juppijn deed 91 noemen. Deze koning gaf een banket, daer hij hem op noodde, ende 92 terwijl alle d'andere gasten elk nae hun' smaek gedient werden, 93 deed hem niet voorzetten als schoone vaten met wierook, mirrhe 94 ende gelijke droggen, om zijn neuz te spijzen. Was dat niet een'Ga naar eind94 95 lekkernij om eenen god goê sier te doen? Noch ging de bengelGa naar eind95 96 door, zonder zijnen waerdt te bedanken. Indien UE zoo hemelschGa naar eind96 97 een hart niet en heeft, noch zullen wij raedt om de kost vinden.Ga naar eind97 98 Voor vrienden isze haest gekookt. Op de rol van die, staet UE hierGa naar eind98 99 als een vande bevelhebbers, ende wenscht t' uwent te staen jujst in 100 laeste gelidt niet,

101 Monsr et frere

 

102 UE

103 gansdienstwe broeder

104 P C Hóóft.

103 Vanden Hujze te Mujden,

104 x Maj. 1630.

 

105 Kan UE mij 't plakkaet tegens de ketterijen, van Kaizar Karel vanden 108 jaere 1529 doen zien, 't zal mij lief zijn.

 

Militair en politiek nieuws. Speelse invitatie.

[pagina 800]
[p. 800]


illustratie

[pagina *37]
[p. *37]


illustratie
37 18de-eeuws kaartje van Gooiland


[pagina *38]
[p. *38]


illustratie
38 18de-eeuws kaartje van het hoogheemraadschap Diemerdijk


[tekstkritische noot]Origineel. KA CLXXIab 44.
Hs. dubbel vel, de vouw doorgescheurd, fo 2 afgeknipt. Watervlek.
eind2
over: wegens.
eind3
mijne middelen ... zetten: mijn geld bij iemand te beleggen.
eind6
echter: weer; daer ujt doen vallen, nl. uit de tijd, dus: er de tijd voor genomen.
eind7
horne: brok (eig. hoek, spits, vgl. WNT horn 1120).
eind9
galm: nagalm.
eind11
die zijn standplaats in Den Haag heeft.
eind12
bijgezet: bezorgd (of: medegedeeld).
eind14
op 't onzeker: onzeker.
eind16
In Noord-Italië woedde van 1628 tot 1631 de Mantuaanse successieoorlog. Twee takken van het geslacht Gonzaga betwistten elkaar het ten Oosten van het Spaanse Milaan gelegen hertogdom Mantua en het ten Westen van Milaan gelegen kleine hertogdom Montferrat (hoofdstad bij Hooft Casal, doordat hij Franse berichten krijgt, It. Casale Monferrato, aan de Po, ongeveer 65 km ten O. van Turijn). De oudste tak, die in Midden-Frankrijk het hertogdom Nevers bezat, kreeg steun van Frankrijk; de jongste kreeg steun van het tussen Frankrijk en Montferrat gelegen Savoye, en van de keizer, die in de Dertigjarige oorlog in Duitsland ook o.a. tegenover Frankrijk stond. Ondanks de verovering van Casale en de beruchte berenning van Mantua wint de Franse partij; Frankrijk houdt de vesting Pinerolo (bij Hooft Pinarol) die de toegang tot de Franse Alpen beheerste. Hooft is natuurlijk op de hand van de tegenstanders van Habsburg, dus van Frankrijk-Gonzaga-Nevers. Vgl. 51.
eind17
Torrax: Jean de St. Bonnet, seign. de Toiras (1585-1636) maréchal de France; werd in 1627 bij verrassing door de Engelsen aangevallen op het eiland Rhé voor de Franse kust, verschanste zich bij St. Martin en dwong na vier maanden de Engelsen zich in te schepen. Hielp daarna La Rochelle innemen. Gouverneur van Casale, dat de keizerlijken op 23 mei 1630 kwamen belegeren. Beleg opgeheven in sepber. ‘Thoirax’ zoals Hooft hem doorgaans noemt, was een geletterd man, ook daarom genoot hij Hooft's bewondering.
eind20
Crescentin, Crescentino, aan de samenvloeiing van de Dora Baltea en de Po.
eind22
de Savojart: Karel Emanuel van Savoye, † 1630; Saluzzo: grensstreek aan de zuidzijde van Savoye.
eind23
het war gezocht: twist, oorlog gezocht.
eind24
zoo ... vindt: als hij er nu volop genoeg van krijgt.
eind25
die de fransche ... draeghen: die de Franse zijde of helemaal geen zijde steunen (WNT dragen (II) 3237, 14).
eind26
begaen met: bezorgd over.
eind27
gevoert: gevoederd; toespeling op de parabe van Menenius Agrippa (494 v. Chr.).
eind28
ammirael v. Chastillon: Gaspard III de Coligny, duc de Chatillon, 1584-1646, maarschalk van Frankrijk.
eind33
Bassompierre, Fr. de, 1579-1646, maarschalk en diplomaat, gezant in Spanje en Engeland.
eind35
De republiek Venetië strekte zich westwaarts langs de Alpen tot bij Mantua en Milaan uit; een ander gat boort: een ander beleid (of: een andere weg) volgt.
eind37
als die: daar ik.
eind39
niet en slaghtten: niet gelijken (geleken) op; zoetemelx harten: teerhartigen. N.B. in gunstige zin gebruikt Hooft het woord voor Tesselschade en Susanna Bartolotti; slabakken: verslappen, zwak zijn.
eind41
een spaek ... staet: onverwinbare tegenspoed te hebben als de voorspoed maar kort duurt (WNT staan 135 C 1 b).
eind42
daer de grootmoedighe (mv.): terwijl daarentegen de dapperen.
eind44
op hun stuk te passen: voor hun zaken (oorspr. hun kanon?) te zorgen; zoo: zowel.
eind45
richten: weer in orde brengen (WNT richten 40 IV 1).
eind47
raedigheit: kloeke gematigdheid.
eind48
Breda en Lingen: begeerde vestingen in het Z. en O. die in Spaanse handen waren.
eind50
hoofden: individuele inzichten en strevingen, o.a. in de Staten.
eind52
volgens Van Vloten: Antonio Vaz.
eind53
(de volgende passage is ironisch); Dat: Gesteld eens, dat; ujtkoop maken voor: ruilen voor.
eind54
Potassi, verbastering van Potosí (Columbia), waar Spanje's rijkste zilvermijnen lagen; om ... te houden: de W.I.C. zou leenheer zijn, Spanje leenman; ick en weet nauw: ik weet niet zeker.
eind55
Daerentussen: Ondertussen; knoet: domme boerenpummel (oorspr. uit N.W.-Duitsland): de parabel slaat op het veroveren en verliezen van Westindische eilanden door de W.I.C.
eind60
mij toeleggen: verwachten (WNT toeleggen 539).
eind62
wijze lujden, nl. onder de bewindhebbers.
eind64
wel beslaeghen: goed uitvallen (WNT beslagen (II) 2029).
eind65
sant: heilige; Hooft wenst de W.I.C. zoveel goeds toe.
eind67
welvaert: voorspoed.
eind68
duitsche: Nederlandse, vgl. 302.
eind69
doodeeters: nutteloze gepensioneerden (zoals de 50 geappointeerden die op het Slot lagen).
eind70
opgeleidt: opgespaard.
eind73
maer eens: alleen maar; zulk volk: zulk (slecht krijgs-)volk: de nieuwstijdingen bevatten veel dat later niet waar bleek.
eind75
klapborze: babbelbeurs, praatsociëteit.
eind76
ujtlujen: tot zwijgen brengen; brijklok: etensbel.
eind77
roepende: die roept.
eind78
ander: tweede; Vergeef enz.: Vergeef mij het gebabbel: de bomen hebben (fantaseert H.) (immers ook) wel op allerlei manieren contact met elkaar, alleen kunnen ze niet spreken. De overgang van de pen op de bomen berust op de pregnante betekenis van ‘wel’.
eind79
toerieken: toegeuren.
eind80
Momus: verpersoonlijking van de vitzucht.
eind81
bedreven: ervaren, thuis; geen deegh: niet goed.
eind82
beschrobde Juppijn: gaf Jupiter een schrobbering; schepsels: de bomen.
eind84
sterven: de winter; roozen: de lente.
eind85
de tijd staat niet stil, dus ...; wil: genoegen.
eind87
quiksheit: (verliefde) joligheid.
eind88
aen te rechten: een maaltijd opdienen.
eind94
drog, drogge: droge, kruiderij (WNT droge 3403).
eind95
Noch ... door: Toch ging de vent er vandoor.
eind96
hemelsch: onaards.
eind97
noch ... vinden: toch zullen wij een uitweg vinden wat 't eten betreft.
eind98
Voor vrienden ... gekookt: toepassing van een spreekwoord, b.v. Spiegel, Bijspraax almanack 20 juni: ‘Vrienden kost, is haast (snel) ghekookt.’; rol: (terugkeer tot de vergelijking met soldaten. WNT rol 916 c ?).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • H.W. van Tricht

  • F.L. Zwaan

  • D. Kuijper Fzn.

  • Franco Musarra