De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2

Tweede deel

Regelnummers proza verbergen

[p. 659]

713 Aen den Heere Niclaes van Reighersbergh, Raedt in den Hooghen Raede.

1 Ed^e &c.

2 Den mijnen van den zesten dezer, gezonden in antwoordt op 3 U.Ed. laesten, naer Amsterdam, met orde om in zekerheit voort³ 4 bestelt te werden, acht ik dat U.Ed. door den H. vander Mejde,⁴ 5 Gⁿ¹ van de Munte zal hebben ontfangen. Deze nu is ten verzoeke 6 van S^r Pieter van der Kindert, van wiens zaeke ik U.Ed. over een'⁶ 7 wijle breeder geschreven en gesprooken heb. Dezelve, zoo ik bericht⁷ 8 ben, staet althans om eerstdaeghs ujtgewezen te werden: zoude mij⁸ 9 nochtans ontzien, haer op nieuw lastigh te vallen, 't en deede de⁹ 10 goede ende beproefde vrundschap, samt het medelijden dat ik 11 hebbe met hem ende zijn zoo swaer en deerlijk een ongeluk; ende¹¹ 12 't vast gevoelen van mijne swaeghers Cloek ende Baak, bejde ge-¹² 13 bezight over deze dingen, dat hij snoodelijk verkloekt, bijgebraght,¹³ 14 en ingelejdt is. Doch wat daer af zij, zal U.Ed. al te veel beter¹⁴ 15 weeten t'ontdekken: gelijk ik weete dat zij in geenen gebreeke zijn 16 zal van de gerechtigheit te handthaeven. Echter gelieve 't uwer Ed. 17 aen mijne geneghenheit ende plicht t' hemwaerts te vergeeven, dat¹⁷ 18 ik mij niet onthouden kan van deze stoffe, op 't nedrighst, ende niet 19 te min met alle moghelijke vierigheit, U.Ed. aen te beveelen: ten¹⁹ 20 einde U.Ed. gedient zij te beijvren, dat het verlank der zelve, daer 21 een maghtigh deel zijner welwaert aen hangt, ten rijpsten betraght²¹ 22 en overwoghen werde. Van dank, erkentenis, oft wederdienst van 23 mijner zijde te vermaenen, waer mijner geringheit te veel ende 24 uwer edelmoedigheit te kort gedaen. Ook kan ik derzelve, ujt²⁴ 25 zorghe voor woordfael ten aenzien mijns onvermoghens, nemmer 26 zoo veel aenbieden, als haer altijds zal schuldigh blijven, 27 Ed^e &c.

28 Uwer Ed.

29 Onderdaenste, toegedaenste

30 dienaer

31 P C Hóóft.

30 Van den Hujze te Mujden,

31 22 Junij. 1635.

Voorschrijven voor P. van der Kindert.

3 orde: opdracht.

4 in zekerheit: veilig.

6 over een wijle: vgl. 704, r. 2.

7 Dezelve staet...werden: Die (zaak) zal nu eerstdaags door een vonnis beslist worden (WNT staan 67-68).

8 mij ontzien: niet durven.

9 't en deede: dede het niet, als het niet deed, als er niet de invloed was van.

11 zo een, in moderne spreektaal zo'n, gevolgd door een adjectief, heeft bij Hooft nog de vorm zo of dus + adj. + een (‘dus swaer een straf’). Hier gaat er een bez. vnw. voorop en zijn er twee adjectieven, zonder dat de constructie uit elkaar valt.

12 bejde...dingen: die zich beiden met deze zaken bezighouden.

13 verkloeken: verschalken (U.W. verkloeken 215); bijbrengen: misleiden (WNT bijbrengen 2593 C).

14 inleiden: beetnemen (WNT inleiden 1780 1^e al.); wat daer af zij: hoe dat zit; al te veel: heel veel.

17 t' hemwaerts: voor hem, v.d.K.

19 ten einde U.Ed. gedient zij: opdat het u moge behagen.

21 ten rijpsten: zeer rijpelijk; betraght: in ogenschouw genomen.

24 ujt zorghe...onvermoghens: uit vrees dat mijn woorden te kort zullen schieten om mijn onvermogen te schetsen.

Minuut. UBA II C 11.272.