Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3 (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
Afbeelding van De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.21 MB)

XML (2.14 MB)

tekstbestand






Editeur

H.W. van Tricht



Genre

proza

Subgenre

non-fictie/brieven


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3

(1979)–P.C. Hooft–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Derde deel


Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 267]
[p. 267]

1031 Weledelen, gestrengen, hooghwijzen, Zeer voorzienighen Heere, Mijnen Heere Joachim van Wikkevoort, Ridder, Raedsheere van haer' Hooghejt van Hessen, op de singel, bij Jan Rooden tooren, in de ploegh, tot Amsterdam.

(v. Wickev.: 16 juillet 1640 M. Hooft de Muijden)

Loont.

 

1Mijn' Heere, ende Neeve,

 

2Het is zoo verre, met mij, van stoffe te hebben tot klaeghen overGa naar eind2 3 verzujm van U. Ed. Gestr. in 't zejnden der nieuwmaeren op gister, 4 dat ik gejrne beken eenes ongezouten verwijts waerdigh te wezen, 5 om dat ik al de heushejt, die U. Ed. Gestr. zich gewaerdight mij te 6 gemoete te draeghen, zoo lichtelijk laet aen mij leenen. Daeren-Ga naar eind67boven weet ik, dat de brieven spaede aengekoomen; en de lankhejtGa naar eind7 8 van tijdt, verejscht tot het beantwoorden, niet lijden wil, dat U. Ed. 9 vroegh daer ujt schejde. Maer de smaek, die ik vind in UEd Gestr.Ga naar eind9 10 blaederen, en in de vruchten, die zij in den bujk draeghen, is al teGa naar eind10 11 bekoorlijk om geweighert te worden. Dat de Franchojzen, onderGa naar eind11 12 den oproer in Cataloigne niet helpen roeijen, staet hun te ver-Ga naar eind1213geeven; dewijl zij zelf de handen zoo vol werx hebben, als inGa naar eind13 14 Arthojs, Dujtslandt, Piemont, Borgonje; jae tot Dijon en MolinGa naar eind14 15 met inwendighe moejte van mujterijen belemmert zijn. Ook zejdtGa naar eind15 16 mijn Heer De Groot, dat de beroerten van Cataloigne niet dan ten 17 platte Lande in swang gaen. Lejdt het daer zoo, ik leg ze kort af teGa naar eind17 18 loopen; 't en zij de boeren geberghte t'hunner toevlucht hebben: in 19 welken gevalle ik echter ducht, dat zij 't niet lang zullen hardenGa naar eind19 20 kunnen. Vijandtschappen van die soorte doen den Vorsten, daer zijGa naar eind20 21 't op gelaeden hebben, wel dikwijls groote vriendschap. Men wil,Ga naar eind21 22 dat die befaemde Isabella van Kastilje plagh te wenschen om een' 23 opstending van Arragon, om oorzaek te vinden tot afschaffing derGa naar eind23 24 Voorrechten en Vrijdoomen van dat Rijk, en te raeken aen denGa naar eind24 25 tijtel, die althans in Spanje, onder 't beeldt van Philips den 26 Tweeden, staet: Allanó a Arragon. De zelve Heer de Groot wildeGa naar eind26 27 wel dat wij Hollanders den wederspannelingen (indien die naem 28 op de geenen past, die tot verdaeding hunner gerechtighedenGa naar eind28 29 gepraemt worden) de handt boden. Dat moeste te waeter ge-Ga naar eind29

[pagina 268]
[p. 268]

30schieden; daer een Dujnkerke het ons zujr genoegh maekt. ZonderGa naar eind30 31 't oordeel van zulk een vernuft, dien ik gehouden ben het mijneGa naar eind31 32 t'onderwerpen, ik liete mij voorstaen, dat het oorlogh te LandeGa naar eind32 33 zouw behooren voor te gaen; gemerkt wij geschaepen schijnen 't 34 verloop daerin nemmer zoo lichtlijk te kunnen richten als wel teGa naar eind34 35 waeter, wen het ons ernst zal zijn. Wat vattelijker is voor mij 'tGa naar eind35 36 gevoelen van den zelven Heere, dat de Kajzar wijslijk gedaen heeft 37 aen 't schuwen van eenen veldtslagh, waeraen een groot deel zijner 38 achtbaerhejt hing, die gespaert diende, als nut tot allen tijde, maerGa naar eind38 39 hooghnoodigh om de vergaedring der Staeten t'zijnen wille teGa naar eind39 40 hebben. Gaeve God maer, dat hij, zonder zoo zorghlijk een lot teGa naar eind40 41 waeghen, der goede parthije niet vast eevenveel afbreks deede, als 42 met een' bloedighe zeghe. Want mij dunkt dat Banjer en zijne 43 bondgenooten met de zejlen voor de mast leggen; naer 't geen af teGa naar eind43 44 neemen is ujt het schrijven haerder Hooghejt van Hessen, en ujt hetGa naar eind44 45 breeken van 't bestandt door de Kajzarschen: waer bij ik vreeze datGa naar eind45 46 niet alleen deze onze staet geen' zijde zal spinnen, maer haereGa naar eind46 47 Hooght wel in swaere ongeleghenhejt vervallen moghte. Oft nu deGa naar eind47 48 traegheit van andren in 't eerste verzaemen der troepen, oft het 49 lundren van den Maerschalk in het trekken nae Frankenlandt; oftGa naar eind49 50 de naerijver en kriegelheit der Hoofden; oorzaek van deze bijster-Ga naar eind5051hejt zij; oft al deze doolingen t'zaemen, haer' Hoogheit kan 't bestGa naar eind51 52 weeten. Interim insistendum est spei: en pensant que les armes sontGa naar eind52 53 journalieres. Wat d'onze, nae den eersten en den tweeden weder-Ga naar eind5354stoot, gevonden in Vlaendre, zullen aenslaen verlangt mij te hooren,Ga naar eind54 55 ujt monde van U. Ed. Gestr., zoo 't haer gelieft, gelijk wij hart-56grondtlijk, nevens dankzegging voor de genooten' eere en goede 57 siere, bidden, op dingsdagh tegens den middagh, oft (zoo haere 58 bezigheden zulx niet toelaeten) den avondt, ons met haer verzoek, 59 samt dat van Mê Vrouwe, U. Ed. Gestr. waerde helfte, en van den 60 Heere Barlaeus, te begunstighen, ende een daghsken ofte twee te 61 spillen, in 't gezelschap der Heeren van Taemen ende Poelsbroek,Ga naar eind61 62 onzer neeven. Dit bidden wij andermaels op 't vujrighste, ende 63 teffens, dat U. Ed. Gestrenghejt gelieve in haere beste gunste altijds 64 te bewaeren,

65Mijn Heere, ende Neeve,

66U. Ed. Gestrenghejts

67Verplichten, ootmoedighsten,

68en onderdaenighsten dienaer,

69P.C. Hóóft.

68Van den Hujze te Mujde,

6915en Julij. 1640.

[pagina 269]
[p. 269]

70Mijn' Huisvrouw, ik, ende onze kindren gebieden zich, met U. Ed. 71 Gestr. oorlof, op 't nedrighste aen Mê Vrouw, onze welwaerde 72 Nichte, ende kussen derzelve onderdaenighlijk de handen. 73 Ik vreez dat U. Ed. Gestr. de nevensgaende afschriften, om mijnent 74 wille, ujt het Hooghdujtsch heeft doen overzetten. 'T welk mijne 75 gehoudenis in U. Ed. Gestr. zooveel te grooter maekt, ende on-Ga naar eind7576noodigh is, mits Sweeghauzen mij voor Tolk kan dienen.Ga naar eind76

 

Vervolg van het buitenlands nieuws, ook dat uit Duitsland.

N.B. Deze plaats bewijst ten overvloede, dat Hooft geen Duits kende.

[tekstkritische noot]Origineel. UBA II C 13.211.
eind2
Het...hebben: Ik heb zo volstrekt geen reden.
eind6
te gemoete te draeghen: voorkomend aan te bieden; zoo...leenen: mij zo gemakkelijk laat aanleunen.
eind7
aengekoomen (zijn); het zeugma breekt af doordat niet ‘zijn’ als tweede hulpww. volgt, maar ‘wil’.
eind9
daer ujt schejde: daarmee ophoudt.
eind10
blaederen: brieven; vruchten: nieuwsberichten.
eind11
bekoorlijk: verleidelijk.
eind12
roeijen onder iets: iets op slinkse wijze aanblazen (WNT roeien (I) 686 4).
eind13
als: omdat (WNT als 256 IV); Mem. 6.
eind14
Piemont: het belangrijkste deel van Savoye.
Molin: Moulins.
eind15
inwendige: binnenlandse; belemmert met: gehinderd, bezwaard door.
eind17
in swang gaen: verbreid zijn.
ik leg...loopen: dan neem ik aan dat ze in korte tijd afgelopen zullen zijn.
eind19
echter: toch.
eind20
Vijandtschappen: Vijandelijkheden.
eind21
gelaeden: voorzien, gemunt.
vriendschap: nut.
eind23
om oorzaek te vinden: om een reden te hebben.
eind24
Voorrechten en Vrijdoomen: privileges.
eind26
Allanó a Arragon: ‘Hij overwon Aragon’; De zelve: Genoemde.
eind28
tot...worden: tot verdediging van hun recht gedwongen worden.
eind29
moeste: zou moeten.
eind30
een (telw.): als wij geen kracht ter zee, speciaal in de Middellandse Zee, toonden, zoUEr een tweede Duinkerken kunnen ontstaan.
daer: alwaar.
eind31
zulk een vernuft: dat van Grotius; dien...ben: waaraan ik verplicht ben.
eind32
ik liete enz: (hoofdz. zonder inversie) dan zou ik van oordeel zijn.
eind34
't verloop...richten: de achteruitgang daarin nooit zo gemakkelijk te kunnen stuiten (WNT richten 40 IV 1).
eind35
wen...zijn: als wij er (tenminste) ernst mee maken.
vattelijker: begrijpelijker.
eind38
nut: nuttig, nodig.
eind39
de vergaedring der Staeten: Nederlandse termen, hier gebruikt voor de rijksdag te Regensburg.
eind40
zoo zorghlijk een lot: zo'n hachelijke kans. De gevaarlijke, bloedige veldslag zou de ‘goede parthije’ weinig meer afbreuk doen dan de machtspositie die de Keizer bekleedt.
eind43
met...leggen: machteloos zijn
af te neemen: af te leiden.
eind44
haere Hooghejt van Hessen: Landgravin Amalia, regentes sedert 1637.
eind45
het breeken...Kaizarschen: die dus hun kans schoon zagen.
eind46
deze onze staet: dit land van ons.
eind47
swaere ongeleghenhejt: (eufem.) ernstige rampen.
eind49
lundren: talmen (WNT lunderen 3320); den Maerschalk: Banér.
eind50
Hoofden: aanvoerders.
eind51
bijsterhejt: verwarde wantoestand; doolingen: verkeerde handelingen.
eind52
Interim etc.: intussen is aan te houden in de hoop. Vrij naar Tacitus, Historiae 2, 46, 2; indachtig dat de wapenen wispelturig zijn.
eind53
d'onze: de onzen, ons leger.; den eersten (wederstoot): die bij Callo in 1638; den tweeden: die bij Hulst in 1640.
eind54
aenslaen: ondernemen (WNT aanslaan 310 4).
eind61
spillen: doorbrengen.
de Heer van Taemen: Joan Huydecoper, 1599-1661, bouwer o.a. van Goudestein onder Maarsen, vgl. dl. I blz. 21 n. 14 en 1032; de Heer van Poelsbroek: Cornelis de Graeff, Hr van Zuid-Polsbroek, 1599-1664.
eind75
gehoudenis: verplichting.
eind76
Sweeghauzen (niet als woordenboek bekend).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • H.W. van Tricht

  • F.L. Zwaan

  • D. Kuijper Fzn.

  • Franco Musarra

  • R.E.O. Ekkart