Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst: anders de zichtbaere werelt (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst: anders de zichtbaere werelt
Afbeelding van Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst: anders de zichtbaere wereltToon afbeelding van titelpagina van Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst: anders de zichtbaere werelt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.63 MB)

XML (1.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst: anders de zichtbaere werelt

(1969)–Samuel van Hoogstraten–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Vierde hooftdeel.
Wat de schaduwe, schamping, en dikte der locht, aen de verwen ver andert.

d' OUdsten Polignoot en al zijn tijdtgenooten schilderden zonder schaduwen; maer tot de zaek. De koleuren of verwen zijn veranderlijk door verhinderingen van eenige lichaemen, die Ga naar margenoot+de zelve beschaduwen, of door schampingen. De bepalingen van de schaduwen worden in de perspective geleert. De veranderingen, dieze in de verwe maken, is na de maete van haere donkerheyt. Weynich schaduwe geeft na haere maete weyniger verandering in de verwe, maer de volle duisterheit maekt alle dingen gelijk; dat is, geheel onzichtbaer. De schaduwe is eygentlijk niets van zich zelve, maer een dervinge, ofte niet Ga naar margenoot+zijn: 't welk den Outvader Augustinus, in zijn stadt Gods, zeer wel uitdrukt. Want, zegt hy, zoo wanneer het gezicht over de lichamentlijke gedaentens loopt, zoo en ziet het nergens duisternissen, dan ter plaetse, daer het begint niet te zien. Veele slecht hoofden roepen te vergeefs van klaere schaduwen: de klaerheyt moet in het licht zijn, en de schaduwe mach niet klaer zijn, Ga naar margenoot+ten zy daer iets is, dat de zelve verlicht. Schamping is, wanneer het licht niet vlak op de dingen straelt, maer noes, gelijk langs heenen, en kan zeer bequaem in een ronde pilaer aengewezen worden: want het licht heeft alleen zijn volle kracht ter plaetse, daer 't allernaest is: komende door de ronde omwijking meer en meer te schampen, tot dat het zich eindlijk geheel in schaduwe verliest.

Ga naar margenoot+De verhindering, die de gemeene dikte der lucht, of eenigen mist, nevel of rook geeft, bezwalpt ook de verwen. En men ziet dat de koleuren der dingen ook vermindert worden door het verre af zijn, voornamentlijk, in de ope lucht; want die vermindering in een besloten gebouw, geschiet veel meer door het verre af zijn van het licht, en verdonkering, als door de dikte der locht, die, hoe klaer weder het is, echter de dingen, die ver af zijn, Ga naar margenoot+belet en belemmert, omze zoo klaer, als van naby, in haere verwe te onder-

[pagina 265]
[p. 265]

scheyden; gelijk dit zeer aerdig door den zinrijken Antonides in deeze vaerzen word uitgedrukt:

 
Wat voorkomt in het licht, blinkt uit en triomfeert.
 
De beelden in 't verschiet met schaduwen betoogen,
 
Verdwijnen meer en meer, en glippen uit onze oogen.

Wel is waer, dat de verkleyning in 't verschiet hier veel toe doet, gelijkmen door vergrootglazen genoeg bespeurt; maer nochtans zoo en zal noit Ga naar margenoot+eenich vergrootglas de schaduwe klaer vertoonen. Het schijnt dat de locht zelf in een kleyne wijtte een lichaem maekt, en zich met Hemel verwe bekleedende alleen of meest aen de verlichte dingen toelaet zich te vertoonen.

 
Aenmerk ook, hoe 't verschiet een klaerheit heeft,
 
Hoe schoon van licht: in steé van schaduw zweeft
 
Een dikte van de locht, een zacht verblaeuwen,
 
Waer in 't gezicht blijft hangen en verflaeuwen.

De schaduwen van zeer verre zullen eyndelijk het Hemelblaeuw bereyken: of dat van de Maen, wanneerze, haer hoornen beginnende te krommen, haer gansch beschaduwde zijde noch zichtbaer vertoont. Dit zach ik, in een vrolijke morgestond, voor daeg op den Appenyn rijdende, eer de Zon zich aen ons vertoonen kon: de naeste heuvelen en diepe dellingen Ga naar margenoot+genooten noch bezwaerlijk het lumieren, de landstreek ten westen uit, scheide zich tegen een blaeuwen orizond; maer vry boven de zichtlijn begosten zich op te doen, ik en wist niet wat, hellichte punten, die korts daer op wel wolkjes scheenen, maer in verwe de blinkende Maen natuerlijk geleeken: zy wiessen nederwaerts aen in licht, tot datze zich op de zichtlijn tot bergen nederzetten, die, schoonze in't begin ver boven d' aerde om hoog in een blaeuwe lucht scheenen te hangen, zoo bevond ik nochtans, dat het niet dan de dikte der locht was, die haer, zoo lang alsze noch in schaduwe lagen, genoeg verschool, maer toenze verlicht waren, niet beletten kon zich klaer genoeg op te doen, zoo dat wyze voor den krommen Appenyn, daer hy Ligurien van Toskanen afscheyt, bekenden. Wy moeten deeze dikte der lucht nu met oordeel aenmerken. Wy stellen vast, datze alle beschaduwde dingen buiten onzen orizont geheel doet verdwijnen, ten waerze door eenige dwersse glinsteringen zichtbaer wierden, gelijkmen op de heuvelen ontrent Weenen, de Saltzburger of Karnter Alpes haer besneeude kruinen, zelf beschaduwt zijnde, wel ziet schitteren; die, als'er de Zonne op schijnt, als starren van zoo ver te zien blinken. Maer de dingen, die nader by ons zijn, moetmen na de maete van hare verte aenmerken, Ga naar margenoot+tot dat deze opmerking in de dingen, die ons allernaest zijn, zich eindigt. Hoe veel minder dat deze dikte der locht de lichten vermindert, zal een vlijtich onderzoeker licht uitvinden.

[pagina 266]
[p. 266]

Ga naar margenoot+Rook en mist van gelijken beletten meer de schaduwe te zien, dan 't licht. Maer dewijl ik van rook spreeke, ze zoo kan ik niet vergeten den schoonen, doch droevigen morgen des jaers 1666, den 12 September. 't Was Sondach, en ik tot Londen in Wijtstriet ontrent mijn boeken bezich, was verwondert, dat de straelen der Zonne zoo root en gloejende in mijne kamer scheenen. Waer op ik de venster naderende zach, dat een rosse smook, die ik 't zwerk waende te zijn, zuitwestwaert overwoey. Ik hielt my hier in gerust, tot dat ik, ontrent ten elf uuren voormiddach, een groot gerucht op straet hoorde, want al 't volk liep ter naeste Kerk uit, roepende fire, fire, zoo veelte zeggen, als brand, brand, en gevraegt zijnde, waer, en hoe? Zoo wiert 'er geantwoort, dat de Fransen en Duitschen de stad beneden hadden in brant gesteken, en dat elk gewaerschuwt wiert het zelve ook elders te verhoeden. Dit was een vals vermoeden, maer de hand Gods en zijn rechtvaerdige gramschap was alleen oorzaek. Zeker, de Zonne scheen dien dach zoo bloedich, dat ik schrik daer aen te gedenken.

 
De stad, in brand, scheen Stygis woesten romp.
 
De Zonne deur den domp,
 
Als vuerich taende, en scheen zoo rood als bloet,
 
Haer straelen eenen gloet.

Men konde Loth van zoodanich een licht doen beschijnen, als men hem schilderde, daer hy, in de spelonke tot Zoar, door den wijn en de troetelingen van zijn dochters verhit, zich zelven, zijn huis vrouw, en 't brandende Sodoma vergeet: gelijk Moizes zegt, dat'er een rook van den lande opging, als den rook eens ovens. Ons vaers op den brand van Londen vervolgt aldus:

 
Maer Sodom gaf noit schriklijker verschiet,
 
Als toen ons 't licht verliet:
 
Toen steeg de vlam als in den Hemel op:
 
De Wolken in den top
 
En 't vuur om laeg, vertoonden van rontom
 
Een vuurige kolom:
 
Of wel een Hel, die pek en solfer spoog,
 
Afgryslijk voor ons oog.

Ga naar margenoot+Van mist is elders by Thalia, in 't Hooftdeel van 't gematigt ordineeren, gerept.

margenoot+
Schaduwen.
margenoot+
Lib. 12. c. 7.
margenoot+
Schamping.
margenoot+
Dikte der lucht,
margenoot+
Belet.
margenoot+
Voornamentlijk de schaduwen.
margenoot+
Exempel.
margenoot+
't Licht minder.
margenoot+
Rook.
margenoot+
Mist. Nevel.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken