Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst: anders de zichtbaere werelt (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst: anders de zichtbaere werelt
Afbeelding van Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst: anders de zichtbaere wereltToon afbeelding van titelpagina van Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst: anders de zichtbaere werelt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.63 MB)

XML (1.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst: anders de zichtbaere werelt

(1969)–Samuel van Hoogstraten–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 267]
[p. 267]

Vyfde hooftdeel.
Van licht en schaduwe in 't gemeen, en desselfs graeden, van lichter of donkerder.

MEn zal bevinden dat het licht, vallende in een beslote kamer of Ga naar margenoot+gebouw, ten waer het onmiddelbaer door de Zonne wiert veroorzaekt, donkerder is, dan zelf de schaduwen vallende in de ope lucht, daer de Zonne schijnt. Want deeze van het beschenen lichaem vallende, hebben nochtans meer lichts van den Hemel, en andere verlichte dingen, dan de lichten binnens huis uit deur of venster Ga naar margenoot+kunnen genieten. Waer in zich groote Meesters dikmaels vergrypen, latende het mindere van binnen het meerdere van buiten overtreffen. Laet dan, om deze zaek wel te verstaen, gezegt worden de klaerheit van de Zonne zelf hondert, maer haer licht, dat zy aen de dingen, die zy beschijnt, gevende is, tien te zijn: de schaduwe in d'ope lucht vijf: het lichtste in een kamer vier: de weerglansen twee: de opene schaduwen een: de holle dieptens O: dat is, zonder licht, of ten uitersten donker. Hier mocht nu een konstenaer, om zijn voorneemen in zijn macht te hebben, met zijn verwen te rade gaen, en overleggen, hoe veel trappen hy beklimmen kan, beginnende van zijn zwart of duisterste verwe, als voor O, d'uiterste donkerheit, tot d'eerste trap 1, van verlichting, stel lak, omber of ombers waerde. Tot de tweede 2. de hoogte van bruinroot, Terra verde, of diergelijk. Tot de derde 4. 't Vermogen van oker of vermiljoen. Hy zal genoeg te doen vinden om met witten of mastekottten, of wat noch klaerder mach gevonden worden, de glansen of spiegelingen van het uiterste licht vijf, in een kamer te bereyken. Maer dewijl dit een zaek is, daermen niet te naeuwkeurich in kan zijn, zoo laet ons deeze verdeeling noch eens hervatten. Wy laeten de Zon buiten 't bereyk onzer verwen, en raeden, dat niemant zijn hooft breeke met dat licht, daer ons oog te zwak toe is, Ga naar margenoot+om het in de natuer eens aen te zien, nae te bootsen. Maer 't zy dat wy van voorneemen zijn iets binnen of buitens huis te verbeelden, wy zullen wel doen, als wy het in de volgende vijf graeden van licht en verdonkering aenmerken, gelijk wy 't hier achter onder de plaet van 't Kamerlicht in vijf perkjes hebben aengeweezen. Wy zeggen dan, dat het geene vlak van het licht, dat wy onderstellen buiten ons werk te zijn, bescheenen wort, een volkomen licht is, en dat des zelfs uiterste glansen, binnen 't vermoogen van

[pagina 268]
[p. 268]

d' alderlichtste verwen, als witten en mastekotten, moeten bepaelt blijven. Ik meyne hier niet, datmen geverfde kleederen of iets dat van natueren bruin is, noch zelfs het blanke naekt, met witten of mastekotten moet ophoogen, want dat acht ik belachelijk; maer ik wil datmen deeze verwen alleen met d' alderklaerste lichten vergelijke, en haer dus met zijn gedachten in den eersten graet stelle. In den tweeden graedt stellen wy, als half verlicht, de schampingen, en vergelijken die met onze mezetinte, of half-verwen op de bruinte van ookers. In den derden graet stellen wy, als maer een vierdepart verlicht de gemeene reflexien of wederglansen, deurschijningen, en al wat in de schaduwe eenige kennelijkheyt verooorzaekt; en vergelijken die tegens bruin root. De rechte schaduwen, die echter noch eenich scheemerlicht deelachtich zijn, als misschien een achtste deel, stellen wy in den vierden graet: en vergelijken die met omber. Maer de holle dieptens, die van alle licht of wederglans berooft zijn, stellen wy in den vijfden en laetsten graedt, en vergelijken die met onze zwarten, en alderdiepste verwen. Deeze aenmerking zal ons voorzichtich maeken, om niet meer t' onderneemen, als het vermoogen onzer verwen toelaet. Want als wy te hoog opheffen, zoo zullen wy om laeg te kort schieten, gelijk een gebeurt, die in 't schilderen van een nachtstuk een brandende toors of hen kaerse voor aen stellen: want zy hebben de macht niet, het resteerende werk zijn behoorlijke klaerheyt te geeven. Rembrant heeft de maet van een kaerslicht in eenige bruine printjes nae zijn vermoogen uitgebeelt, maer als men die lichjes toedekt, zoo blijft de rest van 't werk donker: daer wy gewoon zijn, als men ons iets by de kaers laet zien, onze hand voor 't licht te houden, op dat het onze oogen niet en belette alles op 't klaerst en kenlijkst te onderscheyden. En zeker, wanneermen iets byzonders in Schildery vertoonen, en alles in volle kracht doen zien wil, zoo is 't ook wel waert, datmen de vlam van een kaerse of fakkel ergens doe achter schuilen: want die bloot laetende, zou denze 't vermoogen van onzen eersten graed van licht alleen behoeven. En zoo men zijn voornaemste werk in volle kracht geschildert hadde, zoo zouden 'er verwen tot de lichten ontbreeken. De Schilder, die in Juno en Pallas al de schoonheeden, die hy bedenken kon, gebracht had, en toen als uitgeput was, zette Venus van achteren. Zoo zal 't ook geoorloft zijn deeze lichten te dekken. Maer ik wil de geesten dit voor geen wet opdringen. Heeft iemant lust om de lichte vlam van kaers of lamp eens in zijn tafereel te doen schijnen, wel aen, dat hy dien lust vry boete, en 't verschil, dat 'er tusschen 't licht en 't verlichte is, wel waerneeme; gelijk het van Gerrit Douw en zijn naevolgers tot verwonderens toe is te weeg gebracht.

margenoot+
't Licht binnens huis donkerder, dan de schaduwe buiten.
margenoot+
Graden der verminderingen.
margenoot+
Van Lichten.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken