Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch
Afbeelding van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het MiddelnederlandschToon afbeelding van titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.04 MB)

XML (0.98 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

(1898)–S.S. Hoogstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Hoe Neptanabus Alexandrum wan.
Cap. II.

1Als Neptanabus te deser vrouwen quam ende hy sach, dat 2sy so scoen was, so wart hyse so zeer mynnende ende hy dede 3hair te verstaen, dat sy enen soen dragen soude, die so machtich 4werden soude, al waert dat Philips, hair man, hair verdriven 5wilde, hair zoen soudze te rechte houden. Ende hy seide hair, 6dat sy desen zoen an enen Got wynnen soude. Ende sy wart 7hierom zeer bescaemt ende verveert ende seide: ‘Wat Got 8salt wesen?’ Ende Neptanabus antwoirde haer: ‘Het sal wesen 9Amon, die Got van Libiën. Nu, hierom so ganc ende bereide 10dy tameliken ende eerlicken, op dattu weerdich wesen moges 11alsulcken Got te ontfangen. Ende du sels gaen aen deser stat, 12want hy sal dair an dy comen in die gedaente van enen drake.’ 13In deser manieren so bedroech dese toveraer die coninginne 14Olimpias ende hy quam selve an hair in eens draken gedaente. 15Want hy conste hem selven aldus wel versceppen. Ende aldus † 16lach hy by haer ende wan den stouten Alexandrum. Des nachts

[pagina 41]
[p. 41]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

18dede hy dit Philippum, den coninc, dair hy lach voir een stat, 19in droeme te voeren comen. Ende Philips ontboet eenen droembedueder, 20die zeer wijs was, ende hy seide hem: My dochte,aant. 21dair ic in droem was, dat een scoen Got mit grawen hair, dieGa naar voetnoot21. 22twee scoen, claer ramshoernen had, dat hy lach by Olimpias, 23mijnre vrouwen. Ende doe hy sinen wil mit haer gedaen hadde, 24so dochte my, dat hy seide: ‘Wijf, du hebste van my ontfaen 25enen zoen, enen wrekere’. Die meister antwoirde: ‘Dijn vrouwe 26heeft enen zoen in haren lichaam ontfangen van enen Got. Ende 27omdat dy dochte, dat hy graeu gehairt was ende ghehoernt als 28een ram, dat beduut, dat sy dat kynt ontfaen heeft van Amon, 29den Got van Lybiën.’ Hier om wart Philips, die coninc, harde 30toernich, ende liet haestelic sijn oerlogen ende keerde sonder 31merren te Macedoniënwart. Ende Olympias wart harde zere 32Ga naar margenoot+ verveert ende onthaelde den coninc Philippum bloedelic. Ende 33hy seide hair: ‘Ic weet wel, wijf, hoet mitty vergaen is. Want 34tkynt, dattu drages, en heefstu van neghenen man ontfangen, mer 35van eenen Got.’ Ende aldus troestede hy die vrouwe, die in vrezen 36was, mit behendicheden. Mer sijn herte was zeer te onvreden.

[tekstkritische noot]18. G. den coninc Philipum; F. Philippo; H. Philips; B.F. dair hij voir een stat lach dit in drome; daer hie lach in droeme voer comen; E. te verstaen dair hi voer een stat lach ende in sijn droeme te voren comen; H. daer hi voer een stat lach in een droem. 19. G. een; B. droembedieder; E. een droeme-beduder; F. dromen-bedieder. 20. H. hi (ontbr.). 21. B. dat ic in de drome sach; E.H. dat ic in drome sach; C. dat ic in droeme; F. dat ic in dromen; C.H. grauwen; B.F. hare; 22. F.H. twie scone; F. twe scone, clare. B. ramshoerne; F. ramshoerne; H. ramshoern; C. hadde. 23. B. wille van haer; E. wille had voer ghedaen; F. wil (ontbr.); had van; G. wille; H. wille bi haer hadde ghedaen; B. had gedaen. 24. F. sede; B.C.E.F.H. heves; C. ontvangen. 25. C.H. wreker; 26. C. heft; H. zoen ontfaen in; C. hoiren licham; F. haer; B.E.F. ontfaen. 27. H. hi dacht; C. grauwe. 28. G. enen ram; B.F.H. bediet; C. ontfangen heft. 29. E. Libia; H. Libra; wort; den coninc. 30 B.E.F.H. harde gram; C. haestelicen. 31. B.E.F. keerde vollec; H. sonder merren (ontbr.); C. tot; B.E.F.H. ende (ontbr); B.E. wart doe seer; H. harde (ontbr.). 32. C. onthalden; F. onthaelden; C.H.E. Philippum (ontbr.); C. bloedeliken. 33. C. wael; steeds zóó, wordt niet meer genoteerd; C. hoe dattet; vergangen. 34. C.H. dat kint; B.F. hevestu; H. hebste; B. en ghenen; C. dat en hevestu van ghenen; E.F.H. genen; G. van gienen; B.E.F. ontfaen. 35. E. van (ontbr.) C. troesten; G.H. troeste. 36. B.C. behendicheden; B.E.F. was des sere tonvreden; H. was hem zee tonvreden.
voetnoot21.
mit grawen hair, bevestigt de conjectuur van De Vries en Verwijs. Sp. Hist. I4. 2. 31. Aanteek. - cf. reg. 27.
margenoot+
69c.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken