Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch
Afbeelding van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het MiddelnederlandschToon afbeelding van titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.04 MB)

XML (0.98 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

(1898)–S.S. Hoogstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Hoe Alexander den prijs te Pyse wan.
Cap. VII.

1Als Alexander, die jongelinc, in sijn vijfthienste jair ginck, 2so vernam hy, dat te Pyse een spel was beroepen van wapene. 3Ende hy bat sinen vader, dat hy en tot dien spele varen liet. 4Ga naar margenoot+ Ende sijn vader dede hem dair toe ghereiden orsse ende ander 5dingen, die daer toe behoerden ende lieten derwaerts varen 6eerlicken. Ende Alexander ginc te scepe ende quam tot Pyse 7gheseylt. Ende doe hy gelant was, so beval hy sinen knapen 8die peerde ende ginc selve die stat besien. Ende dair hy dus 9ghinc, so ghemoete hy den coninc Nyclaes van Atervaen,

[pagina 48]
[p. 48]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

10dair hy mede ter scolen ginc. Mer die coninc onthaelde Alexandrum 11onweerdelicken, ende Alexander antwoirde hem ende 12seide: ‘By der trouwen, die ic sculdich bin mynen vader ende 13mynen moeder, ic sal dy morgen sat ende mat maken vechtens.aant. 14Want te scelden, dat is eens bloedes mans aert, mer een coen 15man becortet mitten zweerde.’ Ende dit gheviel aldus Alexandrum, 16want hy inden tornoy den coninc Nyclaes verwan. Ende 17oic so proefde hy hem so wel in allen anderen zaken. Ende 18het gheviel so, dat hy den prijs ende die crone vanden spele 19wan. Aldus keerde hy weder ten landewart, mer hy vont, 20dat sijn vader sijnre moeder verstoeten hadde, ende hy woude 21een ander wijf nemen, die Cleopatra hiet. Ende het gheviel, 22dat Alexander quam dair opten selven dach, dat men die 23brulocht hielt. Ende hy bracht die crone vanden prise ende 24presenteerdeze sinen vader ende seide: ‘Neemt, here vader, 25die eerste crone van mijnre ridderscap’, ende hy settetse hem 26opt hoeft ende seide: ‘Vader, om mijnen wille seldy dese 27brulocht laten ende mijnre moeder weder nemen.’ Ende doe 28ginc hy sitten tegen sinen vader; ende dair was een grote heer, 29die des onweert hadde, ende hielt sinen spot mit Alexandrum. 30Doe seide hem Alexander, dat hy dies afquame, of het soudeGa naar voetnoot30.

[pagina 49]
[p. 49]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

31hem rouwen, al watter af quame; mer die ander en wouds 32niet afcomen. Doe nam Alexander eenen cop ende sloegen 33dair mede so zeer op sijn hoeft, dat hy mitten slage doot 34viel. Hierom wart Philips, die coninc, tegen Alexandrum so 35toernich, dat hy tegens hem opstont om hem te slaen, so 36dat Alexander Philippum, diemen voir sinen vader hielt wonde, 37in sijn been. Ende hy jagede alle diegene, die tegens hem 38waren, mit sinen zweerde uuten huze. Ende als Philips, die 39coninc, genesen was, so verzoende hy tegen den zoen, endeaant. 40haelde(n) oic Alexanders moeder, Olimpias, weder.

margenoot+
70b.
[tekstkritische noot]10. E. ter scole; H. den coninc; C. ontholde; F. onthaelden; G. ontfinc. 11. E.F.H. onweerdelic; B.E.F.H. Mer Alex. 13. F. mergen; B.F.H. sat ende mat maken vechtens; E. vechtens sat ende. 14. B.E.F.H. te (ontbr.); B.F. Want sceldens dats eens bloets; E. dat (ontbr.) is een blode mans; H. want scelden dats een bloets; C. bloeden mans. 15. H. man (ontbr.); C. becoert dat; F. vercortet. 16. H. hi verwan den coninc N. inden ternoye. 17. B.E.F.H. so (ontbr); C. proefden; ock soe wael. 18. C. alsoe; E.F. den crone. 19. B.E.F.H. Ende aldus; F. te; B.E.F. wart (ontbr.); H. te lande ende vant. 20. C. dat die coninck Philips sijn moeder; F. sijn moeder; H. hi (ontbr.). 22. B.E.H. daer men; C. dach als men; B.C.E.F.G.H. die (ontbr.). 23. C.H. brachte. 24. ze (ontbr.); E. presenteerdse; F. ghepresenteerdense; H. presendeertse C. pillustratietierden die; B.E.G. heer. 25. B. mine; F.H. minen; B.E.F. settese; C. setten sie; G. settede; H. setse. 26. C. op sijn hoeft; H. seide hem; C. suldy. 27. B.C.E.F.G.H. bruloft; C.E. mijn. 28. C. tegens; ende doe was dair; den des. 29. B.E.F.H. onweerde had; ende maecte sijn (E. sinen) scheren. 30. C. des afqueme; H. afquaem; B. ochte het; F. offte het.
voetnoot30.
dies afquame = daarmede zou uitscheiden, cf. Mnl. Wdb. i.v. afcomen 4. e.
[tekstkritische noot]31. B.E.F. al (ontbr.); E. of quame; H. afquaem; B.F.H. dander; C. en wolde des. 32. E.H. ofcomen; F.H. een cop; C.F. sloech oen; H. also sere. 33. H. doot bleef. 34. C. soe wart: G.H. wort; B.E.F.H. so gram; B.E.G.H. tegen hem. 35. C. alsoe; H. hem (ontbr.) te slaen. 36. C. den men; H. over sinen; F. sijn. 37. B.E.F.H. teghen; C. jegens. 38. H. waren uten hüse mit; B. Phil. sijn vader, den coninc; E.F.H. den coninc, sinen vader; C. alse. 39. C. jegens sinen; F. tegen die sone. 40. B.E.F.G.H. haelde; C. halde; E.H. Olimpias, Alexanders moeder; C. weder in.
Opschrift. C. dat VIII Caplium; E. Sacrotes; cap. VIII (ontbr.); D. Dits van.
1. E. Tot; Sacrotes; G. tijt. 2. H. waerachtich; G. woerde; C. dat (ontbr.). 3. gelovede; B.F. dat mens ghelovede; E.H. dat ment (H. mens) gheloefde; E. hem (ontbr.); B.E.F.G. ene tijt; C.E. so hadde; E.F. te. 5. E.H. legghen; C. jòffrouwen. 6. B.F. ghemeijne; E.H. jongelinghen; B.E.F. ende doe wedden die. 7. C. tegens; H. teghen; B.F. dit ghemeijne; E.F. soude. 8. B.E.F. ghedoen, wat dat siere toe daden (F. dede); H. oec(ontbr.) wat dat. 9. E.F.H. ende....soude (ontbr.); C. wedden; B.E.F.H. ende doe deedse.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken