Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch
Afbeelding van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het MiddelnederlandschToon afbeelding van titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.04 MB)

XML (0.98 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

(1898)–S.S. Hoogstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Hoe Alexander Darius den tijns ontseide.
Cap. X.aant.

1Als Ochus, die coninc van Persen XXVI jaer geregneert 2hadde, so starff hy, ende sijn zoen Arges, die oic Arsemus 3hiet, regneerde na hem vier jaer. Ende als hy starf so regneerde 4Darius, sijn zoen, in Persen ende in Meden. Mer Alexander, 5Philips zoen, wan hem trijcke vromelicken af. Te deser tijt 6staken echter die van Macedoniën jegen Philippum, harenGa naar voetnoot6. 7coninc. Doe zeynde Phil(i)ps Alexandrum, sinen zoen, mit enen 8groeten heer, dat hy die stat wonne. Ende Alexander beleide 9die stat ende hadze cortelic te wille ende tonderen. Ende als

[pagina 52]
[p. 52]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

10Alexander weder gecomen was, ende sinen vader die nyemare 11bracht, dat hy die stat gewonnen hadde, so sach hy in die 12zael staen vreemde lude van vreemden landen, want hy bekendeze 13by den vreemden sneden van haren clederen. Ende hy 14dede hem cort vragen, van wanen dat zy comen waren, ende 15wat sy begeerden. Ende men seide hem, dat sy waren coninc 16Ga naar margenoot+ Darius boden van Persen, ende quamen dair van sijnre wegen 17om tontfaen den tribuut ende den cijns vanden lande ende 18vanden water, datter doir loepet. Alexander verwonderde zeeraant.aant.Ga naar voetnoot18. 19van desen eyschen ende van desen zeden, ende hy antwoirde 20den voirbaerichsten vanden boden aldus: ‘Hoe is dit, vercopen 21die van Persen die elementen den luden, die Got hem gegeven 22ende gedeilt heeft, dat syse gebruken sellen, ende hebben te 23hare noetorft int ghemeen? Segt Dario, dat hy dese costume 24ende gewoente aflegge ende ontbere, eer hy hierom vertoerntGa naar voetnoot24. 25werde. Ofte segt hem: en wil hijs niet ontberen, dat hemaant. 26Alexander so na riden sal, dat hijs erre werden sal. Ende vaertGa naar voetnoot26. 27haestelic en wech, ende segt uwen heer, dat hem hier cleyn

[pagina 53]
[p. 53]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

28noch groet werden en sal.’ Hier en binnen stack een ander 29stede tegens Philippum, den coninc, ende hy gaf Alexander een 30heere, dat hy die stat beriden soude. Ende binnen dien dat 31Alexander enwech was, quam een rijck heer, die zeer fier 32van hem selven was ende hy hiet Pausanias, ende hy wart 33Olimpias, Alexanders moeder, zeer mynnende. Ende doe dese 34Pausanias boden van mynnen an Olympias zende, so ontboet 35sy hem weder, dat sine gheerne teenen man nemen woude, 36wair die coninc Philips, haer man, doot.

voetnoot6.
Sp. Hist. I4. XI. 1. Macedone; Vinc. Spec. Hist. XVIII. Mothona civitas. -
[tekstkritische noot]10. B.F. comen; E. nywe maar; H. nyemaer. 11. C. brachte: F. brochte; H. brocht. 12. B.E.F. sale; C. den sael; G. de sael; H. den sadel; B.C. vremde; B.C. vremden; C.H. lande; G. van vreemde lude; B.E.F.H. bekende die an; C. bekenden sie; G. bekendje. 13. H. die vreemde; E. snede. 14. B.E.F.H. vragen waen; B.E.F.H. comen (ontbr.); B.E.F. ende wat dat; C. sie quamen; G. gecomen. 15. B.E.F.H. Ende (ontbr.); B.E.F.H. hem doe dattet des conines Darius van Persen (E.F. Pertsen) boden (E. bode) waren, die quamen. 16. H. sinen weghen. 17. C.E. ontfangen; B.E.F. die tribuut; B.E.F. tseyns; H. tsyns. 18. F. van watere; B. dat daer dore; C. dair dorch loept; E. daer loept; F. dair dore liepe; C. verwonderden. 19. B.E.F. eyssche; C. yessch, H. eisch; deser; C. antwoirden. 20. F. vorebaresten. 21. H. die (ontbr.); B. Pertsen; F.H. Pertsen; B.E.F. elemente; B. lieden; B.E.F.H. diese God; C. gedeilt ende gegeven heft. 22. B. sullen; C. soelen 23. B. int ghemeyne; C. tot hare noettroeft gemeynliken; E. tot haren nootrofte; F. noetdorft; H. tot haerre noottruft, G. sect. 24. B.E.F.H. ende gewoente (ontbr.); H. oflegghe; B.F. ontbaren; E. ontberen; C. ontbere oer; eer dan; B.E.F. eer hier om vergramt; H. daerom vergramt worde; G. sect. 25. B. wils. 26. C.H. also; G. so (ontbr.); H. tijden sel; F. sal (ontbr.). 27. C. haestelicen; B.E.H. en (ontbr.); F. ewech; G. sect.
margenoot+
fo. 70d.
voetnoot18.
Zie Aanteek.
voetnoot24.
Sp. Hist. I4. XI. 28 β€˜.... eer hire omme tume.’
voetnoot26.
Sp. Hist. I4. XI. 30: β€˜Sal Alexander hem anestriden.’
[tekstkritische noot]28. C. niet werden; H. worden; B.E.F.H. noch een. 29. G. stede (ontbr.); E.H. teghen; B.F.H. een (ontbr.); E. dat heere. 30. B.E.F.H. bestriden; C. beleyden; sonde (ontbr); E.F.H. dien (ontbr.). 31. B.E.F.H. en (ontbr.); B.F. rike heer ende die; H. herde fier; C. fier van herten. 32. E. hy (ontbr.) hiete; H. Pansamus 33. B. Olimpias, die coninginne, sere. 34. H. Pansamus; B.F. sant. 35. C. sie oen gern tot; E. dat si hem; B.E.F.H. te manne; B.E.F. soude. 36. B hare manne; C.E.F. haer man (ontbr.) C. weer.
Opschrift C. van Philips; F. van Philippus were; G. Philippus, des conines; H. Philips wraecte sijn manier; E. Cap. XI (ontbr.).
1. H. Pantasamas; C. Alex. die; B.E.F.H. in orloghe mit here. 2. E. tot; B.E.F.H. so. 3. C. vroemicheden; F. vroemcheden; G. vroemichede; E.G.H. men; C. men oen; F. men hem; B.E. dele; H. Pantasamas. 4. E. crafte; H. Philips, die; tewijlen. 5. B.E.F.H. en (ontbr.); C. wonden; E. quetste; B.E. totter doot; C. doot toe. 6. E. benam; E. crafte, F. crachten; G. mit cracht (ontbr.) met cracht. 7. E. avontuyre; G. coninginne; der conincinnen; E.F.H. varen. 8. H. tewijl; B.F.H. dattet ghevecht was; C. dit gevechte was; E. datter gerucht was; C. den Pans.; H. venc Pansamas. 9. B.C.F. levede; C.E. brachte; H. men bracht Pansames.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken