Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch
Afbeelding van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het MiddelnederlandschToon afbeelding van titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.04 MB)

XML (0.98 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

(1898)–S.S. Hoogstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Hoe Saraballa verlof ghecreech van Alexander enen tempel te stichten opten berch van Garisim.
Cap. XXI.Ga naar voetnoot+

1Doe Darius sijn heere eerst vergaderde om tegen Alexandrum te

[pagina 73]
[p. 73]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

2striden, so wart Saraballa verblijt, dien hy prince ghemaect 3hadde over die rieviere Effraten. Ende hy peinsede dat hyGa naar voetnoot3 4Darium te gemoete varen soude, als hy Alexandrum verwonnen 5had ende bidden hem oerlof, dat hy Manasse, synen ghehilictenGa naar voetnoot5. 6zoen, mochte enen tempel maken opten berch van Garisim, 7want Saraballa was so out, dat hy selve ten oerloge niet en 8voere. Mer het gheviel anders dan dat hy gewaent hadde, 9want Alexander ende die Grieken verwonnen Darium ende sijn 10heer ende vingen sijnre moeder, sijn wijf, sijn kynt ende sinenaant.Ga naar voetnoot10. 11broeder, als voirseit is. Na desen strijt houden enige boeke, 12Ga naar margenoot+ dat Alexander eerst quam in Siriën ende wan Damas ende 13Sidonen ende beleyde Tyrum. Doe nam Saraballa mit hem 14VIIIM uitvercoren manne ende voir Alexandrum te helpe endeaant.Ga naar voetnoot14. 15seide, dat hy hem liever hadde te dienen dan Dario, ende dat 16hy hem opgeven soude die steden, die onder hem waren. Ende 17Alexander ontfincken eerlic. Ende doe Saraballa die tijt te punteGa naar voetnoot17. 18sach, so seide hy Alexandro, dat hy hadde enen gehilicten zoen 19Manasses, die des princen broeder was vander Joden papeGa naar voetnoot19. 20ende dat voel Joden mit hem waren. Ende sy seiden, dat syGa naar voetnoot20. 21gheerne souden maken by sinen oerlove op een sonderlinge stat

[pagina 74]
[p. 74]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

22enen tempel; ende hy seide, dat dit Alexandro zeer oerbaerlic 23wesen soude, want, worde aldus der Joden macht in tween ghedeilt, 24so en souden sy niet lichte mogen jegen hem steken. 25Ende Alexander gaf hem oerlof ende doe ginc Saraballa harde 26eernstelic stichten enen tempel ende een outair opten berch van 27Garisim. Ende dese tempel stont, tot datten die Romeyne destrueerden. 28Ende hier makede hy Manassen, sinen zoen, prince 29der papen. †

voetnoot+
Cap. XXI. ontbr. in den Sp. Hist; het is genomen uit de Hist. Scol., lib. Hester. Cap. IV. Zie Inleid
[tekstkritische noot]2. H. wort 3. C.E.G. had; H. der ryvier. 4. C. alse; E.G.H. ghemoet. 5. H. hadde ende bidden om. 6. B.E.F.H. behuweden sone; B. enen (ontbr.); H. opden; H. van (ontbr.). 7. C. alt; C. selven; E.F.H. selve (ontbr.). 8. E.H. voer; F.H. dat (ontbr.) hy; B.C.G. had. 10. C.E.F.H. sijn moeder; G. sijn moeder; sijn kint, sijn wijf ende sijn; B.E.F. ende sijn wijf ende sijn kint. 11. B. alsoe; H. so; C. halden sommige; E.F. boeken. 12. B. yerst; C. Damasco. 14. B.F. uutvercorenre; C.E. mannen; B.C.E.F. helpen; H. hulpe. 15 B.G. had; B.E.F. Dariusse. 16. G.F. stede. 17. C. Alex. die ontfinck oen eerliken; G. ontfincke; B.E.F.H. te punt; C. punten. 18. E. so sprac hy tot; B.E.F. behuweden; C. ghehilicten; F. sone 19. C. Manasse; B.E.F.H. die des princen van den Joden papen brueder (E.H. broeder) was; G. papen. 20. F. vele; G. Joedeschen pape. 21. C. gern. 23. E.F. op enen; G. sonderlingen; G. stede.
voetnoot3
Hist Scol. Cap. III: Hic praesecit regionibus trans flumen Saraballam.
voetnoot5.
l. behilicten zoen. Hist. Scol: genero suo. Zie varianten, ook 19.
voetnoot10.
Zie de aanteek.
margenoot+
fo. 73b.
voetnoot14.
Zie de aanteek.
voetnoot17.
Hist. Scol.: practerea dixit ei.
voetnoot19.
d.w.z. die de broeder was van den Hoogepriester (= prince van den papen) der Joden. cf. reg. 28; cap. XXII. 2.
voetnoot20.
l. Ende hy seide. Hist. Scol. IV: quos velle ajebat sub eo templum constitutis locis aedificare.
[tekstkritische noot]22. F. Enem tempel; E. hi (ontbr.); F. eerbelic; H. orbelic. 23. B.E.F.H. dus; E. twien. 24. B.F. soude sy; C. licht jegen hem moeghen; E. teghem; lichtelic; H. mogen (ontbr.). 25. C. Alex. die; B. gafs; 26. C. ernsteliken; G. eernsteliken; H. naerstelic; B F. ene tempel; C. altaer. 27. G.H. desen; B.E.F.H. tempel (ontbr.); B.F. totte; C. dat oen; B.E.H. Romeynen destruweerden. 28. C. maekten; B.E.F.H. sinen zoen (ontbr.); vanden papen.
Opschrift: B.E. den groten pape; D. den grote pape; G. pape; C. van Jherus. (ontbr.); B. om solaes screef; D.E.F. om salcoers screef; G. om helpe screef; H. om salcoers sende; E. Cap. XXII (ontbr.); H. Ca. XXI.
1. C. had; F. had, hoe. 3. F. salcoerts; B. sonde; G. seynden; H. sende; C. provande liet; H. prevancie. 4. B.E.F.H. sijns heeren behoef; G. hi hi; C.F.H. den tribuut; E. dien (ontbr.) 5. C.G. den hi; H. die hi; plech. 6. C.E.F.G.H papen; B.E.F.H. aldus (ontbr.); E.H. een eet. 7. C.H. hy die niet; E.F. hi hem dien niet. 8. C. leveden; G. leeft; H. wort; E. gram; C. dreygeden den Joeden. 9. E. seide (ontbr.); E.F.H. ghewaer; C. solden werden; G. warden; H. worden; G. seuldigh werden; halden. 10. C dracht; E drachten.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken